2. HOE VRIJ ZIJN WIJ ALS MENS
Zo begon het zoekplaatje van de mens. Hij
was een individu, dat zich alleen bewust
was van zijn afkomst, zijn nageslacht, zijn
territorium en hoe te overleven tussen zijn
geboorte en zijn dood. Hij moest zich
handhaven op een bepaald stukje gebied,
dat hij tijdelijk of blijvend aantrekkelijk
vond, naarmate hij daarop kon jagen of
verbouwen. Zijn enige problemen waren
veiligheid, huisvesting, voedsel, kleding,
voortplanting, bescherming tegen de
koude, wilde dieren of andere belagers.
Het enige recht dat hij kende, was het
recht van de sterkste. Voor de rest was hij
een vrij wezen, zonder verdere
verplichtingen.
In een later stadium ontdekte de mens, dat
families in groepen betere
overlevingskansen hadden en zo
ontstonden kleine gemeenschappen.
ZO BEGON HET
Van meet af aan was de mens zich bewust van sterke machten om hem heen.
Gebeurtenissen en omstandigheden waarop hij als mens geen invloed kon uitoefenen,
doch die wel zijn leven bepaalden zoals: seizoenen, natuurrampen, zons- en
maansverduisteringen, onweer en dergelijke.
Hij trachtte deze voor hem angstaanjagende gebeurtenissen te bezweren of een voor hem
gunstige afloop af te smeken. Sommige rampen werden als straffen ervaren maar er kon
een zondebok gezocht worden, die dan ofwel bestraft moest worden, dan wel geofferd.
Zo werd de kiem gelegd voor een vorm van geloofsbeleving, de natuurreligie, de eerste
mystieke beleving van iets, dat machtiger was dan de mens en buiten hem om van alles
liet gebeuren in een wereld, die hij niet in zijn totaliteit kon overzien en voor hem net zo
goed onbegrensd kon zijn.
Met het ontstaan van de allereerste gemeenschappen kwam ook het besef, dat er een
leider of aanvoerder moest zijn. Dat er machtsverhoudingen waren en dat de macht van
de leider berustte op de loyaliteit van de hem toegedane krijgers. Krijgers waren immers
onontbeerlijk voor veiligheid en bescherming van zon gemeenschap.
Er kwamen eenvoudige taakverdelingen en er kwam toezicht op het reilen en zeilen
binnen de groep. Zo ontstond dus ook de noodzaak, dat er op orde en naleving van de
gestelde regels werd toe gezien, gevolgd door een eventueel ingrijpen van de leider bij
conflicten.
Het individu leverde een stuk vrijheid in voor veiligheid en het profiteren van vaardigheden,
die hij kon uitwisselen met anderen. Hetzij als jager, als visser, als landbouwer of maker
van eenvoudige wapens of kleding. Hij onderwierp zich vrijwillig aan een aantal
beperkingen voor een leven in een gemeenschap.
3. Ook ontstaat - naast de macht van de leider en zijn krijgers - de macht van de
medicijnman of -vrouw, de sjamaan, de priester(es) of degene, die op 辿辿n of andere wijze
de wil van de Goden kon vertalen.
Hier ontstaan de mogelijkheden de minder aangename kant van de mens te leren kennen:
door het naar zich toetrekken van macht, overwicht op anderen, verwerven van aanzien
en rijkdom.
Tot in de Middeleeuwen bestonden er nauwelijks hechte gemeenschappen die zich over
grote grondgebieden uitstrekten. Het Recht bestond bij de gratie van overlevering en
tradities. Van rechtsvorming of wetgeving was geen sprake. Je had wereldlijke en
geestelijke heersers. Weliswaar stonden de meeste van hen in een leenverhouding tot een
vorst, doch in principe kon (lagere) iedere heerser voor het
grootste deel zelf bepalen wat wel of niet toegestaan was.
Mensen, zelfs hele families konden iemands eigendom zijn
de z.g. lijfeigenen en macht is dan een uit de hand gelopen
zaak. Dit FEODALE stelsel houdt stand tot de vijftiende eeuw
en feitelijk tot het ogenblik, dat de kerkelijke eenheidscultuur
uiteenvalt en er andere verbanden in de samenleving ontstaan,
zoals verschillende kerken, gilden, onafhankelijke steden door
verwerving van stadsrechten -, kleine staatjes, universiteiten,
verschillende scholen enz.
Er komt meer kennis onder het gewone volk en er worden discussies op gang gebracht
door verlichte geesten en filosofen. Je zou kunnen stellen, dat in vooral de achttiende
eeuw een bewustwordingsproces op gang komt onder invloed van een beweging die men
nu nog betitelt als de Verlichting of de Renaissance.
Met name in de Natuurrechtschool wordt al in de zeventiende eeuw gebrainstormd over
rechten die de mens van nature toekomen en vrijheidsrechten voor alle burgers.
Natuurrecht is tot vandaag de dag een verzamelnaam voor een aantal zeer
uiteenlopende concepties, die allemaal dit gemeen hebben, dat zij boven de door
onverschillig welke - overheid opgelegd en onvolmaakt recht, het recht stellen dat zijn
geldigheid ontleent aan de natuur zelf.
De Engelse filosoof John Locke stelde, dat de taak van de overheid zich dient te beperken
tot het beschermen van leven, vrijheid en eigendom van de burgers. Daarnaast behoort
de overheid de krachtens het natuurrecht geldende regels duidelijk te preciseren en op
hand-having daarvan toe te zien.
John Locke publiceerde in 1690 zijn Two Treatises of Government (Twee
verhandelingen over het staatsbestuur). Hij beschrijft daarin, dat de mens in een
natuurstaat in een toestand van absolute handelingsvrijheid leefde en zelf kon bepalen wat
hem goed dunkte binnen de grenzen van de redelijkheid. Daartegenover stond, dat ieder
individu zelf voor de handhaving van de eigen gestelde regels moest zorgen.
Sluit hij zich nu aan bij een staatsgemeenschap of politieke gemeenschap, dan gebeurt dit
door het sluiten van een sociaal contract. De mens geeft dan vrijwillig het recht op om
zelf de regels van het natuurrecht te handhaven en laat het aan de overheid over om zijn
grondrechten te beschermen.
Hoofdregel van het natuurrecht was dat de mensen geen schade mochten toebrengen aan
elkanders leven, gezondheid, vrijheid of eigendom. De staat moest deze
onvervreemdbare grondrechten waarborgen in ruil voor de beperking van vrijheid.
4. De grondrechten die Locke in zijn Treatises noemt zijn:
- het recht op leven
- het recht op eigendom
- het recht om een politieke gemeenschap te kunnen vormen
- het recht om sociale contracten te kunnen sluiten
Hij propageerde ook het beginsel van de machtenscheiding:
de WETGEVENDE -,
de UITVOERENDE en
de RECHTERLIJKE MACHT.
In zijn TRIAS POLITICA heeft Montesquieu deze gedachte nader uitgewerkt, waarin hij
duidelijk uiteenzet dat deze drie overheidsmachten over verschillende, van elkaar
onafhankelijke staatsorganen moet worden verdeeld om machtsconcentratie en
machtsmisbruik te voorkomen.
Montesquieu was lid van het gerechtshof te Bordeaux en politiek theoreticus die
gedurende zijn vele reizen door Europa een studie maakte van de verschillende typen van
staatsinrichting, zoals de republiek, de monarchie en de despotie.
Hij kwam tot de conclusie dat er geen betere waarborg tegen willekeur en machtsmisbruik
bestaat, dan de taken die de overheid uitoefent te scheiden en toe te delen aan drie
verschillende, van elkaar onafhankelijke organen.
In 1748 schrijft hij in zijn boek: De lEsprit des Lois (Over de geest van de wetten) onder
meer:
De politieke vrijheid van een staatsburger wordt bepaald door de gemoedsrust die
voortkomt uit de overtuiging dat eenieder veilig is; en om zon vrijheid te hebben, moet
het overheidsbestuur zo zijn ingericht dat de ene burger de ander niet hoeft te vrezen.
Als in 辿辿n en dezelfde persoon, of in 辿辿n en hetzelfde gezagsorgaan, de wetgevende
macht is verenigd met de uitvoerende macht, bestaat er absoluut geen vrijheid, omdat
men dan kan vrezen dat dezelfde monarch of dezelfde senaat tirannieke wetten zal
maken om ze tiranniek uit te voeren.
Er bestaat ook geen vrijheid als de rechterlijke macht niet gescheiden is van de
wetgevende macht en de uitvoerende macht. Als zij was gekoppeld aan de
wetgevende macht dan zou de macht over leven en vrijheid van de burgers willekeurig
zijn; want de rechter zou wetgever zijn. Als zij was gekoppeld aan de uitvoerende
macht zou de rechter de macht van een onderdrukker kunnen uitoefenen.
Alles zou verloren zijn als dezelfde persoon of dezelfde groep van notabelen, hetzij
afkomstig uit de adel hetzij afkomstig uit het volk, alle drie de machten zou uitoefenen:
wetten maken, publieke besluiten uitvoeren en oordelen over misdrijven en geschillen
tussen burgers.
Montesquieu en de Duitse filosoof Kant kunnen als de
grondleggers van het LEGALITEITSBEGINSEL
worden beschouwd. Het legaliteitsbeginsel houdt in, dat er
aan de vrijheid van burgers geen andere beperkingen mogen
worden gesteld, dan die, welke in door
volksvertegenwoordigers aanvaarde en voor iedereen
geldende wetten zijn vastgelegd.
5. Ondanks het verheugende feit dat men dus in Europa hierover - en andere daarmee
samenhangende aangelegenheden - al diep aan het nadenken was, is het aan de
Amerikaanse Onafhankelijkheid in 1776 te danken, dat de eerste geschreven Grondwet het
levenslicht zag.
In 1787 kwam de federale Constitution of the United States of America tot stand.
Deze grondwet of constitutie bevatte een regeling van het regeringsstelsel en de
staatsvorm (Frame of Government). Door middel van tien amendementen (Bills of Rights)
werden in 1791 een aantal grondrechten aan deze oorspronkelijke grondwet toegevoegd.
In Frankrijk brak de Franse Revolutie uit en naar Amerikaans voorbeeld besloot de
nationale vergadering (Assemble辿 Nationale) een eigen constitutie op te stellen en
in 1791 was de eerste geschreven grondwet in Europa een feit!
Er is ooit eens gezegd, dat men in de grondwet van een land de littekens van zijn volk kan
zien en het is daarom niet zo verwonderlijk, dat er vier golven van constitutionalisering zijn
geweest na diep donkere tijden, t.w.:
eind achttiende eeuw tengevolge van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog
en de Franse Revolutie;
midden negentiende eeuw na een tweede golf van revoluties in Frankrijk en
Duitsland;
in de twintigste eeuw na de eerste en tweede
wereldoorlog.
Nu heeft de geschiedenis geleerd dat overheidsmacht
vaak leidt tot misbruik, zeker als teveel macht wordt
geconcentreerd en zich in handen bevindt van enkelen.
Vanaf de Franse Revolutie van 1789 heeft men getracht
om het politiekstaatkundige bestel op democratische
grondslag te vestigen.
Het begon dus met een liberale staatsvisie, waarbij men de willekeur van vorsten,
grootgrondbezitters en andere heersertjes aan banden wist te leggen. Maar de macht van
het kapitaal bleef en dreef een wig tussen de verschillende bevolkingsgroepen, waarbij
alweer een groep schaamteloos profiteerde van anderen. En de reactie hierop werd de
macht van het getal, de macht van de massa, verenigd in vakbonden en arbeiderspartijen,
de opkomst van het socialisme.
Het idee van de liberale staat werd omgebogen naar de sociale verzorgingsstaat, waarbij
de overheid een aantal sociale en economische taken op zich nam om betrekkingen in de
samenleving te structureren en bepaalde grondrechten te waarborgen.
Daarmee werden weliswaar weer een aantal individuele vrijheden beperkt, docht het
gelijkheidsbeginsel voor de burgers was ermee gediend.
Onze maatschappij raakte echter in een stroomversnelling en het spoor bijster. In plaats
van overheidsmacht aan banden te leggen, werd macht uitgebreid onder het mom van
decentralisatie en heet nu privatisering,
de Staat der Nederlanden is een Constitionele Monarchie en als zodanig een
georganiseerde rechtsgemeenschap van overheid en onderdanen (juridische functie) op
zijn historisch tot stand gekomen (door andere Staten erkend) grondgebied, terwijl zijn
machtsfunctie berust op het monopolie van de zwaardmacht (leger, vloot en luchtmacht).
De waarde van de rechtstaatgedachte voor de democratie (om de vrijheid van de burgers
te waarborgen) vinden we terug in de Grondwet die het overheidsgezag beperkingen
oplegt - en het actieve en passieve kiesrecht.
6. Tussen onze Staat als overheid en zijn
onderdanen bestaat een gezagsverhouding, de
zogenaamde verticale relatie, die
gehandhaafd wordt door de politie of andere
daartoe bevoegde instanties.
Minder intensieve verticale relaties vinden we binnen
instellingen, verenigingen,
politieke partijen, kerken, op scholen,
binnen het bedrijfsleven, de vakbond enz..
Naast GEMEENSCHAPSBETREKKINGEN bestaan MAATSCHAPSBETREKKINGEN,
waarbij de betrokkenen op voet van gelijkheid staan binnen een zogenaamde
horizontale relatie.
Het had zo mooi kunnen zijn, maar vindt U in onze huidige samenleving nog iets hiervan
terug? Overal vinden middels fusies weer machtsconcentraties plaats, terwijl het begrip
MACHT zich weer overal in ons denken en handelen heeft genesteld als een mentaal
virus. WINST is het Credo van onze tijd en de normen en waarden worden hieraan
ondergeschikt gemaakt.
Alles heeft nu eenmaal zn v坦坦r en zn t辿gen, dus ook de democratie.
Inmiddels hebben we ook de keerzijde van de democratie uitbundig leren kennen.
De vraag is alleen: zijn we ons daar van bewust of laten we dit overdonderd door de vele
technologische ontwikkelingen en vooral politiek aangestuurde ethiek- geheel murw over
ons heenkomen, zonder al te diep te durven of willen nadenken.
De grootste onbenul kan zich verkiesbaar stellen en ons staatsbestel vervuilen met
verregaande afwijkende of verwrongen gedachtespinsels;
Iedereen mag de meest onbenullige of verwrongen idealen uitdragen en zijn omgeving
ermee besmetten;
Iedereen mag eindeloos discussies voeren over normen en waarden, totdat de
gesprekspartner met de langste adem de tegenstander plat heeft. Want de vaste
waarden op grond van religie, natuurwetten en kennis van de mens en zijn historische
en natuurrechtelijke achtergronden ontbreken en slechts weinigen hebben er
voldoende weet van. Een discussie heeft tegenwoordig dus onvoldoende
uitgangspunten die tot axioma kunnen dienen.
Een vaag uitgangspunt levert een vage uitkomst en vanwege gewenning door de jaren
heen kunnen foutieve gedachten tot erkende uitgangspunten verworden.