2. Frederickson & Smith h6
Postmoderne theorie is de antithese van het
positivisme en de logica van objectieve sociale
wetenschappen.
Postmoderne theorie verwerpt de mogelijkheid dat
enig paradigma de universele waarheid over enig
sociaal fenomeen kan produceren.
Grote invloed gehad op Institutionele theorie en
Public Management theorie.
3. Frederickson & Smith h6
Barnard (1948) interpreteert Hawthorne experimenten:
Organisatie = sociale omgeving behoefte aan erkenning
en mentale steun.
Informele kenmerken van de dagelijkse gang van zaken
belangrijker dan formele bureaucratische structuur.
McGregor (1960): X en Y theorie
Midden jaren 60: humanistisch organisatieperspectief in
opkomst in bestuurskunde, grotendeels gebaseerd op werk
van Barnard en McGregor.
4. Frederickson & Smith h6
Postmoderne theorie is een subjectieve
benadering om sociale fenomenen te bestuderen,
die zich richt op taal, context van interactie en
sociaal construct van de werkelijkheid.
Twijfel aan wetenschappelijke claim op continu
accumulerende kennis en daarmee aan de
positivistische, empirische onderzoeksmethoden.
5. Frederickson & Smith h6
Grote vragen bij de traditionele hoekstenen van
toegepaste bestuurskunde, vooral aan de
autoriteit en legitimiteit van hi谷rarchische,
bureaucratische organisaties en hun
vertrouwen in technocratische experts.
Nieuwe wetenschappelijke richtingen in de
bestuurskunde en ontwikkeling van meer
interactieve vormen van bestuur.
6. Frederickson & Smith h6
Beoordeling van Postmodernisme als theorie is
lastig, omdat het beoordeeld wordt op
maatstaven die de theorie juist ter discussie
stelt.
Stelling:
Postmodernisme, filosofisch wereldbeeld of
middel om de wereld wetenschappelijk te
verklaren?
7. Bogason 2001
Postmodernisme:
Metatheorie die berust op sociaal-constructivisme,
anti-foundationalisme, narratieve en linguistische
analyse, pragmatisme en quantum-theorie
Ambigue en controversieel, ook binnen de
wetenschap
PAT-net
11. Bogason 2001
Blacksburg Manifesto (jaren tachtig):
Als het ambtelijk apparaat zich los kan maken
van de politiek, wordt het prestige van de
bureaucratie weer opgevijzeld.
jaren negentig:
Goodsell
Wamsley
Jay White
Farmer
12. Bogason 2001
Waarheid met grote of kleine W
Derrida decentered-self : het zelf is geconstrueerd in taal.
deconstructie, poststructuralisme, postmodernisme (?):
Relatie tussen teken en referent ligt niet vast, maar wordt
bepaald door context, politieke overtuiging en vooroordelen
van zender en ontvanger.
Er is geen tekst, er is alleen maar interpretatie
Structuralisme legt nadruk op synchronische benadering ten
koste van diachronische:
niet dynamiek en ontwikkeling zijn van belang, maar de
werking van het systeem als geheel in een gegeven tijdperk.
13. Bogason 2001
Fox & Miller (1993 ): postmodernisme betekent een
radicale verandering in ons begrip van de wereld:
van centralisatie naar fragmentatie
van grote theorie谷n naar min of meer circumstantial
evidence
verschil in plaats van overeenkomst
van gegeneraliseerde onderzoekseenheden naar
fragmentatie
van Newtoniaanse fysica/ causale theorie naar
Heisenbergs kwantumfysica, de onvoorspelbare
analyse van de microkosmos, waar de interventie
van de onderzoeker wordt gevoeld
14. De Graaf e.a. 2009
Begrip van corruptie en de oorzaak daarvan: betwistbaar.
Daarom kritisch kijken naar het discours (Foucault,
Bourdieu) en wetenschappelijke resultaten.
Vanuit verschillende belevingen van de sociale
werkelijkheid kunnen verschillende percepties ontstaan
over de oorzaken van corruptie.
Daarom voorzichtig met beschuldigingen van corruptie
vanuit onze Westerse, Weberiaanse invalshoek.
15. De Graaf e.a. 2009
Bourdieu (1992): reflectieve inslag tijdens onderzoek
Lennerfors (2008): vraagt ambtenaren om te reflecteren op
voors en tegens van grijs gebied en op duidelijke regels.
Lennerfors waarschuwt voor focus op regels in plaats van
onderliggende waarden.
Reflectie is ook nodig op de grenzen tussen publieke en
private omgeving, en, door de burgers, op de redenen
achter de beschuldigingen van corruptie die zij lezen in de
krant.
16. De Graaf e.a. 2009
T辰nzlers project (2007) zoekt middelen om de
corruptiepreventie in de EU te optimaliseren.
De verschillende percepties van de oorzaak van
corruptie zijn een groot probleem in de strijd tegen
corruptie.
Door de verschillende percepties van corruptie helder
te krijgen kan de aansluiting hier tussen en met de
beleidsmaatregelen ertegen verbeteren.
17. Stelling
Context, zoals sociale, geografische en historische
omstandigheden, heeft een bewezen invloed.
Voortaan van hier uit kijken naar de corruptie, het
onderzoek en de remedie.
In hoeverre moet deze context worden meegenomen in
de beoordeling/berechting van corrupte ambtenaren?
Stelling: een corrupte ambtenaar mag in [een bepaald
land] niet worden veroordeeld omdat corruptie daar bij de
cultuur hoort.