15. Kleurenruimtes
• We zagen echter : Y = 0,30 R + 0,59 G + 0,11 B
• Y is daarbij de luminantie (lumi-signaal)
• We kunnen dus R, G en B in elke pixel meten
bij de opname en overbrengen als signaal (dit
heet ‚werken in de RGB kleurenruimte‘
• Dan kunnen we steeds uit die drie
componenten Y berekenen
17. Kleurenruimte
• Omgekeerd kunnen we ook Y overbrengen en
twee van de drie kleuren. Met de vergelijking
berekenen we dan de derde kleur hieruit.
• Y = 0,30 R + 0,59 G + 0,11 B
• We kiezen bv om Y, R en B via een signaal over
te brengen
• Dan is G hieruit te berekenen als
G = (1/0,59).(Y - 0,30 R – 0,11 B)
18. Kleurenruimte
• De drie grootheden Y, R en B vormen dus ook
een kleurenruimte.
• Voordeel : Grassman > oog is gevoelig voor Y
en minder gevoelig voor de kleurwaarneming
> we moeten alleen de Y heel nauwkeurig
beschrijven en beide kleursignalen mogen wat
‚eenvoudiger‘ beschreven worden
• Nadeel : men kan in Y, R, B minder kleuren
vormen dan in R, G, B
20. Kleurenruimte
• In de praktijk wordt er voor de vorming van
videosignalen meer gewerkt met de
kleurverschilsignalen dan met de
kleursignalen zelf (technisch interessanter)
• Kleurverschilsignalen :
– Men noemt B – Y = U
– En R – Y = V
21. Kleurenruimte
• Bij digitale videosignalen gebruikt men meer
de notatie Cb en Cr i.p.v. U en V :
– Cb = B – Y
– Cr = R – Y
• Zijn de signalen met een gradatiecorrectie
voorzien, dan is de notatie Pb en Pr ook
gebruikelijk.
25. Kleurenruimte
• Zo ontstaat de kleurenruimte Y,U,V of Y,Cb,Cr
• In de figuur is te zien dat die kleurenruimte
kleiner is dan de kleurenruimte RGB, zodat
later, bij een digitale beschrijving, met een
gelijk aantal bits/woord minder kleuren
kunnen beschreven worden
26. Indien men wil, kunnen U en V (of Cb
en Cr) samengevoegd worden tot 1
enkel chrominantiesignaal (chromi)
• Die chromi ontstaat door een
kleurendraaggolf te kiezen : 4,43 MHz
• Daarop worden dan U en V gemoduleerd in
een QAM (quadratuur amplitude modulatie)
27. QAM
• U wordt op die kleurendraaggolf (KDG) in AM
gemoduleerd
• V wordt in AM gemoduleerd op diezelfde KDG,
nadat die KDG eerst 90° in fase werd gedraaid
32. Kann men U en V herwinnen uit het
QAM-chrominantiesignaal K (of C)?
33. Herwinnen U en V
• Dus : om de 90° samplen
• D.w.z. : 4 keer per periode van de KDG een
sample nemen
• Dus wordt de chromi gesampled op 4,43
MHz/4 >>> ongeveer 1,11 miljoen
samples/seconde
• Hiervan zijn er de helft van U en de helft van V
36. Spectrum van analoge video
• Standaard definitie
• 625 lijnen, waarvan 575 lijnen zichtbaar zijn,
dus verticale resolutie is 575 pixels
• Men realiseert een horizontale resolutie die er
hetzelfde uitziet als die verticale resolutie
• Normen werden gesteld voor 4:3 beeld
• Kleur : U en V in QAM vormen de chromi
37. Spectrum van analoge video
• Indien men de lumi en de chromi bij elkaar
optelt, heeft men een composiet video
signaal. In de ontvanger kan men lumi en
chromi weer scheiden met filters die het juiste
frequentiedeel er uit filteren
• Indien men lumi en chromi over een apart
kanaal overbrengt : verbeterde composiet, of
ook Y/C video of S-video formaat genoemd.
38. Spectrum van analoge video
• Men kan natuurlijk ook de QAM nog
achterwege laten : component video
– Ofwel Y, U en V over een apart kanaal
– Ofwel R, G en B over een apart kanaal
40. Spectrum van analoge video
• Met de eerder geformuleerde normen :
bandbreedte van 5 MHz voor de lumi
• bandbreedte van 1,3 MHz voor de chromi
• Dit waren de normen bij de vroegere analoge
televisieuitzendingen
• Hierop heeft men zich gebaseerd om nadien
digitale standaarden te ontwikkelen voor SD-
video en TV
47. Helderheidsmodulatie
(beeldmodulatie)
Kiezen voor een standaard spanning voor het
videosignaal : in principe 0V < ….. < 1V
Voor het beeldmodulatiegedeelte gebruiken
we ca 75% van die spanningsruimte ; de
overige 25% van de mogelijke spanningszwaai
dient voor besturingspulsen die in het systeem
nodig zijn
49. Onderdrukking
• Aan het einde van elke lijn, moest bij de
beeldbuis de elektronenstraal ‚terugspringen‘
(terugslag) naar het begin van de volgende lijn
• Aan het einde van elk raster, moest bij de
beeldbuis de elektronenstraal ‚terugspringen‘
naar het begin van het volgende raster
• Die terugslag moest onzichtbaar blijven :
gedurende de terugslag ‚zwart‘ schrijven
• Voor die onderdrukking werden tijden voorzien in
de normen : terugslagtijd
51. Synchronisatie
• Voor elke beeldlijn een lijnpuls zetten die het
begin van de lijn aangeeft voor de ontvanger
• Voor het begin van elk raster (field) een
afgesproken reeks pulsen zetten
(„rasterpulsentrein“) die het begin van een
lijn aangeeft.
52. Onderdrukkings en
synchronisatiepulsen
• Deze pulsen worden op een spanning gelegd
die nog ‚zwarter dan zwart‘ voorstelt.
• Daardoor ontstaat de ‚25% spanningsruimte‘
die we voor besturingspulsen wilden
vrijhouden
• De beeldmodulatie zelf blijft dan tussen wit en
zwart in die overige 75% van de
spanningszwaai zitten
54. signaalspanningen
• Bij componentvideo : alle signalen liggen binnen
de aangegeven signaalgrenzen 0-0,7V
• Bij verbeterde component : idem
• Bij composiet leidt de optelling van Y en C tot een
oversturing (signalen van de som treden buiten
de grenzen 0V – 0,7V >> moet met
reductiefactoren vermenigvuldigd worden om
goed te werken.
• Gevolg : in composietvideo liefst geen 100%
gesatureerde kleuren gebruiken.
56. Principe van de ¾±²Ô³Ù±ð°ù±ô¾±²Ô¾±Ã«°ù¾±²Ô²µ
(interleaeving)
• Doel : de indruk van vloeiende beweging
verbeteren zonder meer beelden/s nodig te
hebben (en dus zonder een grotere bandbreedte
te moeten hebben)
• 25 beelden/ is te weinig voor vloeiende beweging
• Elk beeld 2 keer laten zien (zoals in de film) zou
de bandbreedte verdubbelen
• Daarom : elk beeld wel twee keer tonen, maar
de ene keer de oneven, daarna de even
beeldlijnen
59. Analoog : composiet
Composite video : GELE cinchconnector
De bijbehorende audio : 2 x cinch-connector voor stereo (bv
rood en wit of zwart en wit...) ofwel 5 0f 6
cinchconnectoren voor 5.1 systeem
60. Analoog : verbeterde composiet
Video : S-video connector (2 pinnen voor luminantie-
en 2 voor chrominantiesignaal
Audio : 2 (stereo) of 5 of 6 connectoren (5.1 systeem)
61. Analoog : component
Video : 3 cinchconnectoren (R, G en B) die ofwel een RGB
signaal voeren, ofwel een Y Cb Cr signaal
Audio : 2 (stereo), 5 of 6 cinchconnectoren (5.1 systeem)
62. Professioneel :
Video : BNC connectoren ipv cinch
Audio : heel vaak geen cinch maar XLR of
Jack
63. Jack :
• Bestaat in twee-pin (mono) of drie-pin (stereo
of gebalanceerd)
• Bestaat in verschillende diktes : meest
gebruikelijk 6,4 mm en 3,5 mm (computer,
hoofdtelefoon)
64. SCART :
21 pins-connector : bevat zowel audio- als
videoinputs EN outputs + datalijn
Vrijwel nooit alle pinnen ook effectief aangesloten!
67. Interfacing met de computer :
• Externe interfaces die de standaard audio en
video connectoren hebben
• Aansluiting van die toestelletjes op de
computer via USB of firewire (IEEE1398)
• Eventueel insteekkaarten in desktop Mac of
PC
68. Speciaal geval : VGA aansluiting
• Tussen beeldmonitor of projector (beamer) en
computer/laptop
• Is een analoge aansluiting
• Verschillende versies
– R G B en de sync-signalen mee op de G lijn
– R G B en een aparte sync lijn
– R G B Hsync en Vsync lijnen (R,G,B,W,Z)