2. Leiderschap
De leidinggevende:
1. ontwikkelt samen met zijn team een collectieve ambitie;
2. inspireert mensen en betrekt ze bij de strategie;
3. communiceert op tijd en eerlijk; is present en luistert;
4. is duidelijk over het resultaat en geeft feedback;
5. treedt assertief op naar mensen die niet goed (meer) zijn in
hun vak;
6. fungeert als hitteschild voor de ruis van boven en opzij;
7. heeft een gezaghebbende, maar dienende en bescheiden
houding;
8. stuurt op flow, dus op vakdeskundigheid en plezier in het
werk.
3. Transitie samenleving
• Van verticaal naar horizontaal
• Van centraal naar decentraal
• Van top-down naar bottum-up
10. 4. Spreid jij je leiderschap?
Ga naar de mier, luiaard, zie
zijn wegen en word wijs
Salomo
Hoewel hij geen
aanvoerder heeft, geen leidinggevende of heerser,
maakt hij zijn eten gereed in de zomer, verzamelt hij
zijn voedsel in de oogsttijd. (Spreuken 6:6-8)
12. Primaire proces
Collectieve ambitie
‘hogere’ doelen
Waarden en normen
De minister vindt …,
de inspectie verlangt …,
de gemeente heeft …,
het SWV besluit …,
het bestuur stelt voor …
De
ouders
willen …,
de
collega’s
zien wel
iets in …
En de leerlingen?
Mogen zij ook wat vinden?
Wordt daarnaar gevraagd?
Ruis van opzij Ruis van boven
13. 6. (Hoe) laat jij je mensen leren?
1-dimensionaal: gericht op kennis
2-dimensionaal: gericht op kennis en vaardigheden
3-dimensionaal: gericht op de leraar als persoon
Kennis
Ambachtelijke
vaardigheden
Persoonlijke kwaliteiten
Lang leren
Kort leren
Zijn uw leraren
‘uitvoerders’ of
‘ontwerpers’?