2. Wat zijn signaalwoorden?
 Verbanden in een tekst herkennen
Bijvoorbeeld:
 Opsomming
 Volgorde van tijd
 Vergelijking
www.maaikezijm.com
3. Opsomming
 Noemen van dingen achter elkaar.
Bijvoorbeeld:
 Als ik vrij ben ga ik altijd naar de Action. Daar
koop ik sokken, kaarsen, shampoo en een
flesje cola.
 Om te beginnen vind ik het leuk om te lezen.
Ook ga ik graag naar de bibliotheek. Verder
heeft mijn vader heel veel boeken die ik mag
lezen.
www.maaikezijm.com
5. Volgorde van tijd
 Gebeurtenissen kunnen in volgorde van tijd
staan
Bijvoorbeeld:
 Eerst ging ik naar de Action, daarna naar de
Aldi en ten slotte naar de Albert Heijn.
 Signaalwoorden: eerst, daarna, vervolgens,
toen, terwijl, dan, tot slot.
www.maaikezijm.com
6. Vergelijking
 Als een schrijver iets duidelijk wil maken.
 Overeenkomst of verschil
Bijvoorbeeld:
 De Action is goedkoper dan de Etos.
 Signaalwoorden: net zo als, in vergelijking met
www.maaikezijm.com
7. Vergrotende trap
 Meestal komt er bij de vergrotende trap –er
achter
Bijvoorbeeld
 Maaike is aardiger dan Jan
 Piet is groter dan Jan
www.maaikezijm.com
8. Tegenstelling
 Als in een tekst tegenstelde dingen worden
genoemd.
Bijvoorbeeld:
 Deze tas is klein, maar je kunt er best veel in
meenemen.
 Signaalwoorden: maar, toch, echter, daar staat
tegenover, hoewel, aan de ene kant, aan de
andere kant.
www.maaikezijm.com