2. PROGRAMMA OVERZICHT
INVENTARISEREN LEERVRAGEN
VERHOOGDE KWETSBAARHEID
WAT IS AUTISME
RELATIE VERSTANDELIJKE BEPERKING EN
AUTISTISCHE STOORNIS
DIAGNOSTISCHE PROBLEMEN
VERSCHIJNINGSVORMEN AUTISME BIJ
VERSTANDELIJK GEHANDICAPTEN
BEGELEIDING VAN AUTISTISCHE
ZORGVRAGERS
8. KENMERKEN
Beperkingen in sociale interactie
Beperkingen in verbale en niet-verbale
communicatie
Verarming in het verbeeldend vermogen
Opmerkelijke beperkte repertoire van
activiteiten en interesse
9. HOE UIT AUTISME ZICH?
Beperkingen in de sociale interactie
Beperkingen in de communicatie
Beperking in het verbeeldingsvermogen
Rigide denken en handelen
10. BEPERKINGEN SOCIALE
INTERACTIE
Problemen met zich inleven en
verplaatsen in de ander
Weinig begrip van sociale situaties
Problemen met wisselende en
onzichtbare sociale betekenissen
11. BEPERKING IN COMMUNICATIE
Moeite met abstract en vaag taalgebruik
Moeite met figuurlijk taalgebruik
Moeite met wat niet gezegd, maar wel
bedoeld wordt
Moeite met non-verbale communicatie
Kinderen met autisme denken concreet
en nemen alles letterlijk
12. BEPERKING
VERBEELDINGSVERMOGEN
Rigide denken en handelen
Weerstand tegen veranderingen
Voorkeur voor vaste routines en regels
Beperkte, eenzijdige interesses
Moeite met onderscheid fantasie -
werkelijkheid
13. EEN EIGEN COGNITIEVE STIJL
Abnormale prikkelgevoeligheid
-Hypergevoelig voor bepaalde prikkels
-Snel afgeleid
-Verwerking verloopt serieel en langer
Deel-waarneming
-Kan geheel niet overzien
-Detailgericht
-Moeite met generaliseren
(transfer/toepassing)
14. RELATIE VERSTANDELIJKE BEPERKING
EN AUTISTISCHE STOORNIS
ONGEVEER 70 / 80 % AUTISTEN IS
VERSTANDELIJK GEHANDICAPT
KLASSIEK AUTISME KOMT MEER VOOR
BIJ ERNSTIG VERSTANDELIJK
GEHANDICAPT
PPD-NOS KOMT MEER VOOR BIJ LICHT
VERSTANDELIJK GEHANDICAPTEN
15. DIAGNOSTISCHE PROBLEMEN
LASTIG OM GOED ONDERSCHEID TE KUNNEN
MAKEN.
VEEL KENMERKEN HETZELFDE:
CONTACTPROBLEMEN
INTERACTIE -/ COMMUNICATE PROBLEMEN
MOTORISCHE PROBLEMEN
DWANGMATIG GEDRAG
SOCIALE SITUATIE MOEILIJK BEGRIJPEN
16. DIAGNOSTISCHE PROBLEMEN
VERSCHIL IN INTERACTIE,
COMMUNICATIE EN SPEL
CONTACTSTOORNIS IS NOG GEEN
AUTISME
MULTIDICIPLINAIRE DIAGNOSTIEK
VEREIST
17. VERSCHIJNINGSVORMEN AUTISME BIJ
VERSTANDELIJK GEHANDICAPTEN
KWALITATIEVE BEPERKINGEN IN
SOCIALE INTERACTIES
BEPERKING IN COMMUNICATIE
BEPERKT EN HERHALEND
GEDRAGFSPROBLEEM
18. VERSCHIJNINGSVORMEN AUTISME
BIJ VERSTANDELIJKGEHANDICAPTEN
HET STARRE TYPE
BIEDT VERZET TEGEN VERANDERINGEN
BIJZONDERE INTRESSES VOOR
BEPAALDE VOORWERPEN / HANDELINGEN
HET GRILLIGE TYPE
MINDER ERNSTIG CONTACT GESTOORD
VERTONEN VAAK ZELFVERWONDEND
GEDRAG, PANIEKREACTIES, HEVIGE
ANGSTEN
19. VERSCHIJNINGSVORMEN AUTISME BIJ
VERSTANDELIJK GEHANDICAPTEN
NIEUWE PROBLEMEN TIJDENS
PUBERTIJD
GROOT RISICO OP EPILEPSIE
GRENSOVERSCHRIJDEND SEKSUEEL
GEDRAG
TOENAME ZELFVERWONDEND
GEDRAG EN AGRESSIEF GEDRAG
VERHOOGDE KANS DEPRESSIE
20. BEGELEIDING VAN AUTISTISCHE
ZORGVRAGERS
Bij de begeleiding is het verstandig rekening
te houden met het volgende:
Autisten lijken gevoeliger voor prikkels en de
selectie van zintuiglijke informatie is
afwijkend
Het prikkelfiltermechanisme werkt anders,
waardoor een directe benadering over kan
komen als een bombardement aan prikkels
.
21. BEGELEIDING VAN AUTISTISCHE
ZORGVRAGERS
Ze reageren heftig op veranderingen in het
leefpatroon.
Ze hechten aan vaste routines en vaste plekken.
Het aanleren van zelfredzaamheidshandelingen
lijkt veel concentratie te vragen, waardoor er
vulling lijkt op te treden die preoccupaties
(hardnekkige fixatie op bepaalde gedragingen of
voorwerpen) doet verminderen.
22. BEGELEIDING VAN AUTISTISCHE
ZORGVRAGERS
De omgang met autistische bewoners kan
gericht worden op:
Verminderen van prikkels, soms moet
gekozen worden voor een bijna kale
leefomgeving
Aanbieden van veel structuur
Afzwakken van de rigiditeit door binnen de
vaste patronen kleine variaties aan te
brengen
23. BEGELEIDING VAN AUTISTISCHE
ZORGVRAGERS
Niet al te rechtstreeks communiceren,
vanuit een lage expressed emotion
Trainen van zelfredzaamheid, waarbij
operante technieken gebruikt kunnen worden
Communicatie die (in sommige gevallen)
niet via het gesproken woord verloopt maar
via verwijzers.
24. MEDICATIE
Bij medicatie tegen de verschijnselen van
autisme wordt onderscheid gemaakt tussen
antipsychotica,
antidepressiva,
overige medicijnen en voedingssupplementen
(vitaminesupplementen of glutenvrij dieet).
Het bewijs voor de werkzaamheid van
medicatie of voedingsvoorschriften bij autisme
is zeer mager.
25. SPECIFIEKE THERAPIEEN
Voor autisme zijn specifieke therapie谷n
ontwikkeld :
Therapie betekent geneeswijze, maar
autisme (volgens de criteria van de DSM) is
tot op heden ongeneeslijk.
Dat de hieronder vermelde therapie谷n leiden
tot verbetering, staat niet onomstotelijk vast.
Bij elke methode zijn wel positieve resultaten
gemeld.
27. Mensen met autisme .
Hebben ook humor,
maar dan liefst humor
die expliciet is en
hen niet kwetst.
Bepaalde vormen van
humor zoals cynisme,
sarcasme, subtiele en
abstracte humor zijn
moeilijk te begrijpen
voor hen. Mensen met autisme zijn hierdoor
erg kwetsbaar
29. TOETSVRAGEN
Welk antwoord is juist? Kenmerken van een
verstandelijke beperking:
1. Zijn duidelijk af te scheiden van kenmerken die
verwijzen naar een pervasieve
ontwikkelingsstoornis.
2. Zijn niet duidelijk af te scheiden van kenmerken
die verwijzen naar een pervasieve
ontwikkelingsstoornis.
3. Zijn hetzelfde als de kenmerken van een
pervasieve ontwikkelingsstoornis.
4. Komen zelden voor in relatie tot een pervasieve
ontwikkelingsstoornis.
30. TOETSVRAGEN
Welke uitspraak is NIET JUIST?
1. Een kind met een ernstige verstandelijke
beperking is vaak niet of nauwelijks in
staat te reageren op hechtingsgedrag van
ouders.
2. Contacttherapie gaat uit van een
ontwikkelingsdynamische benadering.
3. Iemand met autisme kan vaak het geheel
niet overzien.
4. Iemand met autisme kan zich vaak wel in
anderen verplaatsen.
.
31. NABESPREKING
HOE HEB JE DEZE WIT ERVAREN?
WAT IS HET BELANGRIJKSTE LEERPUNT
DAT JE VOORJEZELF MEENEEMT ?