2. BIOTOOPBIOTOOP
= levensgemeenschap waarin dieren= levensgemeenschap waarin dieren
en planten samenleven. Ze zijnen planten samenleven. Ze zijn
afhankelijk van elkaar.afhankelijk van elkaar.
Voorbeelden:Voorbeelden:
4. VOEDSELKETENVOEDSELKETEN
= opeenvolging van planten en dieren die= opeenvolging van planten en dieren die
elkaar tot voedsel dienen. Aan het beginelkaar tot voedsel dienen. Aan het begin
van elke voedselketen staan planten.van elke voedselketen staan planten.
Stel zelf voedselketen op:
slang – valk – muis – bessen
9. VOEDSELPIRAMIDEVOEDSELPIRAMIDE
= voor een goed evenwicht in de natuur zijn er= voor een goed evenwicht in de natuur zijn er
steeds voldoende eters en prooien nodig.steeds voldoende eters en prooien nodig.
1 valk lust enkele vogels, enkele vogels eten1 valk lust enkele vogels, enkele vogels eten
veel bodemdiertjes en veel bodemdiertjesveel bodemdiertjes en veel bodemdiertjes
eten veel meer plantjes.eten veel meer plantjes.
Als 1 laag verzwakt of verdwijnt, wordt hetAls 1 laag verzwakt of verdwijnt, wordt het
samenleven van de planten en de dierensamenleven van de planten en de dieren
verstoord.verstoord.
10. VOEDSELKRINGLOOPVOEDSELKRINGLOOP
= systeem in de natuur waarbij dood= systeem in de natuur waarbij dood
materiaal en afvalproducten verwerktmateriaal en afvalproducten verwerkt
worden door afbraakorganismen totworden door afbraakorganismen tot
voedingsstoffen die opnieuwvoedingsstoffen die opnieuw
opgenomen worden door ander leven.opgenomen worden door ander leven.
= een kringloop van leven en dood= een kringloop van leven en dood