2. [Definitie]
 filosofische stroming die voortkomt uit de 17e
eeuwse wetenschappelijke revolutie en het
rationele denken toepast op de maatschappij en
het menselijk leven.
 Het verlicht denken stelt kennis en rede superieur
aan traditie en m.n. het geloof.
 Ra tio na lis m e (= gebruik van gezond verstand)
vormt het uitgangspunt.
 Ontstaan in Engeland [Enlig hte nm e nt] eind 17e
eeuw > Parijs (salons) wordt het centrum van de
Verlichting in de loop van de 18e eeuw
3. Verlichte denkers
1. Immanuel Kant (1724-
1804)
Duits e filo s o o f, the o lo o g ,
wis - e n na tuurkund ig e
 pleidooi voor onbegrensde
vrijheid (van meningsuiting)
en het gebruik van eigen
verstand
4. Fra nç o is -M rie A ue t alias
a ro
2. Voltaire (1694-1778)
 Anti-religieus: tegen
godsdienstige intoleratie
 Deïst: G o d a ls
na tuurwe te ns c ha p p e r
 anti-democratisch: absolute
vorst dient vrijheid van
denken te garanderen
6. 4. Charles Louis de Secondat
baron de La Brède et de
Montesquieu (1689-1755)
 trias politica: scheiding van
de rechterlijke, wetgevende
en uitvoerende macht
 NB G e e n democraat – nam
het Engels bestuur (Ho us e
o f Co m m o ns / Ho us e o f
Lo rd s ) als voorbeeld
 Fel tegenstander van
slavernij
7. 5. Jean-Jacques Rousseau
(1712-1778)
Zwits e rs -Fra ns e s c hrijve r,
c o m p o nis t e n d e nke r
 Democraat: grondlegger
van het idee van
v o lks s o e ve re inite it
 Een volksvergadering
(parlement) dient in naam
van de bevolking haar
‘algemene wil’ uit te
voeren
8. 6. Adam Smith (1723-1790)
Sc ho ts e e c o no o m
 Grondlegger van de ‘vrije
markt’ (als reactie op het
mercantilisme)
 De mens dient in vrijheid te
kunnen streven naar
economische verbetering
 Belangrijkste werk: A I uiry
n nq
into the N ture a nd Ca us e s o f
a
the We a lth o f N tio ns
a