ºÝºÝߣ

ºÝºÝߣShare a Scribd company logo
Deel 3 Jongeren met nood aan verhoogde zorg
Faalangst
2
Welk gevoel heb je wanneer je plots
beseft dat er mogelijk gevaar op je
afkomt, wanneer je denkt dat je
verdwaald bent, of wanneer je vreest
dat iemand je zal verlaten?
Hoe reageer je op deze plotse
gedachte of gebeurtenis? Word je
angstig, begin je te zweten of te huilen?
1. Wat is angst?
3
= een natuurlijke reactie. Het is je geest
en je lichaam die reageren op een
mogelijk gevaar. Een gevaar dat reeds
aanwezig is of dat er zit aan te komen.
Externe oorzakelijke factoren Interne oorzakelijke factoren
Combinatie van oorzaken
4
2. Symptomen van angst
Zichtbare
symptomen
Onzichtbare
symptomen
5
3. Wat als angst evolueert tot angstgedachten en
angstgedrag?
Adaptieve
emotie
(normaal)
Abnormale
angst of
angststoornis
Deel 4 faalangst
4. Wat is faalangst?
7
= de angst om te falen in
situaties waarin je moet
presteren (of waarin je in ieder
geval dat gevoel hebt) en waar
je in beoordeeld wordt.
Frequentie
8
'Faalangst is een ernstig onderschat
maatschappelijk probleem. Eén op
de vier studenten in het hoger
onderwijs heeft een ongezonde
vorm van faalangst. In het lager
onderwijs is dat vijf procent, in het
lager middelbaar tien procent en in
het hoger middelbaar tien tot
vijftien procent. En ik vrees dat
deze cijfers alleen toenemen.‘ (Eric
Depreeuw, De Standaard 2008)
Dat wil zeggen dat
er in deze groep
minstens …
studenten last
hebben van een
vorm van faalangst.
(Eerste –ervaring)
Prestatie
situatie
Overtuiging
‘Ik kan het
niet’
Stresssituatie
Lichamelijke
reacties
Verminderde
prestatie
Bevestiging
overtuiging
9
5. Hoe werkt
faalangst?
6. Twee categorieën
10
actief positief
negatiefpassief
ofof
Actieve faalangst
 Extra hard werken
 Leggen de lat hoog
 Perfectionistisch
 Slechte studiemethode
 Onhaalbare doelen
 Slaaptekort, weinig sociale
contacten,
voedingsproblemen, …
Passieve faalangst
 Alle studiemotivatie is
verdwenen
 Lijken zich hier geen zorgen
over te maken
 Dagdromen, spijbelen,
rebels gedrag, chaotisch
leven, …
11
12
Sociale
faalangst
Motorische
faalangst
Cognitieve
faalangst
Angst voor
negatieve
evaluatie op
denkacties
Angst voor
negatieve
evaluatie op
lichamelijke
activiteiten
Angst om
afgewezen
te worden
7. Domeinen van faalangst
 Onderpresteren bij
leerstoornissen
 Onderpresteren bij
faalangst
8. Faalangst als gevolg van een stoornis
13
Andere
aanpak/hulpverlening
9. Impact op verschillende domeinen
Betrokkenheid:
bepaalde manier van beleven
van een aangeboden
activiteit.
 Vbn: energie,
nauwkeurigheid,
doorzetting, voldoening, …
Welbevinden:
toestand waarin men iets
beleeft.
 Vbn: innerlijke rust,
zelfvertrouwen, flexibiliteit,
ontspanning, ...
14
 Cognitieve reacties: black-out, Calimero-effect, tunneldenkers
(presteren!), anderen idealiseren, doemdenkers, …
 Fysieke reacties: hoofdpijn, buikpijn, misselijkheid, stotteren,
hyperventilatie, … (verdwijnen na de prestatiesituatie)
 Gedrag: vragen regelmatig feedback, weinig zelfvertrouwen,
stoppen zich weg, uitermate druk, ….
10. Symptomen bij faalangst
15
 Krijgen vaak een label opgeplakt
 Subjectieve interpretatie!
11. Etiket of type
16
17
Prestatietype
Legt de lat zeer
hoog. Welbevinden
is afhankelijk van
behaalde resultaten.
Twijfeltype
School is een
angstige plek.
Schoolmoe. Negatief
tov (nieuw) werk.
Overafhankelijke
type
Sterk afhankelijk van
de lkr. Continu
vragen en
bevestiging.
Overonafhankelijke
type
Weigeren hulp.
Hulp = falen.
Ontploffen bij falen.
Isolatietype
Presteren = angst.
Meeste zorgen,
hebben opgegeven.
18
Tips om faalangst aan te
pakken,
komen aan bod via de
oefeningen!

More Related Content

Deel 4 faalangst

  • 1. Deel 3 Jongeren met nood aan verhoogde zorg Faalangst
  • 2. 2 Welk gevoel heb je wanneer je plots beseft dat er mogelijk gevaar op je afkomt, wanneer je denkt dat je verdwaald bent, of wanneer je vreest dat iemand je zal verlaten? Hoe reageer je op deze plotse gedachte of gebeurtenis? Word je angstig, begin je te zweten of te huilen?
  • 3. 1. Wat is angst? 3 = een natuurlijke reactie. Het is je geest en je lichaam die reageren op een mogelijk gevaar. Een gevaar dat reeds aanwezig is of dat er zit aan te komen. Externe oorzakelijke factoren Interne oorzakelijke factoren Combinatie van oorzaken
  • 4. 4 2. Symptomen van angst Zichtbare symptomen Onzichtbare symptomen
  • 5. 5 3. Wat als angst evolueert tot angstgedachten en angstgedrag? Adaptieve emotie (normaal) Abnormale angst of angststoornis
  • 7. 4. Wat is faalangst? 7 = de angst om te falen in situaties waarin je moet presteren (of waarin je in ieder geval dat gevoel hebt) en waar je in beoordeeld wordt.
  • 8. Frequentie 8 'Faalangst is een ernstig onderschat maatschappelijk probleem. Eén op de vier studenten in het hoger onderwijs heeft een ongezonde vorm van faalangst. In het lager onderwijs is dat vijf procent, in het lager middelbaar tien procent en in het hoger middelbaar tien tot vijftien procent. En ik vrees dat deze cijfers alleen toenemen.‘ (Eric Depreeuw, De Standaard 2008) Dat wil zeggen dat er in deze groep minstens … studenten last hebben van een vorm van faalangst.
  • 9. (Eerste –ervaring) Prestatie situatie Overtuiging ‘Ik kan het niet’ Stresssituatie Lichamelijke reacties Verminderde prestatie Bevestiging overtuiging 9 5. Hoe werkt faalangst?
  • 10. 6. Twee categorieën 10 actief positief negatiefpassief ofof
  • 11. Actieve faalangst  Extra hard werken  Leggen de lat hoog  Perfectionistisch  Slechte studiemethode  Onhaalbare doelen  Slaaptekort, weinig sociale contacten, voedingsproblemen, … Passieve faalangst  Alle studiemotivatie is verdwenen  Lijken zich hier geen zorgen over te maken  Dagdromen, spijbelen, rebels gedrag, chaotisch leven, … 11
  • 12. 12 Sociale faalangst Motorische faalangst Cognitieve faalangst Angst voor negatieve evaluatie op denkacties Angst voor negatieve evaluatie op lichamelijke activiteiten Angst om afgewezen te worden 7. Domeinen van faalangst
  • 13.  Onderpresteren bij leerstoornissen  Onderpresteren bij faalangst 8. Faalangst als gevolg van een stoornis 13 Andere aanpak/hulpverlening
  • 14. 9. Impact op verschillende domeinen Betrokkenheid: bepaalde manier van beleven van een aangeboden activiteit.  Vbn: energie, nauwkeurigheid, doorzetting, voldoening, … Welbevinden: toestand waarin men iets beleeft.  Vbn: innerlijke rust, zelfvertrouwen, flexibiliteit, ontspanning, ... 14
  • 15.  Cognitieve reacties: black-out, Calimero-effect, tunneldenkers (presteren!), anderen idealiseren, doemdenkers, …  Fysieke reacties: hoofdpijn, buikpijn, misselijkheid, stotteren, hyperventilatie, … (verdwijnen na de prestatiesituatie)  Gedrag: vragen regelmatig feedback, weinig zelfvertrouwen, stoppen zich weg, uitermate druk, …. 10. Symptomen bij faalangst 15
  • 16.  Krijgen vaak een label opgeplakt  Subjectieve interpretatie! 11. Etiket of type 16
  • 17. 17 Prestatietype Legt de lat zeer hoog. Welbevinden is afhankelijk van behaalde resultaten. Twijfeltype School is een angstige plek. Schoolmoe. Negatief tov (nieuw) werk. Overafhankelijke type Sterk afhankelijk van de lkr. Continu vragen en bevestiging. Overonafhankelijke type Weigeren hulp. Hulp = falen. Ontploffen bij falen. Isolatietype Presteren = angst. Meeste zorgen, hebben opgegeven.
  • 18. 18 Tips om faalangst aan te pakken, komen aan bod via de oefeningen!