4. 1.2 Present Continuous
Wanneer: Nu aan de gang.
+ to be + ww-ing
- to be + not + ww-ing
? to be ¡ ww-ing
Signaalwoorden: Now, at the moment, Look!,
Listen!
5. Present Continuous
? Spelling
¨CAls een woord eindigd op een ¡®e¡¯, verdwijnt deze.
Having, caring
6. HD 1.3 Present Simple vs Present
Continuous
Present Simple Present Continuous
Wanneer: Altijd, nooit, Wanneer: Nu aan de gang.
regelmatig, feit
+ to be + ww-ing
+ ww (s) ? SHIt-regel - to be + not + ww-ing
- don¡¯t/ doesn¡¯t + werkwoord
? to be ¡ ww-ing
? Do/ Does + werkwoord
Signaalwoorden: Now, at the
Signaalwoorden: always, moment, Look!, Listen!
never, sometimes, usually
7. HD 1.4 Past Simple
Wanneer: Iets is het verleden begonnen en ook
weer gestopt
+ ww+ed / eigen vorm
- didn¡¯t ww
? Did ¡ ww
Signaalwoorden: Yesterday, ¡ago, last¡
8. Past Simple
? Spelling
¨C Als het woord eindigt op een ¡®e¡¯, verdwijnt er een
¡®e¡¯ ¨C lived
¨C Als het woord eindigt met medeklinker-y ? ied
studied
* Sommige werkwoorden hebben een eigen vorm,
deze MOET je leren. (p. 177/178 in TB)
9. HD 1.6 Must <> Mustn¡¯t
? Must ? moeten, het is noodzakelijk, je kunt
niets anders
? Mustn¡¯t ? mag niet
? Must never ? mag nooit
10. HD 1.8 Plaats van bijwoord
? always, never, sometimes, usually
? Plaats:
¨C Voor het hoofdwerkwoord
? He always buys flowers for his girl
¨C Na ¡®to be¡¯
? They are never on time