2. ï‚— 1. Wat waren bedreigingen voor de
Amerikaanse economie?
ï‚— 2. Hoe droegen deze bedreigingen in 1929
bij tot een grote crisis in de VS?
ï‚— 3. Hoe kon een crisis in de Verenigde Staten
zo’n invloed hebben op de wereldeconomie?
3. ï‚— Het ging zo ontzettend goed met de economie dat
niemand in de gaten had dat er dingen mis gingen:
ï‚— 1. De boeren kwamen in de problemen door dure
hypotheken op grond.
ï‚— 2. Mensen kochten erg veel spullen met geleend geld.
ï‚— 3. Luxe producten werden alleen verkocht in de VS.
ï‚— 4. Banken leenden al het geld uit. Zelf hadden ze geen
reserves meer.
ï‚— 5. Grenzeloos vertrouwen in de groei van de economie.
4. ï‚— Halverwege 1929 bleek het vertrouwen in de economie
terug te dringen. Luxe producten als auto’s en
koelkasten werden minder verkocht.
ï‚— Mensen die aandelen hadden gekocht begonnen te
twijfelen; zijn mijn aandelen echt nog wel geld waard?
 29 oktober 1929 – Black Tuesday
ï‚— 16 miljoen aandelen aangeboden op Wall Street
 Veel aanbod – weinig vraag = kelderen van prijzen
ï‚— BEURSKRACH
5. ï‚— - Mensen konden hun leningen niet terugbetalen.
ï‚— - Banken kregen hun geld niet terug en gingen failliet.
ï‚— - Mensen waren hun spaargeld kwijt en konden niets
meer kopen.
ï‚— - Fabrieken raakten hun spullen niet kwijt en
verdienden dus niets.
ï‚— - Arbeiders werden ontslagen omdat fabrieken niets
verkochten.
9. ï‚— De crisis had grote gevolgen voor heel de wereld.
ï‚— 1. Amerika had veel geld geleend aan Duitsland voor de
wederopbouw en wilde nu haar geld terug. (crisis van
1923)
ï‚— 2. Duitsland kwam daardoor in de problemen omdat
ze geen geld meer hadden. Zij konden geen producten
meer importeren.
ï‚— 3. Nederland kon haar export producten niet meer
kwijt aan Duitsland, waardoor ook hier werkloosheid
kwam.
10. ï‚— Landen reageerden hierop door de eigen handel te
beschermen. Geen een land wilden meer importeren.
ï‚— Werklozen in Nederland
 1930 – 100.000
 1935 – 480.000