際際滷

際際滷Share a Scribd company logo
Kinderarbeid in de 19e eeuw
In de 19 e eeuw moesten
kinderen werken in
steenkoolmijnen, spinnerijen ,
weverijen, 
Ze waren soms amper 6 jaar en
werkten tot 12u per dag!
Enkel een hongerloon kregen
ze hiervoor maar dat hielp om
wat voedsel te kopen.
Een gezin in de 19 e eeuw
bestond uit veel kinderen, wel 7
of 8, of nog meer.
Vader werkte tot 16u per dag
maar verdiende niet genoeg om
zijn gezin te onderhouden.
Het was loodzwaar en
ongezond werk. In de mijnen
moesten ze loodzware karretjes
naar boven duwen.
In de weverijen moest er ook hard
gewerkt worden.
Kinderen moesten onder
weefgetouwen doorkuipen om losse
draden op te rapen.
Dit was een levensgevaarlijk werk
want de schietspoel in de machine
schoot razendsnel heen en weer.
Er gebeurden dan ook dikwijls
dodelijke ongevallen
Filmpje: fragment uit Daens:
Wie niet vlug genoeg werkte, kreeg klappen. De kinderen werden
ook vaak ziek; ze zaten immers de hele dag binnen, in ongezonde
omstandigheden. Bovendien kregen ze zelden voldoende te eten. Op
het platteland was het iets beter.
De kinderen hadden bijna nooit vrije tijd, een dagje school was voor
hen een feest, zelfs op zondag!
De arbeidershuisjes waren heel klein. Toch moesten de arbeiders een
hoge huur betalen. Er was vaak maar 1 kamer en daar woonden ze
met een groot gezin. Het was er vaak vochtig en ongezond. Er was
geen water, geen elektriciteit, geen toilet.
Het krioelde er van de ratten, vanzelfsprekend werden heel wat
mensen ziek. Wie ziek was, was meteen zijn werk kwijt.

Was er dan niemand die daar iets aan deed?!
E辿n van de mensen die echt iets
deed voor de arbeiders was een
man uit Aalst, prister Adolf
Daens. Als mens 辿n priester was
hij diep getroffen door de ellende
van de arbeiders.
Samen met zijn broer Pieter
stichtte hij de Christene
Volkspartij. Er bestond al een
christelijke partij maar die stond
aan de kant van de rijken.
Er was ondertussen algemeen
stemrecht, dit betekende dat ook
de arbeiders mochten stemmen
(en niet enkel de rijken zoals
voordien!).
Op 9 december 1894 werd Daens
verkozen tot
volksvertegenwoordiger. Nu kon
hij echt iets doen!
Overal in het land sprak Daens over de
gewone man en zijn rechten. In het
parlement stelde hij zijn eisen:
-Minder uren werken
-Een hoger loon
-Meer vrije tijd
-Betere en gezondere huizen
-Afschaffen van kinderarbeid
-Invoeren van algemene legerdienst
(Rijke jongens konden zich vrij kopen
als ze geloot werden.)
Bisschop Stillemans keurde alles af wat
Daens deed. Daens werd zelfs gestraft.
Paus Leo XIII schreef een wereldbrief
waarin hij respect vraagt voor de
arbeiders en hun werk. Die brief heette
Rerum Novarum
Priester Daens stierf op 14 juni 1907. Hij was toen 68 jaar en een
gebroken man. Hij werd begraven met een mis van negen uur; een
mis voor de armen: zonder muziek, zonder zang, 
Maar met honderden waren zijn arbeiders aanwezig.
In 1957 werd Daens eindelijk in ere hersteld. Toen besefte men dat hij
toch gelijk had!
Hij kreeg een standbeeld te Aalst.

Slaaf noch bedelaar mag
de arbeider zijn.
Hij moet een vrij en
welvarend man wezen.

More Related Content

Kinderarbeid in de 19e eeuw

  • 2. In de 19 e eeuw moesten kinderen werken in steenkoolmijnen, spinnerijen , weverijen, Ze waren soms amper 6 jaar en werkten tot 12u per dag! Enkel een hongerloon kregen ze hiervoor maar dat hielp om wat voedsel te kopen. Een gezin in de 19 e eeuw bestond uit veel kinderen, wel 7 of 8, of nog meer. Vader werkte tot 16u per dag maar verdiende niet genoeg om zijn gezin te onderhouden. Het was loodzwaar en ongezond werk. In de mijnen moesten ze loodzware karretjes naar boven duwen.
  • 3. In de weverijen moest er ook hard gewerkt worden. Kinderen moesten onder weefgetouwen doorkuipen om losse draden op te rapen. Dit was een levensgevaarlijk werk want de schietspoel in de machine schoot razendsnel heen en weer. Er gebeurden dan ook dikwijls dodelijke ongevallen Filmpje: fragment uit Daens:
  • 4. Wie niet vlug genoeg werkte, kreeg klappen. De kinderen werden ook vaak ziek; ze zaten immers de hele dag binnen, in ongezonde omstandigheden. Bovendien kregen ze zelden voldoende te eten. Op het platteland was het iets beter. De kinderen hadden bijna nooit vrije tijd, een dagje school was voor hen een feest, zelfs op zondag!
  • 5. De arbeidershuisjes waren heel klein. Toch moesten de arbeiders een hoge huur betalen. Er was vaak maar 1 kamer en daar woonden ze met een groot gezin. Het was er vaak vochtig en ongezond. Er was geen water, geen elektriciteit, geen toilet. Het krioelde er van de ratten, vanzelfsprekend werden heel wat mensen ziek. Wie ziek was, was meteen zijn werk kwijt. Was er dan niemand die daar iets aan deed?!
  • 6. E辿n van de mensen die echt iets deed voor de arbeiders was een man uit Aalst, prister Adolf Daens. Als mens 辿n priester was hij diep getroffen door de ellende van de arbeiders. Samen met zijn broer Pieter stichtte hij de Christene Volkspartij. Er bestond al een christelijke partij maar die stond aan de kant van de rijken. Er was ondertussen algemeen stemrecht, dit betekende dat ook de arbeiders mochten stemmen (en niet enkel de rijken zoals voordien!). Op 9 december 1894 werd Daens verkozen tot volksvertegenwoordiger. Nu kon hij echt iets doen!
  • 7. Overal in het land sprak Daens over de gewone man en zijn rechten. In het parlement stelde hij zijn eisen: -Minder uren werken -Een hoger loon -Meer vrije tijd -Betere en gezondere huizen -Afschaffen van kinderarbeid -Invoeren van algemene legerdienst (Rijke jongens konden zich vrij kopen als ze geloot werden.) Bisschop Stillemans keurde alles af wat Daens deed. Daens werd zelfs gestraft. Paus Leo XIII schreef een wereldbrief waarin hij respect vraagt voor de arbeiders en hun werk. Die brief heette Rerum Novarum
  • 8. Priester Daens stierf op 14 juni 1907. Hij was toen 68 jaar en een gebroken man. Hij werd begraven met een mis van negen uur; een mis voor de armen: zonder muziek, zonder zang, Maar met honderden waren zijn arbeiders aanwezig. In 1957 werd Daens eindelijk in ere hersteld. Toen besefte men dat hij toch gelijk had! Hij kreeg een standbeeld te Aalst. Slaaf noch bedelaar mag de arbeider zijn. Hij moet een vrij en welvarend man wezen.