ݺߣ

ݺߣShare a Scribd company logo
Digitaal erfgoed en Privacy: Het geval van het Letterenhuis
Studiedag 14/05/2013, Leuven
Ik ben erg blij dat het Letterenhuis in deze boeiende discussie over het fenomeen privacy zijn duit in
het zakje mag doen. Wij zijn natuurlijk geen experts, maar door de aard van onze collectie worden
wij er uiteraard voortdurend mee geconfronteerd. Want wij bewaren u eenmaal privacy-gevoelig
materiaal: analoog, papieren materiaal al sinds 1933 en recentelijk ook digitale bestanden. Onze core
business betreft het verzamelen, bewaren en ter beschikking stellen van archieven van schrijvers
(proza, poëzie en theater), maar ook van literaire organisaties (tijdschriftredacties, uitgeverijen,
fondsen en stichtingen en vzw’s). Doorgaans bevatten vele van die documenten privacy-gevoelige
informatie. Dat hebben wij in onze praktijk altijd gedefinieerd als informatie die niet ontstaan is met
het oog op “openbaring”.
Want daar gaat het dus over: openbaring, publiek maken van gegevens. In principe is er geen
wezenlijk verschil tussen het omgaan met privacy-gevoelige informatie in analoge of in digitale
publicaties. Of toch wel? Eén ding is alvast onbetwistbaar: de envergure, de verspreiding, de impact
en de bereikbaarheid van digitale informatie is exponentieel groter dan die van analoge publicaties:
ze is wereldwijd en verdwijnt nooit in de depots van een bewaarbibliotheek en gaat evenmin in de
ramsj , wat helaas het lot is van menig boek.
Ik wil vanuit de eigen ervaring, vanuit onze deontologische code en vanuit een buikgevoel, dus een
beetje intuïtief ook, een aantal voetnoten bij de privacy-saga aanreiken.
Heel essentieel in mijn verhaal is het thema, het onderwerp: het Letterenhuis verzamelt archieven
van personen en organisaties in verband met de letteren. Tussen de categorie van
persoonsarchieven en die van bedrijfsarchieven zijn er een aantal verschillen, ik zal ze gescheiden
behandelen.
De persoonsarchieven werden doorgaans gevormde door auteurs, mensen die schrijven en
essentieel ook: mensen die publiceren, in tijdschriften, in zelfstandige edities (genaamd boeken), in
pers en in media. Het gaat dus over bekende Vlamingen of althans Vlamingen die bekend willen zijn,
als schrijver! De schrijver als publieke figuur dus. Dit is een heel belangrijk element, want de
“vrijheid” die je hebt met (archief)materiaal van , en met informatie over publieke figuren is ruimer
dan de beperkingen die worden opgelegd in verband met privé-personen, “gewone” stervelingen
dus! Bekende Vlamingen, ook schrijvers, worden (al dan niet uitgebreid) beschreven in
encyclopedieën (ook digitaal - wikipedia), hebben vaak een website en/of blogs , zitten uitgebreid op
facebook e.d.
Algemene biografische gegevens (geboorteplaats/datum, eventueel ook sterfte.., opleiding,
beroepsbezigheden), alles is beschikbaar. Die gegevens kunnen dus door het Letterenhuis ook
probleemloos in de databank worden opgenomen, in de ISAAR-module met name. Ook de
werkstukken van een auteur in verband met zijn (gepubliceerde) romans, toneelstukken, gedichten…
kunnen niet meteen een groot probleem opleveren: een tekstgenetisch onderzoek daarnaar wordt
door de schrijver of zijn erven altijd toegejuicht en de oplijsting daarvan in de databank werkt
onderzoeksbevorderend. Maar het archief van zo’n bekende schrijver kan natuurlijk ook echte
privézaken bevatten, zaken waarvan de archiefvormer of zijn erven de openbaarheid niet wenselijk
achten – dagboeken, agenda’s met allerlei afspraken en notities, maar ook, en dat is in dit discours
van belang, briefwisseling! Inkomende brieven hoofdzakelijk, want de brieven van de schrijver zelf
zitten, afgezien van de afschriften of kopies die de auteur zelf bewaarde, in de archieven van zijn
correspondenten. Voor inzage in die private documenten moeten de archiefvormer of zijn erven
expliciet de toelating geven, voor inzage in de briefwisseling moet bovendien ook de briefschrijver
zelf zijn toelating geven. Om die procedure te vergemakkelijken, brachten wij in een niet zo ver
verleden een vrij gedetailleerd overzicht van die briefwisseling in onze databank in. Het gaat hier dus
niet over gedigitaliseerde brieven, maar wel over een oplijsting van de brieven van de
correspondenten, met summiere identificerende metadata zoals datum van de brief,
inschrijvingsnummer e.d.Voor alle duidelijkheid: het gaat altijd over bekende correspondenten,
collega-schrijvers of figuren uit de culturele wereld. De correspondentie met niet bekende
vlamingen, met familie, met minnaars of minaressen werd niet in kaart gebracht. Je zou denken “so
far, so good”?
En toch heb ik me wel eens afgevraagd of we daarmee toch ook geen privacygevoelige gegevens
prijsgeven. Uit die overzchtslijsten kan je soms al heel wat informatie halen, inclusief informatie die
“gevoelig” kan liggen. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan het brievenarchief van Willem Elsschot, dat
ook brieven bevat van een aantal collaborateurs, zoals bijvoorbeeld Ward Hermans. De loutere
vermelding van het feit dat die briefwisseling bestaat, zou als inbreuk op privacy kunnen worden
aangewend, als de auteur of de familie daarover valt.
Nu, in dit geval hoeven wij niets te vrezen: alle brieven van/aan Elsschot zijn gepubliceerd in een
brieveneditie! Ook de biografie van Elsschot is gepubliceerd, waarin deze en andere controversiële
en zeer privacy-gevoelige zaken werden uiteengezet. We hebben ook nooit dergelijke klachten gehad
maar ik kan me voorstellen dat dit problemen zou kunnen opleveren. Anderzijds is deze praktijk van
individuele objectbeschrijving niet langer prioritair in onze werkwijze…
Voor alle duidelijkheid: we gaan er nooit zonder meer toe over om brieven die nog niet tot het
publieke domein behoren, digitaal aan te bieden, want daar gaan heel wat formaliteiten aan vooraf
(i.c. vragen en verkrijgen van toelatingen, regelen van auteursrechten…). Voor de digitalisering van
foto’s zijn we iets soepeler, maar in bepaalde gevallen zijn we toch behoedzaam. Monika van Paemel
poseert bijvoorbeeld naakt op de achterflap van haar boek De amazone met het blauwe voorhoofd.
Maar toch hebben we die foto niet zonder meer op het net gegooid. We hebben de schrijfster eerst
gepolst of ze dat oké vond, dat vond ze dus niet, bijgevolg staat die foto niet in onze databank.
Wij gaan dus wel degelijk omzichtiger te werk dan de tabloids, die het verschijnsel “publiek persoon”
vooral misbruiken om alles op het net te gooien. Voor ons blijft het immers cruciaal om een goede
relatie, een hechte band met de auteurs of met hun erven op te bouwen.
Voor organisaties en verenigingen is het eigenlijk simpeler, hoewel die archieven ook
privaatgevoelig materiaal bevatten: personeelsdossiers, contracten, correspondentie met
ontevreden auteurs, afwijzingsberichten… Maar deze archieven arriveren doorgaans ook in een meer
gestructureerde vorm in het Letterenhuis, en in het klassement zijn die series of afdelingen ook
meteen duidelijk te onderscheiden. Bovendien is ook daar altijd de toelating tot inzage vereist van de
archiefvormer zelf.
Daarnet sprak ik over de gegevens in de databank, de toegangen tot het archief, die misschien
problematisch kunnen zijn. Maar dat stelt niets voor in vergelijking met de problemen die opduiken
bij de overdracht van digitaal gevormde archieven. Duurzaam en authentiek bewaren van die
bestanden is natuurlijk al een hele uitdaging, maar waar ik mijn hart echt voor vasthoud, is het
moment waarop we die bestanden ook effectief weer ter beschikking moeten stellen, en dan in het
bijzonder het mailverkeer. Bij verenigingen en organisaties is de problematiek nog vrij eenvoudig
aan te pakken: de archiefvormer is geautoriseerd om de raadpleging van die digitale bestanden al
dan niet toe te staan, aan specifieke onderzoekers bijvoorbeeld. Privacy-gevoelig materiaal zoals
personeels dossiers of loonadministratie kan er bijvoorbeeld makkelijk worden uitgelicht. Doorgaans
is ook het mailverkeer gerubriceerd en zijn de mails in een digitaal klassement opgenomen, zodat
het ook makkelijker partieel ter beschikking kan worden gesteld.
Maar wat te doen met digitale archieven van privé-personen, van de schrijvers dus? Ik heb het dan
niet over de tekst-bestanden, die idealiter de ontstaansgeschiedenis van een boek mooi illustreren,
dat is perfect onderzoeksmateriaal, waarvoor de schrijver of zijn erven de toelating tot inzage op
eenvoudige wijze kan/kunnen verlenen. Maar als ik aan de mailboxen denk, word ik heel erg
onzeker. Wie zijn eigen, persoonlijk mailverkeer voor de geest haalt, weet dat dit vaak zeer
privaatgevoelige informatie bevat, om het eufemistisch uit te drukken. Het is een medium dat
aanzet tot impulsiviteit, omdat het allemaal snel moet gaan… Dat digitale postverkeer is in vele
gevallen ook niet geclassificeerd, gerubriceerd… Hoe gaan we privaatgevoelige informatie, met name
die informatie die derden schaadt, in die gigantische mailboxen ontdekken en beveiligen? Een
papieren correspondentie kan je nog eens vluchtig doorbladeren, bij een mailbox is dat uitgesloten.
Het probleem is eigenlijk nog fundamenteler: wie is de auteur van een ellenlange “kettingmail”
waarin diverse correspondenten, ook die in CC of BCC, hun zegje doen… aan wie moet je dus allemaal
toelating tot inzage vragen???
Misschien zien we spoken en maken we ons nodeloos zorgen. Want als je ziet hoe (ook) schrijvers
zich vaak schaamteloos blootstellen aan de openbaarheid, op facebook, blogs, twitter of wat voor
digitaal medium ook, dan vraag je je af waarom wij zo scrupuleus willen zijn.
Bovendien, ik zei het al bij het begin van dit praatje: het Letterenhuis bewaart archieven van
schrijvers! En dat is het uitgelezen bronnenmateriaal voor… biografen, die zich met enthousiasme
laven aan indiscreties, aan geheimen, aan privacy-gevoelig materiaal. En in de meeste gevallen komt
die biograaf er nog mee weg ook.
De Nederlandse Aleid Truijens gaat bijvoorbeeld het levensverhaal schrijven van Hella S. Haasse, met
toestemming van de erven weliswaar, maar met de wetenschap dat de schrijfster kort voor haar
dood nog te kennen had gegeven geen biografie te willen.
Af en toe komt er een rechtzaak van. De erfgenamen van Etienne Nkazi-A-Kanda–Ndotepelo, u kent
hem wel, de oude man op de cover van David van Reybroecks Congo, hebben op 11/04/2013 aan de
Brusselse correctionele rechtbank gevraagd de auteur, de fotograaf Stephan Vanfleteren en de
uitgeverij de Bezige Bij principieel te veroordelen voor het gebruik van de foto, omdat de man nooit
zijn toestemming heeft gegeven om de foto te gebruiken, zeker niet als cover. Inbreuk op de pivacy
dus…. De vertalingen van Congo hebben alvast een andere cover…
Nog geruchtmakender is het geval van de biografie van de Nederlandse schrijver Gerard Reve met de
titel Kroniek van een schuldig leven. De biograaf, Nop Maas, had daarvoor de toestemming van
Reve’s laatste partner, Joop Schafthuizen en kon op zijn medewerking rekenen.
Deel 1 en deel 2 verschenen respectievelijk in het najaar van 2009 en in het voorjaar van 2010. Met
deel 3, dat handelde over “de late jaren”, gingen de poppen aan het dansen. Schafthuizen las het
typoscript, vond het te compromitterend (ook voor hemzelf) en eiste weglatingen en verzwijgingen.
De uitgever ging op zijn eisen in. Maar dat bleek nog onvoldoende te zijn want in mei 2011 vroeg
Schafthuizen via de rechter een dwangsom van 100.000 euro per overtreding als de uitgeverij Van
Oorschot dat derde deel toch besloot uit te geven. Schafthuizen vond de inhoud toch nog te
kwetsend, want de biograaf schetste zijn relatie met Reve als een karikatuur, die alleen maar om
seks, drank en geld draaide. Hij beriep zich andermaal op “een ontoelaatbare inbreuk op zijn
persoonlijke levenssfeer”, maar dat werd niet meteen aanvaard als juridisch argument omdat niet
kon worden aangetoond dat er onjuistheden werden geponeerd! Een uitweg werd dan gevonden in
het auteursrecht. De relatie Reve –Schafthuizen werd geschetst op basis van ongepubliceerd
bronnenmateriaal, mat name brieven en dagboeken… waarvoor Joop Schafthuizen als wettige
erfgenaam geen toestemming tot publicatie had gegeven. Om een lang verhaal kort te maken, want
er volgden nog heel wat (beroeps)procedures: uiteindelijk besliste de rechter in juni 2012 dat deel 3
van de Reve-biografie toch mocht verschijnen, in zijn saaie, gecensureerde vorm. Succes verzekerd!
Ik hoor u al opmerken: wat heeft dit alles nu te maken met privacy in de digitale omgeving?
Een aantal dingen, eigenlijk:
-De wetten ter bescherming van de privacy gelden voor alle publicaties en bekendmakingen, of die
nu digitaal of analoog zijn, dat maakt geen verschil.
-Vaak wordt het auteursrecht ingeroepen om het privacy-argument te doen gelden.
-Schrijvers zijn publieke figuren, en hun archieven, digitaal of analoog, zijn de bronnen voor de
noodzakelijke biografieën en onderzoeken.
Vorig jaar hadden we in het Letterenhuis een colloquium over “indiscreties in biografiën”. Uit de
getuigenissen van de talrijke biografen bleek telkens weer dat zij heel scrupuleus met hun
bronnenmateriaal omgaan, en de vertrouwelijkheden, geheimen en indiscreties heel omzichtig en
correct behandelen.
De digitale wereld luidt natuurlijk een heel nieuw hoofdstuk in, waarvoor de geplogenheden en de
betamelijkheden nog moeten worden geëxpliciteerd. Maar in principe moeten dezelfde regels
gelden, of het nu over digitaal of over fysiek archief gaat. Privacy-gevoelige data en documenten
bewaren is 1 ding, ze ter beschikking stellen van een onderzoeker die ze contextueel publiek wil
maken, dat is een andere zaak, natuurlijk. En daar gaat het hier vandaag over. En het is goed dat we
mekaar hierover horen!
Leen van Dijck
Directeur Letterenhuis
Leen Van Dijck, case Letterenhuis

More Related Content

Leen Van Dijck, case Letterenhuis

  • 1. Digitaal erfgoed en Privacy: Het geval van het Letterenhuis Studiedag 14/05/2013, Leuven Ik ben erg blij dat het Letterenhuis in deze boeiende discussie over het fenomeen privacy zijn duit in het zakje mag doen. Wij zijn natuurlijk geen experts, maar door de aard van onze collectie worden wij er uiteraard voortdurend mee geconfronteerd. Want wij bewaren u eenmaal privacy-gevoelig materiaal: analoog, papieren materiaal al sinds 1933 en recentelijk ook digitale bestanden. Onze core business betreft het verzamelen, bewaren en ter beschikking stellen van archieven van schrijvers (proza, poëzie en theater), maar ook van literaire organisaties (tijdschriftredacties, uitgeverijen, fondsen en stichtingen en vzw’s). Doorgaans bevatten vele van die documenten privacy-gevoelige informatie. Dat hebben wij in onze praktijk altijd gedefinieerd als informatie die niet ontstaan is met het oog op “openbaring”. Want daar gaat het dus over: openbaring, publiek maken van gegevens. In principe is er geen wezenlijk verschil tussen het omgaan met privacy-gevoelige informatie in analoge of in digitale publicaties. Of toch wel? Eén ding is alvast onbetwistbaar: de envergure, de verspreiding, de impact en de bereikbaarheid van digitale informatie is exponentieel groter dan die van analoge publicaties: ze is wereldwijd en verdwijnt nooit in de depots van een bewaarbibliotheek en gaat evenmin in de ramsj , wat helaas het lot is van menig boek. Ik wil vanuit de eigen ervaring, vanuit onze deontologische code en vanuit een buikgevoel, dus een beetje intuïtief ook, een aantal voetnoten bij de privacy-saga aanreiken. Heel essentieel in mijn verhaal is het thema, het onderwerp: het Letterenhuis verzamelt archieven van personen en organisaties in verband met de letteren. Tussen de categorie van persoonsarchieven en die van bedrijfsarchieven zijn er een aantal verschillen, ik zal ze gescheiden behandelen. De persoonsarchieven werden doorgaans gevormde door auteurs, mensen die schrijven en essentieel ook: mensen die publiceren, in tijdschriften, in zelfstandige edities (genaamd boeken), in pers en in media. Het gaat dus over bekende Vlamingen of althans Vlamingen die bekend willen zijn, als schrijver! De schrijver als publieke figuur dus. Dit is een heel belangrijk element, want de “vrijheid” die je hebt met (archief)materiaal van , en met informatie over publieke figuren is ruimer dan de beperkingen die worden opgelegd in verband met privé-personen, “gewone” stervelingen dus! Bekende Vlamingen, ook schrijvers, worden (al dan niet uitgebreid) beschreven in encyclopedieën (ook digitaal - wikipedia), hebben vaak een website en/of blogs , zitten uitgebreid op facebook e.d. Algemene biografische gegevens (geboorteplaats/datum, eventueel ook sterfte.., opleiding, beroepsbezigheden), alles is beschikbaar. Die gegevens kunnen dus door het Letterenhuis ook probleemloos in de databank worden opgenomen, in de ISAAR-module met name. Ook de werkstukken van een auteur in verband met zijn (gepubliceerde) romans, toneelstukken, gedichten… kunnen niet meteen een groot probleem opleveren: een tekstgenetisch onderzoek daarnaar wordt door de schrijver of zijn erven altijd toegejuicht en de oplijsting daarvan in de databank werkt onderzoeksbevorderend. Maar het archief van zo’n bekende schrijver kan natuurlijk ook echte
  • 2. privézaken bevatten, zaken waarvan de archiefvormer of zijn erven de openbaarheid niet wenselijk achten – dagboeken, agenda’s met allerlei afspraken en notities, maar ook, en dat is in dit discours van belang, briefwisseling! Inkomende brieven hoofdzakelijk, want de brieven van de schrijver zelf zitten, afgezien van de afschriften of kopies die de auteur zelf bewaarde, in de archieven van zijn correspondenten. Voor inzage in die private documenten moeten de archiefvormer of zijn erven expliciet de toelating geven, voor inzage in de briefwisseling moet bovendien ook de briefschrijver zelf zijn toelating geven. Om die procedure te vergemakkelijken, brachten wij in een niet zo ver verleden een vrij gedetailleerd overzicht van die briefwisseling in onze databank in. Het gaat hier dus niet over gedigitaliseerde brieven, maar wel over een oplijsting van de brieven van de correspondenten, met summiere identificerende metadata zoals datum van de brief, inschrijvingsnummer e.d.Voor alle duidelijkheid: het gaat altijd over bekende correspondenten, collega-schrijvers of figuren uit de culturele wereld. De correspondentie met niet bekende vlamingen, met familie, met minnaars of minaressen werd niet in kaart gebracht. Je zou denken “so far, so good”? En toch heb ik me wel eens afgevraagd of we daarmee toch ook geen privacygevoelige gegevens prijsgeven. Uit die overzchtslijsten kan je soms al heel wat informatie halen, inclusief informatie die “gevoelig” kan liggen. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan het brievenarchief van Willem Elsschot, dat ook brieven bevat van een aantal collaborateurs, zoals bijvoorbeeld Ward Hermans. De loutere vermelding van het feit dat die briefwisseling bestaat, zou als inbreuk op privacy kunnen worden aangewend, als de auteur of de familie daarover valt. Nu, in dit geval hoeven wij niets te vrezen: alle brieven van/aan Elsschot zijn gepubliceerd in een brieveneditie! Ook de biografie van Elsschot is gepubliceerd, waarin deze en andere controversiële en zeer privacy-gevoelige zaken werden uiteengezet. We hebben ook nooit dergelijke klachten gehad maar ik kan me voorstellen dat dit problemen zou kunnen opleveren. Anderzijds is deze praktijk van individuele objectbeschrijving niet langer prioritair in onze werkwijze… Voor alle duidelijkheid: we gaan er nooit zonder meer toe over om brieven die nog niet tot het publieke domein behoren, digitaal aan te bieden, want daar gaan heel wat formaliteiten aan vooraf (i.c. vragen en verkrijgen van toelatingen, regelen van auteursrechten…). Voor de digitalisering van foto’s zijn we iets soepeler, maar in bepaalde gevallen zijn we toch behoedzaam. Monika van Paemel poseert bijvoorbeeld naakt op de achterflap van haar boek De amazone met het blauwe voorhoofd. Maar toch hebben we die foto niet zonder meer op het net gegooid. We hebben de schrijfster eerst gepolst of ze dat oké vond, dat vond ze dus niet, bijgevolg staat die foto niet in onze databank. Wij gaan dus wel degelijk omzichtiger te werk dan de tabloids, die het verschijnsel “publiek persoon” vooral misbruiken om alles op het net te gooien. Voor ons blijft het immers cruciaal om een goede relatie, een hechte band met de auteurs of met hun erven op te bouwen. Voor organisaties en verenigingen is het eigenlijk simpeler, hoewel die archieven ook privaatgevoelig materiaal bevatten: personeelsdossiers, contracten, correspondentie met ontevreden auteurs, afwijzingsberichten… Maar deze archieven arriveren doorgaans ook in een meer gestructureerde vorm in het Letterenhuis, en in het klassement zijn die series of afdelingen ook meteen duidelijk te onderscheiden. Bovendien is ook daar altijd de toelating tot inzage vereist van de archiefvormer zelf.
  • 3. Daarnet sprak ik over de gegevens in de databank, de toegangen tot het archief, die misschien problematisch kunnen zijn. Maar dat stelt niets voor in vergelijking met de problemen die opduiken bij de overdracht van digitaal gevormde archieven. Duurzaam en authentiek bewaren van die bestanden is natuurlijk al een hele uitdaging, maar waar ik mijn hart echt voor vasthoud, is het moment waarop we die bestanden ook effectief weer ter beschikking moeten stellen, en dan in het bijzonder het mailverkeer. Bij verenigingen en organisaties is de problematiek nog vrij eenvoudig aan te pakken: de archiefvormer is geautoriseerd om de raadpleging van die digitale bestanden al dan niet toe te staan, aan specifieke onderzoekers bijvoorbeeld. Privacy-gevoelig materiaal zoals personeels dossiers of loonadministratie kan er bijvoorbeeld makkelijk worden uitgelicht. Doorgaans is ook het mailverkeer gerubriceerd en zijn de mails in een digitaal klassement opgenomen, zodat het ook makkelijker partieel ter beschikking kan worden gesteld. Maar wat te doen met digitale archieven van privé-personen, van de schrijvers dus? Ik heb het dan niet over de tekst-bestanden, die idealiter de ontstaansgeschiedenis van een boek mooi illustreren, dat is perfect onderzoeksmateriaal, waarvoor de schrijver of zijn erven de toelating tot inzage op eenvoudige wijze kan/kunnen verlenen. Maar als ik aan de mailboxen denk, word ik heel erg onzeker. Wie zijn eigen, persoonlijk mailverkeer voor de geest haalt, weet dat dit vaak zeer privaatgevoelige informatie bevat, om het eufemistisch uit te drukken. Het is een medium dat aanzet tot impulsiviteit, omdat het allemaal snel moet gaan… Dat digitale postverkeer is in vele gevallen ook niet geclassificeerd, gerubriceerd… Hoe gaan we privaatgevoelige informatie, met name die informatie die derden schaadt, in die gigantische mailboxen ontdekken en beveiligen? Een papieren correspondentie kan je nog eens vluchtig doorbladeren, bij een mailbox is dat uitgesloten. Het probleem is eigenlijk nog fundamenteler: wie is de auteur van een ellenlange “kettingmail” waarin diverse correspondenten, ook die in CC of BCC, hun zegje doen… aan wie moet je dus allemaal toelating tot inzage vragen??? Misschien zien we spoken en maken we ons nodeloos zorgen. Want als je ziet hoe (ook) schrijvers zich vaak schaamteloos blootstellen aan de openbaarheid, op facebook, blogs, twitter of wat voor digitaal medium ook, dan vraag je je af waarom wij zo scrupuleus willen zijn. Bovendien, ik zei het al bij het begin van dit praatje: het Letterenhuis bewaart archieven van schrijvers! En dat is het uitgelezen bronnenmateriaal voor… biografen, die zich met enthousiasme laven aan indiscreties, aan geheimen, aan privacy-gevoelig materiaal. En in de meeste gevallen komt die biograaf er nog mee weg ook. De Nederlandse Aleid Truijens gaat bijvoorbeeld het levensverhaal schrijven van Hella S. Haasse, met toestemming van de erven weliswaar, maar met de wetenschap dat de schrijfster kort voor haar dood nog te kennen had gegeven geen biografie te willen. Af en toe komt er een rechtzaak van. De erfgenamen van Etienne Nkazi-A-Kanda–Ndotepelo, u kent hem wel, de oude man op de cover van David van Reybroecks Congo, hebben op 11/04/2013 aan de Brusselse correctionele rechtbank gevraagd de auteur, de fotograaf Stephan Vanfleteren en de uitgeverij de Bezige Bij principieel te veroordelen voor het gebruik van de foto, omdat de man nooit zijn toestemming heeft gegeven om de foto te gebruiken, zeker niet als cover. Inbreuk op de pivacy dus…. De vertalingen van Congo hebben alvast een andere cover…
  • 4. Nog geruchtmakender is het geval van de biografie van de Nederlandse schrijver Gerard Reve met de titel Kroniek van een schuldig leven. De biograaf, Nop Maas, had daarvoor de toestemming van Reve’s laatste partner, Joop Schafthuizen en kon op zijn medewerking rekenen. Deel 1 en deel 2 verschenen respectievelijk in het najaar van 2009 en in het voorjaar van 2010. Met deel 3, dat handelde over “de late jaren”, gingen de poppen aan het dansen. Schafthuizen las het typoscript, vond het te compromitterend (ook voor hemzelf) en eiste weglatingen en verzwijgingen. De uitgever ging op zijn eisen in. Maar dat bleek nog onvoldoende te zijn want in mei 2011 vroeg Schafthuizen via de rechter een dwangsom van 100.000 euro per overtreding als de uitgeverij Van Oorschot dat derde deel toch besloot uit te geven. Schafthuizen vond de inhoud toch nog te kwetsend, want de biograaf schetste zijn relatie met Reve als een karikatuur, die alleen maar om seks, drank en geld draaide. Hij beriep zich andermaal op “een ontoelaatbare inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer”, maar dat werd niet meteen aanvaard als juridisch argument omdat niet kon worden aangetoond dat er onjuistheden werden geponeerd! Een uitweg werd dan gevonden in het auteursrecht. De relatie Reve –Schafthuizen werd geschetst op basis van ongepubliceerd bronnenmateriaal, mat name brieven en dagboeken… waarvoor Joop Schafthuizen als wettige erfgenaam geen toestemming tot publicatie had gegeven. Om een lang verhaal kort te maken, want er volgden nog heel wat (beroeps)procedures: uiteindelijk besliste de rechter in juni 2012 dat deel 3 van de Reve-biografie toch mocht verschijnen, in zijn saaie, gecensureerde vorm. Succes verzekerd! Ik hoor u al opmerken: wat heeft dit alles nu te maken met privacy in de digitale omgeving? Een aantal dingen, eigenlijk: -De wetten ter bescherming van de privacy gelden voor alle publicaties en bekendmakingen, of die nu digitaal of analoog zijn, dat maakt geen verschil. -Vaak wordt het auteursrecht ingeroepen om het privacy-argument te doen gelden. -Schrijvers zijn publieke figuren, en hun archieven, digitaal of analoog, zijn de bronnen voor de noodzakelijke biografieën en onderzoeken. Vorig jaar hadden we in het Letterenhuis een colloquium over “indiscreties in biografiën”. Uit de getuigenissen van de talrijke biografen bleek telkens weer dat zij heel scrupuleus met hun bronnenmateriaal omgaan, en de vertrouwelijkheden, geheimen en indiscreties heel omzichtig en correct behandelen. De digitale wereld luidt natuurlijk een heel nieuw hoofdstuk in, waarvoor de geplogenheden en de betamelijkheden nog moeten worden geëxpliciteerd. Maar in principe moeten dezelfde regels gelden, of het nu over digitaal of over fysiek archief gaat. Privacy-gevoelige data en documenten bewaren is 1 ding, ze ter beschikking stellen van een onderzoeker die ze contextueel publiek wil maken, dat is een andere zaak, natuurlijk. En daar gaat het hier vandaag over. En het is goed dat we mekaar hierover horen! Leen van Dijck Directeur Letterenhuis