1. Begrotingssaldo en financieringssaldo mei 2012
Rijksinkomsten - rijksuitgaven = begrotingssaldo
Begrotingssaldo + aflossing op de staatsschuld = financieringssaldo
Financieringssaldo is de toe/afname van de staatsschuld. Bij een positief getal
(financieringsoverschot) neemt de staatsschuld af.
De staatsschuld is de bestaande schuld van een land. Het financieringstekort is de toename
van de staatsschuld.
Vb:
Begrotingssaldo -26
Aflossing op de staatsschuld 12
Financieringssaldo
Dus er is sprake van een toename/afname van de staatsschuld met .......
Of begrotingssaldo + 3
Aflossing staatsschuld 7
Financieringssaldo
Er is sprake van een toename/ afname van de staatsschuld met ........
Oefenopgave:
Uit miljoenennota van 2008
Rijksuitgave incl aflossing op de staatsschuld = 128
Begrote Rijksontvangsten 102
Aflossing staatsschuld 18
Staatsschuld eind 2007 241
Bepaal de grootte van de staatsschuld eind 2008
- De SSQ geeft de schuld aan uitgedrukt in procenten van het nationaal inkomen van een land.
- Als het nationaal inkomen met 3% stijgt, dan mag de schuld ook met 3% toenemen zonder
dat de SSQ zal veranderen.
SS: 200
Y : 500
SSQ = 40%
Stel: de economie groeit met 3%. Het nationaal inkomen wordt dan: 500 * 1,03 = 515
Als de SS ook met 3% groeit: 200 * 1,03 = 206
De SSQ blijft dan 40%. (206/515 * 100%)
2. Een vraag:
Ook als de staatsschuld groeit, kan de staatsschuldquote dalen. Hieronder staan vier situaties:
1 Het nationale inkomen is groter dan de staatsschuld.
2 De aflossing op de staatsschuld is groter dan het begrotingstekort.
3 Het nationale inkomen groeit relatief meer dan de staatsschuld.
4 Het financieringstekort en het begrotingstekort dalen beide relatief.
2p 5. In 辿辿n van deze situaties daalt de staatsschuldquote bij een groeiende staatsschuld: welke situatie
is dat?