2. HET METABOLISME:
DE SLEUTEL TOT SUCCESVOL
VERMAGEREN
Hoewel er honderden di谷ten bestaan,
lijkt vermageren nog steeds een van de
moeilijkst vol te houden doelstellingen.
Vermageren vergt immers niet alleen op
fysiek maar ook op mentaal vlak inspan-
ning. Om te vermageren moet het
energieverbruik hoger liggen dan de
energie-inname.
Enerzijds halen we onze energie hoofd-
zakelijk uit koolhydraten en vetten en in
mindere mate uit eiwitten. Deze laatste
zijn hoofdzakelijk bouwstoffen. Ander-
zijds hangt het dagelijks energiever-
bruik af van het metabolisme die op zijn
beurt gevormd wordt door drie soorten
verbrandingen. Vermageren komt dus
in eerste instantie van binnenuit.
1
MICHAEL TERNOOT
VOEDINGSDESKUNDIGE -
ERKEND DITIST
3. BURN #1: HET BASAAL METABOLISME
Het basaal metabolisme wordt door de Hoge Gezond-
heidsraad als volgt omschreven:
Het basaal metabolisme (in het Engels Basal Meta-
bolic Rate BMR) refereert naar het energieverbruik
dat nodig is om de minimale basisfuncties van het
lichaam in stand te houden bij een persoon in
wakende toestand. Het wordt gemeten in een
toestand van volledige fysische en mentale rust, in
post-absorptieve toestand en in een thermo-neutrale
omgeving.
Concreet komt het erop neer dat dit type metabolis-
me bijdraagt tot het constant houden van onze
lichaamstemperatuur, de ademhaling, het gespan-
nen laten staan van onze spieren, etc. Dit alles
maakt voor 60 tot 70% deel uit van het totale
energieverbruik.
De BMR neemt af in functie van de leeftijd.
Dit proces gaat vrij snel tijdens de jeugd en
stabiliseert naar een verdere lichte en graduele
daling vanaf de volwassen leeftijd. Bij individuen van
dezelfde leeftijd, wordt de BMR voornamelijk
bepaald door de lichaamsmassa en de lichaams-
samenstelling (1). Spiermassa is metabool actief weef-
sel, vetmassa bijna niet. Bijgevolg zullen sporters
een hoger basaal metabolisme hebben dan zij die
niet sporten. Ook tussen man en vrouw zijn er
belangrijke verschillen in BMR, welke echter bijna
volledig verklaard worden door het verschil in
lichaamssamenstelling. Vrouwen hebben namelijk
tien procent meer vetcellen dan mannen. Ook de
lichaamslengte speelt een rol: hoe groter iemand is,
hoe meer calorie谷n zijn of haar lichaam nodig heeft
om alles in het lichaam goed te laten functioneren.
Om het basaal metabolisme draaiende te houden
moeten er dagelijks minstens 1300 kilocalorie谷n
(kcal) worden geconsumeerd. Daar dreigt meteen
ook het gevaar met crashdi谷ten die vaak onder de
nodige 1300 kcal zitten waardoor het metabolisme
afneemt met maar liefst 20%. Dit komt doordat het
lichaam zich bedreigt voelt indien er een voedsel-
tekort is, in een spaarmodus treedt en daardoor juist
meer energie zal opslaan. Daarnaast garanderen
crashdi谷ten geen voldoende intake van vitaminen
en mineralen. Jezelf uithongeren is trouwens nefast
voor de spieren. Je kent dat wel: je hebt honger
maar je eet niet. Op een bepaald ogenblik is dat
hongergevoel plots verdwenen. Niet omdat je niet
eet. Maar omdat je net gegeten hebt. Het lichaam
heeft namelijk zijn eigen weefsel aangesproken en is
dus spieren beginnen afbreken. Het zou natuurlijk
leuker zijn moest het lichaam vet afbreken op de
plaatsen dat jij wilt. Maar zo werkt het niet. Het
lichaam richt zich eerst op de spieren omdat vet
wordt opgeslagen voor noodgevallen (2).
Crashdi谷ten zitten vaak onder de
nodige 1300 calorie谷n, waardoor het
metabolisme afneemt met 20%
En het verhaal is nog niet helemaal
rond... Extreem di谷ten belast namelijk
de bijnieren die op hun beurt een
reeks chemische reacties in het
lichaam in gang zetten die de normale
aanmaak van schildklierhormonen die zorgen voor
de vetverbranding, waaronder tri-joodthyronine of
T3 en thyroxine of T4 belemmeren. Hierdoor kan
er meer worden aangemaakt van een ander schild-
klierhormoon dat vet opslaat (reverse T3 of rT3).
Maar rT3 is wel een levensnoodzakelijk hormoon.
Zonder rT3 zou er om de twee uren iets moeten
worden gegeten, anders zouden we sterven. Kortom
de schildklier is niet zomaar een vlindervormige klier
maar tevens de smeltoven van het lichaam (2).
Misschien denk je nu dat je kampt met overgewicht
doordat jouw schildklier te traag werkt. Wel dan is
het raadzaam jouw huisarts te contacteren. Indien
het toch niet aan jouw schildklier ligt: shame on you
en lees verder!
Daarnaast verdient het bruine vetweefsel ook wel
een beetje aandacht in dit artikel. Als je vetophoping
ziet of voelt ter hoogte van je buik of dijen is dit wit
vetweefsel. De functie van wit vet is onder meer
energie opslaan. Bruin vet daarentegen gaat vet en
glucose verbranden waarbij de gevormde energie als
warmte vrijkomt en verloren gaat. De totale hoeveel-
2
4. heid bruin vet wordt bij een volwassene op 50-100g
geschat, terwijl de hoeveelheid wit vet gemiddeld
20% van het lichaamsgewicht bedraagt (3). De hoe-
veelheid bruin vet bij volwassenen is omgekeerd
evenredig met de BMI en het lichaamsvetpercenta-
ge. Bruin vetweefsel is bij neonaten veel meer aan-
wezig (voornamelijk tussen de schouderbladen) dan
bij volwassenen. Dat komt omdat bruin vetweefsel
babys van warmte voorziet doordat neonaten een
relatief groot lichaamsoppervlak hebben terwijl hun
rilcapaciteit gering is door onderontwikkeling van de
spieren (4). Bij volwassenen zit het bruine vetweefsel
enerzijds rond de aorta en de sleutelbeenderen en
anderzijds zit het tussen wit vetweefsel en spierweef-
sel (= beige vetcellen) (3). Het interessante is dat
iedere bruine vetcel ge誰nnerveerd wordt door een
sympathische zenuwcel. De belangrijkste stimulator
voor deze zenuwcel is kou. Concreet komt het erop
neer dat de thermogenese vanuit bruin vetweefsel
wordt geactiveerd door het lichaam bloot te stellen
aan milde lage temperaturen. Bij zeer lage tempera-
turen zal het lichaam direct overschakelen naar
warmteproductie door te rillen. Bij milde koude blijft
het rillen uit en wordt er vooral energie gehaald uit
de verbranding van vet in bruin vetweefsel (5). Het
nemen van een lauw-koude douche of regelmatig
gaan zwemmen is zeker een aanrader, mits bruin
vetweefsel voor een vijfde deel uitmaakt van je
totale vetverbranding (6).
Het basaal metabolisme kan niet alleen afnemen
door een verminderde werking van de schildklier.
Ook stress en slaaptekort kunnen hier aan de basis
liggen. Stress zorgt er namelijk voor dat de bijnieren
stresshormonen (m.n. cortisol, adrenaline en aldoste-
ron) aanmaken. Op korte termijn zullen deze hormo-
nen er voor zorgen dat er vet wordt afgebroken en
glucose wordt vrijgesteld voor energie. Indien het
lichaam echter langere tijd onder stress staat,
zorgen deze hormonen er uiteindelijk ook voor dat
de schildklierhormonen T3 en T4 gaan afnemen en
rT3 gaat toenemen waardoor er juist meer vet wordt
opgeslagen en het metabolisme vertraagt (7).
Wetenschappelijk onderzoek heeft daarnaast uit-
gewezen dat slaaptekort in rechtstreeks verband
staat met gewichtstoename zoals figuur 1 weergeeft
(8). Te weinig slaap zorgt ten eerste voor een vermin-
derd verzadigingseffect van het hormoon leptine
(geproduceerd door wit vetweefsel) en een hoger
hongergevoel door het hormoon ghreline (afgeschei-
den door de maagwand). Ten tweede voelt het
lichaam zich moe en geraakt het in een spaarmodus
waarbij het zoveel mogelijk energie zal sparen in
plaats van te verbruiken. Ten derde leidt vermoeid-
heid tot verminderde fysieke activiteit. Obese
pati谷nten hebben daardoor een verhoogde viscerale
vetmassa (vetcellen rondom de buikingewanden).
Deze vetmassa produceert de ontstekingsbevorde-
rend eiwit interleukine 6. Interleukine 6 stimuleert
dan weer slapen. Dit interleukine wordt ook bij niet-
obese personen gesecreteerd doch in lage dosis en
met en een piek rond 1 uur s nachts. Bij obese
personen is deze piek rond 5-6u s morgens waar-
doordeze de neiging hebben om slaperig te zijn
overdag en gemakkelijker s nachts wakker te
worden (9). Tot slot zorgt chronische vermoeidheid
voor een hogere productie van stresshormonen die,
zoals eerder vermeld, een ongunstig effect hebben
op de schildklierhormonen en zo op het lichaamsge-
wicht.
Figuur 1: Relatie slaaptekort en overgewicht
Uit onderzoek blijkt dat een goede vitamine D-status bijdraagt tot
het kwijtspelen van overtollige lichaamskilos. Het lichaam scheidt
namelijk meer leptine uit als er voldoende vitamine D in het bloed
aanwezig is (10).
3
5. BURN #2: DIEETGENDUCEERDE THERMOGENESE
In het kader van de inname, vertering,
absorptie en assimilatie van voedsel en
nutri谷nten wordt eveneens een zekere
hoeveelheid energie verbruikt en in
functie van de hoeveelheid en het type
voedsel wordt een variabele hoeveelheid thermische
energie vrij gezet. Men spreekt in dit verband van
het thermisch effect van voedsel of van post-
prandiale thermogenese. De thermogene respons op
voedselinname is vrij constant en beslaat gemiddeld
ongeveer 10% van het totaal energieverbruik (1).
Uit bovenstaand blijkt dus dat ons lichaam energie
verbruikt door te eten. Het consumeren van kleine
frequente maaltijden en langzaam te eten is dan ook
een conditio sine qua non om de dieetge誰nduceerde
thermogenese hoog te houden. Deze thermogenese
kan ook verhoogd worden door een iets eiwitrijker
dieet. Het lichaam verbruikt namelijk per 100 kcal
koolhydraten of vetten, 10 tot 15 kcal. In geval van
eiwitten verbruikt het lichaam maar liefst 25 kcal
voor elke geconsumeerde 100 kcal uit eiwitten. Maar
overdaad schaadt en zoals eerder gezegd zijn eiwit-
ten in eerste instantie bouwstoffen.
Doordat vetverbranding pas na 20 minu-
ten optreedt, is het raadzaam minstens
een half uurtje door te sporten dan 3
keer 10 minuten verspreid doorheen de
dag
En hoe zit dat nu met koolhydraten? Volledig mijden
of niet volledig mijden? Niet volledig mijden! But
take it easy there. Er werd ons aan de hand van de
actieve voedingsdriehoek altijd geleerd dat brood en
aardappelen de basis vormen van onze voeding.
Maar dat is niet helemaal waar. Groenten zouden de
basis moeten vormen. Koolhydraten zijn en blijven
echter wel belangrijk. Indien namelijk alle koolhydra-
ten uit het voedingspatroon worden geschrapt, zal
het lichaam op een bepaald ogenblik ketonen
produceren doordat er een onvolledige vetverbran-
ding optreedt (om vetten te verbranden heb je
namelijk koolhydraten nodig). Deze ketonen verzu-
ren letterlijk het lichaam. Het is enerzijds vooral
belangrijk dat er trage koolhydraten worden gecon-
sumeerd onder de vorm van bruin brood, bruine rijst
en deegwaren en volkoren koekjes. Anderzijds
moeten toegevoegde suikers in onder meer koeken,
frisdrank, chocolade en gesuikerde melkproducten,
zoveel mogelijk vermeden worden.
Tot slot staat de literatuur vol van metabolisme
ver- hogende voedingsmiddelen. E辿n van de bekend-
ste is groene thee. Elke dag een kop groene thee
drinken heeft inderdaad een klein effect op je
metabolisme. Een klein effect want op jaarbasis zul
je er misschien slechts een halve kilo door verliezen.
BURN #3: FYSIEKE ACTIVITEIT 15 30%
Een ander belangrijk onderdeel om het
metabolisme gaande te houden komt
van jezelf, namelijk BEWEGEN! Bij
sedentaire personen is het energiever-
bruik voor fysieke activiteit
slechts ongeveer een derde
van het basaal metabolisme, terwijl het
bij zeer actieve mensen kan oplopen tot
het dubbele van de energie verbruikt
voor het basaal metabolisme en zelfs
meer (1).
Elke specifieke taak, beroep of bezigheid is geken-
merkt door een zogenaamde ge誰ntegreerde
energie-index (IEI: Integrated Energy Index) die
weergeeft hoe de energiekost van die taak in verhou-
ding staat tot de BMR. Deze waarde houdt rekening
met de rustpauzes tijdens de activiteit en integreert
de energie- kost van de verschillende activiteiten
waaruit de taak bestaat. Bijvoorbeeld voor een huis-
houdster vermeldt de IEI de energie verbruikt voor
het eigenlijke werk (koken, strijken, wassen enz.) en
voor de rustpauzes tussen deze activiteiten. Het
fysieke activiteitsniveau (physical activity level of
PAL) van een dag wordt dan het gewogen gemiddel-
de van de IEIs (1). Mensen met overgewicht hebben
vaak een PAL van 1,3 wegens hun sedentaire levens-
stijl en doordat vetweefsel geen metabool actief
weefsel is. Het beste resultaat tijdens het vermage-
ren wordt dan ook beoogt door de PAL op te krikken
van 1,3 naar 1,5. En dat lukt uitsluitend door...
inderdaad, BEWEGING!
4
6. Een belangrijk weetje inzake lichaamsbeweging is
dat de vetverbranding pas na 20 minuten optreedt.
Het is dus raadzaam minstens een half uurtje door
te sporten dan 3 keer 10 minuten verspreid door-
heen de dag.
De fysieke activiteit maakt dan maar een klein deel
uit van het totale metabolisme-verhaal, het staat
onoverkomelijk in positief verband met gewichts-
reductie. Lichaamsbeweging zorgt namelijk voor een
verhoogd rustmetabolisme, 30% meer abdominaal
vetverlies in vergelijking met enkel een dieet,
verminderde arteri谷le bloeddruk, verhoogde insuline-
gevoeligheid, betere cholesterolwaarden, toename
van respiratoire fitheid 辿n toename van algemeen
welbevinden (11, 12, 13).
BRONNEN
(1) Hoge Gezondheidsraad (2009). Voedingsaanbevelingen voor
Belgi谷, 2009, nr.8309. Brussel: Hoge Gezondheidsraad; 2009.
(2) Pomroy, H. (2013). Het metabolisme dieet. Slank in 28 dagen.
Standaard Uitgeverij: Antwerpen.
(3) Boon, M.R., Bakker, L.E.H., Meinders, E., Van Marken Lichten-
belt, W., Rensen, P.C.N. & Jazet, I.M. (2013). Bruin vet: een
lichaamseigen middel in de strijd tegen obesitas? Ned Tijdschr
Geneesk. 175:A5502.
(4) Cannon, B., & Nedergaard, J. (2004). Brown adipose tissue:
function and physioloigcal significance. Physiol Rev.
84:277-359.
(5) De Geeter, H. (2012). Bruin vetweefsel lijkt een nieuwe hot
issue in de strijd tegen obesitas. Waarom? Nutrinews, nr. 4, pp.
13-15.
(6) Leijenhorst, L. (2015). Vet relaxed... Mens Health, jrg. 16, nr.
1, pp. 96-99.
(7) Daubenmier, J., Kristeller, J., Hecht, F.M., Maninger, N., Kuwata,
M., et al. (2011). Mindfulness Intervention for Stress Eating to
Reduce Cortisol and Abdominal Fat among Overweight and Obe-
se Women: An Exploratory Randomized Controlled Study.
Journal of Obesity, pp. 1-13.
(8) Patel, S.R. & Hu, F.B. (2008) Short sleep duration and weight
gain: a systematic review. Geraadpleegd op 7 september via
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18239586
(9) Buyse, B. (2011). Obesitas en slaapstoornissen. Tijdschrift
voor voeding en di谷tetiek, jg. 37, nr. 5, pp. 3-6.
(10) Kong, J., Chen, Y., Zhu, G., Zhao, Q. & Chun Li, Y. (2013).
1,25-Dihydroxyvitamin D3 upregulates leptin expression in
mouse adipose tissue. Journal of Endocrinology, 216:2, 265-
271.
(11) Finnisch Medical Society Duodecim (2002). Physical activity in
the prevention, treatment and rehabilitation of diseases.
Helsinki, Finland: Duodecim Medical Publications Ltd.
(12) McInnes, K.J., Franklin, B.A. & Rippe, J.M. (2003). Counseling
for physical activity in overweight and obese patients. Am Fam
Phys; 67:1249-56.
(13) National Institute of Health, National Hearth, Lung and Blood
Institute. (1998). Clinical guidelines on the identification, evalua-
tion and treatment of overweight and obesity in adults-the
evidence report. Obes Res; 6:51S-209S.
5