7. HEIJKOOP METHODEPLAATSBEPALINGKerntaak 2: Begeleiden van de zorgvrager(s) op basis van het verpleegplan.De mbo-verpleegkundige begeleidt een zorgvrager op psychosociaal gebied. Zij begeleidt hem bij verwerking en hantering van de gevolgen van de ziekte of beperking en bij therapie of behandeling. Zij schenkt aandacht aan existentiële zaken. Deze begeleiding biedt zij ook aan de mantelzorgers/naasten.
14. BEHANDELENDE TERM BEHANDELEN HEEFT BETREKKING OP MEDISCHE ZORG DOOR EEN ARTS.IN DE GEZONDHEIDSZORG WOREN PEDAGOOG PSYCHOLOOG OOK TOT BEHANDLAARS GEREKEND
15. BEGELEIDENHET GEHEEL VAN ACTIVITEITEN EN HANDELINGEN DIE JE BEROEPSMATIG EN BEDOELD EN BEWUST UITVOERT OM EEN CLIENT TE HELPEN BIJ HET OPLOSSEN VAN ZIJN PROBLEMEN
16. Aspecten van de beroepshouding:• respect• acceptatie• echtheid• openheid• eerlijkheid• veiligheid• betrouwbaarheid• gelijkwaardigheid• afhankelijkheid• vertrouwen• integriteit• zorgvuldigheid
20. MINDER AANDACHT VOOR DE CLIENT ALS MENSONDERSTEUNEND BEGELEIDENIS GERICHT OP HET WELBEVINDEN VAN DE CLIENTEN.EEN GOED LEEFKLIMAAT WORDT ALS BELANGRIJK GEZIEN.CLIENTEN WORDEN PERSOONLIJK AANGESPROKEN EN GEKEND
21. PARTICIPEREND BEGELEIDENIS GERICHT DAT BEGELEIDER EN CLIENT INFORMATIE EN MACHT DELENDE BEGELEIDER BEHANDELT DE CLIENT ALS GELIJKE.DEZE STIJL IS GERICHT OP ZOWEL HET WELBEVINDEN VAN DE CLIENT ALS DE KWALITEIT VAN HETBEGELEIDINGSPROCES
22. SITUATIEGERICHT BEGELEIDENNIET EEN VASTE BEGELEIDINGSSTIJL GEBRUIKEN, MAAR DE STIJL AANPASSEN AAN DE SPECIFIEKE CLIENT, DE SPECIFIEKE BEGELEIDINGSBEHOEFTE EN DE SPECIFIEKE SITUATIE
25. HEIJKOOP METHODEWAT IS CENTLE TEACHING?Een leerprocesdat zich richt op het aanleren van een gevoelvan companionshipop een manier die door de ander als nietoverheersend ervaren wordt
26. CompanionshipEen relatie waarbinnen je je–Onvoorwaardelijk geliefd voelt Basale behoeftes–Veilig voelt–Liefdevol voelt en uit kan reiken Voorwaarde om hulp te kunnen aanvaarden–Verbonden voelt met de anderIeder mens verlangt naar companionship, maar nietiedereen kan ermee omgaanAls je de liefde van een ander kan aanvaarden enbeantwoorden,wil dat zeggen dat kwetsbaar magzijn in de aanwezigheid van de ander.
27. DOEL CENTLE TEACHING.Het ontwikkelen van een veilige enliefdevolle relatie waarbinnen we de ander kunnen ondersteunen op stressvolle momenten We de ander kunnen begeleiden in zijn dagelijks leven en de ontwikkeling van zijn kwaliteiten
28. De ander ons vertrouwt en ons gezag aanvaardt, en zich niet neer hoeft te leggen bij onze macht
29. De begeleider vanuit een positieve enstimulerende energie kan werken.
30. DE PSYCHOLOGIE VAN WEDERZIJDSE AFHANKELIJKHEID Ieder mens verlangt ernaar zich veilig en geliefd te voelen, naar companionship Mensen ontwikkelen in een relatie met elkaarwaarden die richting geven aan het bestaan Alleen op basis van een gelijkwaardigerelatie kan je een ander helpen zich teontplooien
32. Je kan alleen een relatie met de anderontwikkelen als de ander ook in staat is eenrelatie met jou te ontwikkelen
33. Interactief: leren zich geliefd tevoelenWelke betekenis heeft “geliefd voelen” voor je ?Hoe kan jij je cliënt leren zich veilig en geliefd bij je te voelen?
34. UITGANGSPUNTEN CENTLE TEACHING Wederzijdse en gemeenschappelijkeverandering Het gaat niet om het gedrag maar om depersoon “Ik en jij” wordt “wij”
36. Verandering begint bij de “sterkste”EIM: Eigen Initiatief ModelDit model richt zich op de versterking van de vaardigheden van mensen met een verstandelijke beperking om op alle mogelijke levensgebieden meer zelf verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Daarmee ligt er een direct verband met de burgerschapsvisie. Het model is vooral praktisch bedoeld en heeft een kernpunt in de ontwikkeling van het denken. Wanneer iemand beter nadenkt over dat wat zij/hij doet, ontwikkelt zich ook een groter vermogen tot handelen en daarmee weer worden de algehele ontwikkelingskansen van mensen met een verstandelijke beperking vergroot.
37. EIM: Eigen Initiatief ModelHet model keert zich tegen een afhankelijkheidspositie van mensen met een beperking, en omgekeerd ook tegen een hulpverleningssyndroom (het voortdurend geneigd zijn tot het verlenen van zorg!).
38. Daarmee wordt meer recht gedaan aan wat de betrokkene zelf kan denken en kan doen.
39. In de praktijk van het model wordt er een uitdrukkelijk beroep gedaan op de zelfoplossingsvaardigheden!EIM: Eigen Initiatief ModelDeze worden gestimuleerd door concrete opdrachten die als werkdoelen worden opgezet.
40. Het ‘leren leren’ komt dan in beeld: het gaat niet om het uitvoeren van de concrete taak (koffie zetten, zelf boodschappen doen, contact maken met iemand anders, de was doen, etc.) maar om het leren bedenken wat daarvoor nodig is.EIM: Eigen Initiatief ModelDaarbij maakt het model overigens ook gebruik van een verkeerslicht (vgl. stoplichtmethode).
41. Het begint echter bij rood: stop voor je begint: het proces van nadenken moet gaan beginnen.
42. Concrete vragen helpen daarbij: wat ga ik doen & wat wil ik? / wat is nodig & hoe ga ik het doen? / wat weet ik er al van?.
43. Bij oranje: even checken: gaat het nog goed? Moet er nog iets aan worden gedaan? Kom ik iets tekort?
45. Heb ik wat ik wilde & is het gegaan zoals ik het had gedacht? Is het goed? Wat doe ik de volgende keer?
46. In concrete oefensituaties wordt dit denken steeds op de proef gesteld: doen wat je zelf kunt, leren wat je zelf wilt.
47. En het mag daar niet bij blijven: er moet sprake zijn van generalisatie. D.w.z. er moet op andere momenten eenzelfde denkproces en handelingsvaardigheid ontstaan.EIM: Eigen Initiatief ModelDaar is dan ook coaching op de praktijkvloer voor nodig!
49. Dat maakt het model ook sterker: niet alleen een training, maar een doorpakken naar het alledaagse leven.
50. Coaching (‘ruimte geven en grenzen stellen’) maakt het mogelijk dat deze alledaagse situaties ook veilig genoeg zijn om als ‘probeerruimte’ te functioneren. Het inzetten van EIM is niet vrijblijvend, omdat er met concrete doelen wordt gewerkt
51. EIM: Eigen Initiatief ModelDeze doelen dienen klein en overzichtelijk te zijn (gevaar voor overvraging). EIM kan evenmin incidenteel worden gebruikt, omdat EIM ingebed moet zijn in het totaalbeeld en de wensen van de betrokkene zelf (zoals persoonlijke toekomstplannen). EIM maakt overigens vooraf geen onderscheid in mate van de verstandelijke beperkingen zelf. Naast deze methodische aspecten vraagt het model aandacht voor training en implementatie in de organisatie.
52. HEIJKOOP METHODECentraal in deze methodiek staat de term ‘anders kijken’. Dat betekent concreet kijken vanuit het perspectief van de verstandelijk gehandicapte zelf. Het doel van de methode is: haar/zijn zelfvertrouwen versterken (want probleemgedrag is verlies daarvan) en de begeleiding onderling beter afgestemd laten handelen. Het probleemgedrag is daarbij niet beperkt tot de verstandelijk gehandicapte zelf, maar is een gegeven van het hele netwerk om de betrokkene heen: we maken er allemaal deel van uit en we lopen allemaal vast!
53. HEIJKOOP METHODEMet behulp van video-opnamen wordt de problematische situatie /probleemgedrag ‘verzameld’ en nauwkeurig bevraagd. Dit gebeurt aan de hand van hele directe en concrete vragen over wat we zien: ‘waar staat hij? / Welke plaats neemt hij in? / Waar kijkt hij naar/ Waar luistert hij naar? / Wat doet hij met zijn handen? / Hoeveel kracht zet hij? / Welke klanken en tonen gebruikt hij? / Hoe is zijn gelaatsuitdrukking? / In welke richting kijkt hij? / Wat zegt hij eigenlijk?’ etc.
54. HEIJKOOP METHODEDeze observatie en bevraging gebeurt in een breed teamverband van direct en deskundig betrokken disciplines en verantwoordelijken (dus: de eigen ondersteuners aangevuld met gedragskundigen, arts, psychiater, etc., als een multidisciplinair verband). Een nauwkeurige functieanalyse brengt het probleemgedrag in kaart. Stap voor stap wordt het probleemgedrag beoordeeld op mogelijke betekenissen in de concrete hier-en-nu situatie
55. HEIJKOOP METHODEDat is ook de belangrijke betekenis van deze methodiek: de gerichtheid op de concrete problematiek zoals die door de omgeving wordt ervaren en waar de verstandelijk gehandicapte ook zelf in vastloopt. Heijkoop richt zich niet op de diagnostiek van de gehandicapte, maar op het scherper in beeld krijgen van het probleemgedrag . Deze focus is van belang om een beter beeld te krijgen van hoe wij als begeleiders handelen rondom het probleemgedrag.
56. HEIJKOOP METHODEDat maakt de methodiek ook tot een interactief proces dat verder kijkt dan een versimpeling in ‘oorzaak-gevolg’. Hij werkt dit concreet uit in verschillende onderdelen: een beeld krijgen van de spanningsniveaus; het probleemgedrag als versterker van zichzelf (spiraalwerking); en 3) vier kernpunten voor de persoon zelf: * vertrouwen, * Invloed op de omgeving, * leren omgaan met probleemgedrag en * emotioneel evenwicht
57. HEIJKOOP METHODEDeze vier gebieden vormen de basis voor een behandelplan. Een verbijzondering vindt plaats bij escalaties (incidenten), waarbij het proces van de escalatie zelf ook in beeld komt: fase 1: aanloop / fase 2: probleemgedrag / fase 3: herstel. Heijkoop biedt hiervoor een aantal handvatten.