4. MIDDELEEUWSE BOUWKUNST 300-1500 Vroeg-Christelijke Bouwkunst 300 – 500 VROEG-CHRISTELIJKE BASILIEK A MIDDENBEUK B ATRIUM C HOOFDABSIS
5. MIDDELEEUWSE BOUWKUNST 300-1500 Vroeg-Christelijke Bouwkunst 300 – 500 A)Cathedra. Aan iedere vroeg-christelijke basilica was een bisschop verbonden die de leiding had over de erediensten. Zijn plaats in de basiliek was de bisschopszetel (cathedra). De bisschop leverde het gezagvolle commentaar op de schrift vanaf de bisschopszetel: ex cathedra. Onder een 'kathedraal' verstaan we nog steeds een kerk waarin een cathedra staat, dus een kerk waaraan een bisschop is verbonden. Links en rechts van de bisschopszetel waren zetels voor de priesters (presbuteroi-oudsten). B) Dit gedeelte is het presbyterium of priesterkoor. C) De halfronde aanbouw van de basilica heet de absis (ook wel gespeld: apsis). D) De belangrijkste plaats van de kerk was het altaar. De plaats van de eucharistie: het offer van Christus aanwezig in de gedaante van brood en wijn. Het altaar wordt overhuifd door een baldakijn of ciborium. E) De schola cantorum. Na Grote (ca. 600) werd deze koorruimte geïntroduceerd. F) Spreekgestoelte (ambo, van anabainein = bestijgen) bestemd voor de epistellezing (door een voorlezer of lector). G) Spreekgestoelte (ambo) de hervormingen van de mis en de koordienst door Gregorius de bestemd voor de evangelielezing (door een diaken). Naast deze ambo staat een marmeren luchter die werd ontstoken bij het voorlezen van de paaslofzang (exultet). H) Trapje naar onderaardse ruimte: confessio of crypte. Hier worden de relikwieën (overblijfselen van een heilige (martelaar)) bewaard. Het altaar stond recht boven die relikwieën. In Rome waren de eerste eeuwen van het christendom nog geen relikwieën te vinden. I) Middenschip: centrale gedeelte van de kerk J) Zijbeuk of zijschip. Ruimte die parallel aan het middenschip is gelegen en hiermee in verbinding staat d.m.v. een zuilenrij. K) het atrium (een door een zuilengalerij omgeven voorhof) diende als overgangsgebied tussen de buitenwereld en de basiliek. L) De doopkapel of baptisterium. Dit was een vrijstaande, meetal achthoekige centraalbouw. Het getal acht gold als het getal van de opstanding (de zeven dagen van de schepping en de achtste dag voor de opstanding van Christus). De symboliek van de doop was zowel die van de reiniging als die van de dood en wedergeboorte. Het baptisterium was altijd gewijd aan Johannes de Doper. Eerst werden voornamelijk volwassenen gedoopt. Dat gebeurde door onderdompeling in een groot bassin (piscina) waarin stromend ('levend') water vloeide. De doop door onderdompeling maakte later plaats voor de doop door sprenkeling en de piscina's werden vervangen door doopvonten. M) De vroeg-christelijke basilica's hadden geen klokkentoren. De meeste zijn in de middeleeuwen toegevoegd, zoals deze uit de 12e eeuw. BRON: http://www.belpaese.nl/B4BASILI.HTML