3. Terminologie
Problemen eigen aan het
hulpverleningssysteem
Gezinsssysteem: chronisch en complex
netwerk van socio-economische en
psychosociale^problemen
6. Persoonskenmerken van ouders
Apathy-futility-syndrome
Gevoel van futiliteit
Emotionele vervlakking
Interpersoonlijke relaties negatief gekleurd
Gebrek aan competentie (gevoel)
Negativisme
Verbale ontoegankelijkheid
Overdragen van fulititeitsgevoelens op anderen
Passief-agressief uiten van boosheid
7. Gezinskenmerken
Snel wisselend interactiesysteem, onvoorspelbaarheid
Hi谷rarchische communicatie
Moeder als knooppunt van interacties
Extreme posities in gezinscohesie en aanpassing
Opvoeding tussen overbeschermen en afwijzen
8. Principes voor hulpverlening aan multi-
problemgezinnen
Tegemoetkomende hulp
Gezinsgerichte hulp
Emancipatorisch
Empowerment
Integrale hulp
Samenwerking en co旦rdinatie
Supervisie
9. Tegemoetkomende hulp
Hulp aan huis
hulpverlener neemt initiatief
Hulpverleningsproces gaande houden
Flexibiliteit van de hulpverlener