12. VOORBEELD
Het wordt mooi weer vandaag en de paarden worden buiten gezet.
Losse zinnen:
Het wordt mooi weer vandaag. En de paarden worden buiten gezet.
13. VOORBEELD
Toen Maaike nog in Alkmaar woonde, zag ik haar niet vaak.
Toen Maaike nog in Alkmaar woonde. Zag ik haar niet vaak.
Toen = onderschikkend voegwoord
14. VOORBEELD
Maaike heeft twee katten maar houdt ook van honden.
Maar = nevenschikkend voegwoord
Nevenschikking.
15. VOORBEELD
Ga je ook naar Texel deze zomer of heb je andere plannen?
Of = nevenschikkend voegwoord.
Ga je ook naar deze Texel deze zomer? Of heb je andere plannen?
Ga + of : persoonsvorm
16. VOORBEELD
Als je het vriendelijk vraagt, gaat de deur vanzelf open.
Als = onderschikkend voegwoord
Twee persoonsvormen: vraagt en gaat