際際滷

際際滷Share a Scribd company logo
persbericht persbericht persbericht
Jan Haak terug van weg
Volksmythische personificatie van de verdrinkingsdood
Tijdens de verduisterde maskerparade in de Nacht van de Nacht op zaterdag 24
oktober 2015, waarmee Middelburg zijn binnenstadsfestijn van het Duister
afsluit, verschijnt als primeur in de processie van 束Het Dodenleger損, de
solitaire maskerpersonage Jan Haak, geest der Zeeuwse zoete binnenwateren
in ballingschap, en voor oudere Zeeuwen zeker geen onbekende.
Decennia lang werd het fantoom door eenieder op het droge verguisd omdat
hij het nooit zou nalaten om zwemmers in diep water met een haak naar
beneden te trekken ten einde hen de verdrinkingsdood op te dringen.
Zijn verschijning in 束Het Dodenleger損 staat in het teken van de uitbeelding van
oud-europese volksmythische wezens welke eeuwenlang de taak op zich
hebben genomen om 辿辿ns per jaar een leefgemeenschap te bevrijden van haar
gestorven zielen. Als Zeeuws-oudgediende is Jan Haak gehouden temidden van
andere illustere figuren, andermaal zijn taak museaal uit te voeren binnen het
stramien van een indrukwekkende fakkeloptocht door de verduisterde
Middelburgse binnenstad.
________________________________________________
manifestatie: N8vdN8  Nacht van de Nacht 2015, Middelburg Centrum
datum: zaterdag 24 oktober
tijdstip: 22.00 -23.15 u
plaats: binnenstad Middelburg
parcours: Kloveniersbrug  Langeviele  Pottenmarkt  Plein 1940 
Markt  Vlasmarkt
uitvoerder: Maskertheatergroep Pandaemonium en fakkelaars
regie/productie: Phons Bakx
teskt publicatie: Stichting Antropodium
interviews: Andreas Oosthoek, Marco Evenhuis, Phons Bakx
voor eventueelcontact: Phons Bakx
0118  624 934 /phonsbakx@antropodium.tweakdsl.nl
--- ENIGE UITWIJDING ----
Nu we van tijd tot tijd moedwillig op de hoogte worden gebracht hoe in Nederland
christelijke kerken in het verleden met hun zwaktebod zijn omgegaan, heeft dat tot
dusver niet belet dat ook hun vroegere doctrines ons een flink aantal ballingen heeft
opgeleverd. En soms mogen we de tijd rijp genoeg achten om bijvoorbeeld iets van
zon oude balling weer onder de collectieve aandacht terug te zien keren. Heel wat
volksmythische personificaties moesten het op die manier in het Zeeuwse eilandenrijk
laten afweten. En 辿辿n ervan was beslist beroemd en berucht, en hem kan met recht
worden toegerekend dat hij lang buiten de gemeenschapscollectiviteit is komen te
bivakkeren z嘆nder helemaal in vergetelheid te zijn geraakt. Althans, daarvan getuigt
toch het helderste gedeelte van onze tijdheugenis, ja ook aan de uiterste rand
daarvan.
Het gaat hier om niets minder dan om het imaginaire fenomeen Jan Haak en zijn
verguisde equivalenten Slokkevent, Ooszepik, Nekker of den kervint. Ook bleek een
卒persoonsverwisseling卒 mogelijk met de Osschaart, een ongure trawant eveneens in de
luwtes van waterkant en kreek terug te vinden, en destijds louter geducht door de
enkeling die er in verlatenheid nog op uit moest.
Op indicatie van het calvinisme verliet Jan A竪k alras het Walcherse volksgeheugen,
ofschoon over generaties heen enkelen altijd nog de flarden opvingen waarvoor de
gevreesde geest van de binnenwateren eigenlijk niet had gestaan. Zijn teloorgang
vorderde beduidend minder snel op de Bevelanden en in het Zeeuwse Vlaanderen,
alwaar hij resp. gekend stond als Jan E棚k en Jan A但k maar ook als Pietjen 卒A但k.
Het Napoleonkanaal in Sluis  foto genomen vanaf t Schep (foto: infosluis.nl)
Zeeuws-Vlaanderen
In de vorige eeuw hielden Zeeuws-Vlamingen tot ver in de jaren 60 zijn reputatie
onvervalst, waarvan getuige antropologisch publicist Phons Bakx: Rond 1961 werd ik
als 5-jarige in Sluis aan t Schep voorgelicht over de verraderlijkheid van Jan A但k. t
Schep was een speciale oeverglooiing aan de vaart (het Napoleonkanaal of Kanaal van
Sluis naar Brugge, foto boven) waar vaartuigen in en uit het water werden gehaald,
direct gelegen naast het voormalige natuurzwembad. Ik herinner me hoe ik op die
plaats, hoe wij, kinderen bijeen, van een oudere persoon te horen kregen, dat wij
nooit naar het diepe midden van het kanaal zwemmen mochten, want al was je alleen
of niet, daar onmiddellijk sloeg Jan A但k toe met een grote haak en tegen al je macht
in trok hij je naar de diepte van de vaartbodem, zodat je daar het leven liet. De
waarschuwing aan ons werd met het voorbeeld afgerond van de verdrinkingsdood van
de 4-jarige Marijke Musson uit ons dorp. Ik had het al niet zo hoog op met al dat
zwemmen, maar na die waarschuwing hield ik het zowat helemaal voor gezien!
Watergang
Dat dit soort waarschuwingen bij kinderen ten alle tijden hun effect sorteerde,
illustreren de reminiscenties van schrijver Andreas Oosthoek over de Zuid-Bevelandse
Jan 棚k: Ik zie dn waetergank nog voor me, het bruggetje en het loerende gevaar:
dn aek en het verzwelgende water! Op een dag ging Andreas als kind met twee
vriendjes naar iemands huis waarvoor zij eerst via een houten loopbrug een
watergang moesten oversteken. Van hun ouders werd stringent opgelegd om in het
midden van het gangpad van die brug te lopen, chter elkaar, niet naast elkaar! En o
wee, als er maar iemand in de buurt van 辿辿n van die brugleuningen kwam. Die schrok
zich van de harde klap alleen al dood, die de waterdemon met zijn haak tegen de brug
geven zou! En al is het maar door een kiertje dat hij zijn prooi kan zien , hij sleurt
hem over de brugleuning het water in om hem een onmiddellijke verdrinkingsdood te
bezorgen. Woordelijk volgden de jonge Oosthoek en de zijnen wat was opgedragen.
Iezendieke
Het algemene beeld dat met de verschijning van Jan Haak wordt opgeroepen is die van
een haast onzichtbaar wezen dat in een hoop watergekletter iemand vanuit het
oppervlaktewater met zijn haak naar de diepte trekt. Daarom gold de waarschuwing
voor Jan 但k in hoofdzaak altijd tegen het te water gaan in het diepe.
Het schijnt dat Jan Haak met name rond IJzendijke zijn activiteiten listiger heeft
uitgevoerd dan waar dan ook, aldus zo men stelde. Los van het gegeven dat men hem
ook Nekker noemde (wellicht afgeleid van necare, het doden), fabriceerde hij met
zichtbaar genoegen in het dorre riet een aantal warnesten. Een enkeling hield staande
dat een nekker het liefst kinderbloed zoog, waardoor het monster zijn voorkeur
bekend werd voor de menselijke soort.
In het polderland rond Iezendieke schijnt Jan Haak natuurgetrouwe klankimitaties te
hebben voortgebracht van jonge kinderen die in paniek aan de waterkant gilden en
om hulp schreeuwden, waarop altijd vliegensvlug het antwoord van de volwassene
volgde in het toesnellen naar het oeverslijk. En juist d叩叩rop wachtte de watergeest
met zijn haak, want in dit landschap bediende hij zich van maar liefst zeven
handlangers achter zich, op 辿辿n rij klaar in aanslag, om een volwassene zijn dodelijk
terratorium binnen te sleuren, want kennelijk wist Jan Haak dit in zijn 辿辿ntje niet te
klaren.
Volksverdichtsels
Marco Evenhuis, documentalist voor Zeeuwse folklore, brengt met het voorbeeld van
Jan Haak in dat deze watergeest lange tijd een belangwekkende plaats heeft
ingenomen temidden van voornamelijk agrarische leefgemeenschappen. Mede door
ontzenuwing van het kerkelijke gezag op de Zeeuwse eilanden bond de
geloofwaardigheid en emanatie voor het fantoom Jan Haak zich behoorlijk in.
Daarmee verloor de mythe nopens hem aan essentie, maar niet geheel zijn reputatie.
Het fantoom bleek eigenlijk nog enige gelding over te houden ten opzichte van het
fanatasierijke voorstellingsvermogen van het kind. Maar als de geloofwaardigheid naar
een bepaalde periferie begint af te glijden, dan is het met zon volksmythe eigenlijk
wel gedaan.
Verkeert bijvoorbeeld de mythe rond Sinterklaas en zijn helpers dan niet in zon zelfde
afglijd-fase, nu de discussies in onze samenleving omtrent het racisme zo oplaaien?
In de publieke opinie zien we beslist een stroming aanwezig die hen graag volledig uit
het culturele beeld wil zien verdwijnen.
Marco Evenhuis: Al staat het wetenschappelijk niet vast, maar in vele oude volkse
verschijnselen laat zich de logica zien dat het ooit serieuze waarheidszaken zijn
geweest waarmee de volwassenen weldegelijk altijd rekening hebben gehouden.
Wanneer een dergelijke cultus op zijn waarheidsgehalte begon af te kabbelen, dan zie
je dat de geloofwaardigheid van die cultus alsnog in staat is om naar het
verbeeldingsrijk van een kind over te vloeien. En dat uit zich in volksrijmpjes,
volksliedjes en orale overleveringen over volksmythische wezens zoals Jan Haak er
eigenlijk 辿辿n van is.
Als de folklore in zijn laatste levensfase aanbelandt, zien we dat de imaginaire
verschijnselen tot het voorkomen van een of andere kinderschrik degraderen. En dan
gaan de talloos geuite waarschuwingen van kracht tegen het dreigende gevaar bij het
zwemmen in diep water, het verbieden om bij waterkanten te spelen, alsook het lopen
in graanvelden of bossages waar de oppas de kinderen uit het oog dreigt te verliezen.
In de voortzetting van dit soort volksverdichtsels zit iets verholen dat op het onbewust
verlengen van het oude volksgeloof gelijkt, zeker als het zich in de richting van
bijgeloof of kindergeloof transformeert. Marco hierover: Het lijkt wel of de mensen
eigenlijk geen afscheid willen nemen van hun oude demonen, verhalen en liederen.
Maar misschien dat de hedendaagse cultivering ervan door het opnemen van oude
verhalen en volkstradities in allerlei bundeltjes, juist door ons weer kan worden
opgevat als de v嘆lgende fase in het voortbestaan van onze volkscultuur. Er echt nog in
geloven?..., nee, dat doen we niet meer, ook de kinderen niet, maar we lezen er wel
graag nog over.
Straattheater
Verantwoordelijk voor het kostuumontwerp van de gevreesde watergeest is Phons
Bakx. Hij hield zich al een tijd bezig met het kledingontwerp van andere
volksmythische figuren uit een oud-europese diversiteit, zij het wel in masker-
uitdossing. In zijn speurtocht stuitte hij onverhoeds op Der Hakemann of Hokama
als fantoom uit rivier en waterstroom in de Duitse Eifel, Schwarzwald en hertogdom
Frankenland. Der Hakemann bezon zich op eenzelfde soort listen als de vroegere Jan
Haak, Waterwolf, Ooszepik, Slokkevent, Watersnaak, Nekker(man) en Boezehappert
uit de noordelijke en zuidelijke Lage Landen.
Der Hakemann maakt als solitair deel uit van de jaarlijkse carnaval-optochten in de
Duitse regios. Als centraal ritueel vist een grote schare heksen hem van de
rivierbodem omhoog en rijdt hem vervolgens op het droge in een kar rond in de
carnavalstoet. -- In Midden-Europa en zeker in Duitsland heeft men zeer veel van dit
soort oude folklore secuur weten te conserveren in de jaarlijkse optochten. Niet
zomaar opbergen in een streekmuseum, maar levend houden in voornamelijk
Fastnacht-optochten.
Elzenkoning
De ontdekking van Der Hakemann roerden Bakx eigen jeugdherinneringen aan Jan
Haak. Kort tevoren fabriceerde hij uit eigen beweging in zijn achtertuin een
maskergedaante zijnde de Erle-K旦nig, een doodsfantoom uit de vroegere
noordduitse wouden, immer van zins om een reizende solitair te beslachtofferen.
Goethe wijdde in 1782 een ballade aan 束Der Erlk旦nig損 waarin hij deze oude folklore in
betekenis aanmerkelijk heeft weten te verbuigen. Phons: Die Erle-K旦nig blijkt een
Duits-Deense overlevering te zijn waarin 辿辿n van de vormen van de harlekijn uit het
oudeuropese cultuurgoed aan ons oog verschijnt. Let eens op woorden als Erle-
K旦nig, het Deense Ellerkunen of het Engelse Herla King dan valt direct op dat in
alledrie de term harlekijn goed te herkennen is.
Erle-K旦nig wordt in het Nederlands vertaald als Elzenkoning. Zijn levensverhaal in de
Duitse wouden is dat hij van de heerseres over het oudgermaanse Dodenrijk afstamt,
ja, Frau Hella, Vrouw Holle of Holda. Hela-Kjon, zoals hij in de Germaanse oudheid al
is aangeduid, sleurde een weerloze sterveling eigenhandig het rijk van zijn mythische
moeder binnen. Allicht blijkt hier de gepersonifieerde weerzin uit van de mens jegens
zijn eigen sterfelijkheid.
Wat mij aan die figuur fascineert is dat hij vroeger voor de gewone mensen
onomstotelijk als een afbakening moest worden begrepen en uitgelegd. Een
personificatie die als waarschuwing op een ander werd overgedragen. De oplegging
die in hun naam bezegeld ligt in uitspraken als Ga niet alleen dat woud in! Ga niet in
dat diepe water zwemmen!, maakte het voor mij maar tot een kleine stap tussen Erle-
K旦nig en Jan Haak. Bovendien passen ze allebei goed in mijn theatraal opgezette
creatie van het mythische Dodenleger waaraan ik sinds 2012 ben begonnen.
Gewoonte van projectie
Maar rijst daar niet zeer pregnant de vraag: hoe ongepast is het eigenlijk dat iemand
een dergelijke oude mythische volksvijand zoals Jan Haak terug onder de collectieve
aandacht brengt, hem tot straattheater vormt, maar waarvan toch met zekerheid
beweerd kan worden dat men hem na jaren met welke middelen dan ook voorgoed
heeft weten te bezweren? Phons: Ja, dat is op zich zeker boeiend in het verhaal van
zijn terugkeer als straattheater. Nu en dan mag ik opmaken dat mensen niet altijd
even duidelijk een grens trekken tussen wat enerzijds ooit een mythe was, en dat nu
als verhaal is overgebleven, en anderzijds de werkelijkheid van alledag waarin we nu
leven. De emotie daartussen kan zeer beslist troebelen. En ik geef grif toe dat het
differenti谷ren ook wel neerkomt op het toepassen van een klein specialisme. Voor een
liefdevolle grootmoeder is er bijvoorbeeld totaal geen bekoring te vinden in een
theatrale terugkeer van Jan Haak, als zij haar kleinkinderen zo aan de waterkant ziet
spelen en opgroeien. Hij is eerder een gruwel die zoiets in elkaar steekt en het tot
straattheater omtovert. Eervol de terugkeer van een mensenmoordenaar, om het zo
maar eens te zeggen? Ook in dit opzicht blijft de aanwezige emotie goed te begrijpen.
Het echte bijzondere van Jan Haak is dat hij nooit daadwerkelijk in de diepe wateren
van ons natuurlandschap heeft bestaan, maar dat hij plaats kreeg aangeboden in de
collectieve aandacht van de vroegere agrarische bevolking.
Hij existeerde alleen maar in hun lichaamssystemen waartoe hun hersenen behoren!
Maar daar moest je vroeger niet mee aankomen! Het was niet meer dan een
gewoonte om ten volle die aandacht in het landschap en al zijn diepe sloten en poelen
te projecteren. Iemand projecteert zijn verbeelding en wijst de poel aan waarin Jan
Haak verscholen zit. Ge zijt gewaarschuwd! Op die manier heeft een collectieve,
sociale bescherming vroeger altijd gedegen werk verricht. Op die manier pakte de
projectie altijd gunstig uit omdat die afdoende bescherming bood. We zouden zoiets
tegenwoordig alleen nog maar kunnen vertalen in het plaatsen van prikkeldraad of
Heras-hekwerk met toezichtcameras. Ja, ook in en aan het water.
Stel dat Jan Haak op deze legendarische, imaginaire wijze er nooit was geweest? Dat
zijn aanwezigheid nooit geprojecteerd werd in de diepe sloten en plassen, en dat
daardoor ook nooit 辿辿n waarschuwing zou zijn uitgegaan naar hen die in diep water
wilde zwemmen? Zouden er niet meer verdrinkingsgevallen zijn voorgekomen? Tjee,
wat voor een excentriek stukje wetenschap schuilt er toch in dit soort vragen? Ik
persoonlijk acht het goed mogelijk dat door de aanwezig geachte Jan Haak minder
verdrinkingsgevallen zijn voorgekomen, maar we zullen dat natuurlijk nooit echt te
weten komen. Essentieel is dat de reputatie van een hoogverachte volksvijand
decennia lang op een allergunstigste wijze werd gebruikt. Nou, ik zeg je, is dat niet
de moeite waard om hem eens theatraal te belichten? In zover ik weet bevindt Jan
Haak zich niet echt uitgebreid in onze natuurhistorische musea.
Diepe wateren
Met het historisch gegeven van Jan Haak komen we in algemene zin ook in aanraking
met de oeroude voorstellingen over de Dood als een onkenbaar en ongenaakbaar
domein dat kennelijk alleen vrijwillig toegang verschafte aan haar eigen imaginaire
koeriers. Ook de Wilde Jacht was zon fantoom dat uit een horde lawaaischoppers
bestond dat bij nacht en ontij door het luchtruim trok, teneinde op aarde telkens weer
dode zielen op te komen halen. De Wilde Jacht is in geografisch opzicht overal in het
oude Europa bekend geweest, en het fantoom getuigt dat het van alle (v坦坦r-
christelijke) tijden is geweest. Beweerd wordt dat het de waarlijke voorloper was van
het Vagevuur en de Louterberg. Door de eeuwen heen werd de imaginaire hemelse
horde van De Wilde Jacht door tallozen aangevoerd zoals Frau Holle, Frau Perchta, Fro
Gode, Odinn, Wodan, Hellequin, Herla King, Hela Kjon, Herlething, etc., kortom, ook
weer door vele verschillende gedaanten van de harlekijn.
In Duitsland trok de visionaire horde s nachts door het luchtruim en aan het einde van
al hun jagende acties verdween het als een gesterkt leger tijdens het ochtendgloren in
een diepe poel, ja, vaak ook in een waterput of in een meer (de Mummelsee en de
Titisee in Schwarzwald merkte men hiervoor aan). De diepe wateren maakten
verbinding mogelijk met onderwereld en hiernamaals, dus met het Dodenrijk. In de
volksmond stonden deze wateren bekend als kinderbronnen omdat volgens
overlevering uit dit soort diepe wateren de zielen van de kinderen regelmatig
tevoorschijn waren gekomen, en vanwaaruit zij door zielevogels (ja, ooievaars) naar
barende moeders werden overgebracht als begin van een nieuwe leefcyclus voor een
nieuw mens. En de aanduiding kinderbron spreekt weldegelijk weer de vermeende
activiteit van Jan Haak aan. De specifieke waterlocaties werden later vaak
gesataniseerd en ontvingen benamingen als Duivelsgat, Duivelswater, Duivelspoel en
zo meer.
Gesataniseer trof ook Jan Haak, en met zijn verblijfplaats als voorbeeld valt op te
maken dat een dergelijke diepe poel eigenlijk een anti-chambre inhield met toegang
tot de diepere onderwereld van het Dodenrijk.
Ja, in paganistisch opzicht werd de Dood vaak in een donkere waterdiepte
geprojecteerd, en wat kon in dit opzicht Jan Haak meer betekenen dan een wachter te
zijn bij die doorgang naar de Dood? Als de verdrinkingsdood zich doorzette omdat Jan
Haak er zijn stempel op had weten te drukken, dan kwam het karkas van de drenkeling
later bovendrijven, maar diens ziel streek Jan Haak op als zijn dagwinst, en verborg
deze voorlopig in een opgebonden urn op zijn rug. Daarin zaten minstens 辿辿n of meer
zielen waarover beweerd werd dat zij terdege de mogelijkheid bezaten om in een
nieuw leven op aarde terug te keren.
Enkele geschreven bronnen:
Teenstra, A. 1941. Nederlandse Volkskunst. Amsterdam
Teenstra, Marten Douwes s.a. Nederlandse Volksverhalen I & II
Nooijer, G. de -. s.a. Geloofsleven, Zeden en Tradities. Arnemuiden
Veen, Abe van der - . 2015. Abe de Verteller  De Nekker: Geest van het Water
Sinninghe, Jacques R.W. & Anke 1933. Zeeuws Sagenboek.

More Related Content

Persbericht Jan Haak

  • 1. persbericht persbericht persbericht Jan Haak terug van weg Volksmythische personificatie van de verdrinkingsdood Tijdens de verduisterde maskerparade in de Nacht van de Nacht op zaterdag 24 oktober 2015, waarmee Middelburg zijn binnenstadsfestijn van het Duister afsluit, verschijnt als primeur in de processie van 束Het Dodenleger損, de solitaire maskerpersonage Jan Haak, geest der Zeeuwse zoete binnenwateren in ballingschap, en voor oudere Zeeuwen zeker geen onbekende. Decennia lang werd het fantoom door eenieder op het droge verguisd omdat hij het nooit zou nalaten om zwemmers in diep water met een haak naar beneden te trekken ten einde hen de verdrinkingsdood op te dringen. Zijn verschijning in 束Het Dodenleger損 staat in het teken van de uitbeelding van oud-europese volksmythische wezens welke eeuwenlang de taak op zich hebben genomen om 辿辿ns per jaar een leefgemeenschap te bevrijden van haar gestorven zielen. Als Zeeuws-oudgediende is Jan Haak gehouden temidden van andere illustere figuren, andermaal zijn taak museaal uit te voeren binnen het stramien van een indrukwekkende fakkeloptocht door de verduisterde Middelburgse binnenstad. ________________________________________________ manifestatie: N8vdN8 Nacht van de Nacht 2015, Middelburg Centrum datum: zaterdag 24 oktober tijdstip: 22.00 -23.15 u plaats: binnenstad Middelburg parcours: Kloveniersbrug Langeviele Pottenmarkt Plein 1940 Markt Vlasmarkt uitvoerder: Maskertheatergroep Pandaemonium en fakkelaars regie/productie: Phons Bakx teskt publicatie: Stichting Antropodium interviews: Andreas Oosthoek, Marco Evenhuis, Phons Bakx voor eventueelcontact: Phons Bakx 0118 624 934 /phonsbakx@antropodium.tweakdsl.nl
  • 2. --- ENIGE UITWIJDING ---- Nu we van tijd tot tijd moedwillig op de hoogte worden gebracht hoe in Nederland christelijke kerken in het verleden met hun zwaktebod zijn omgegaan, heeft dat tot dusver niet belet dat ook hun vroegere doctrines ons een flink aantal ballingen heeft opgeleverd. En soms mogen we de tijd rijp genoeg achten om bijvoorbeeld iets van zon oude balling weer onder de collectieve aandacht terug te zien keren. Heel wat volksmythische personificaties moesten het op die manier in het Zeeuwse eilandenrijk laten afweten. En 辿辿n ervan was beslist beroemd en berucht, en hem kan met recht worden toegerekend dat hij lang buiten de gemeenschapscollectiviteit is komen te bivakkeren z嘆nder helemaal in vergetelheid te zijn geraakt. Althans, daarvan getuigt toch het helderste gedeelte van onze tijdheugenis, ja ook aan de uiterste rand daarvan. Het gaat hier om niets minder dan om het imaginaire fenomeen Jan Haak en zijn verguisde equivalenten Slokkevent, Ooszepik, Nekker of den kervint. Ook bleek een 卒persoonsverwisseling卒 mogelijk met de Osschaart, een ongure trawant eveneens in de luwtes van waterkant en kreek terug te vinden, en destijds louter geducht door de enkeling die er in verlatenheid nog op uit moest. Op indicatie van het calvinisme verliet Jan A竪k alras het Walcherse volksgeheugen, ofschoon over generaties heen enkelen altijd nog de flarden opvingen waarvoor de gevreesde geest van de binnenwateren eigenlijk niet had gestaan. Zijn teloorgang vorderde beduidend minder snel op de Bevelanden en in het Zeeuwse Vlaanderen, alwaar hij resp. gekend stond als Jan E棚k en Jan A但k maar ook als Pietjen 卒A但k. Het Napoleonkanaal in Sluis foto genomen vanaf t Schep (foto: infosluis.nl)
  • 3. Zeeuws-Vlaanderen In de vorige eeuw hielden Zeeuws-Vlamingen tot ver in de jaren 60 zijn reputatie onvervalst, waarvan getuige antropologisch publicist Phons Bakx: Rond 1961 werd ik als 5-jarige in Sluis aan t Schep voorgelicht over de verraderlijkheid van Jan A但k. t Schep was een speciale oeverglooiing aan de vaart (het Napoleonkanaal of Kanaal van Sluis naar Brugge, foto boven) waar vaartuigen in en uit het water werden gehaald, direct gelegen naast het voormalige natuurzwembad. Ik herinner me hoe ik op die plaats, hoe wij, kinderen bijeen, van een oudere persoon te horen kregen, dat wij nooit naar het diepe midden van het kanaal zwemmen mochten, want al was je alleen of niet, daar onmiddellijk sloeg Jan A但k toe met een grote haak en tegen al je macht in trok hij je naar de diepte van de vaartbodem, zodat je daar het leven liet. De waarschuwing aan ons werd met het voorbeeld afgerond van de verdrinkingsdood van de 4-jarige Marijke Musson uit ons dorp. Ik had het al niet zo hoog op met al dat zwemmen, maar na die waarschuwing hield ik het zowat helemaal voor gezien! Watergang Dat dit soort waarschuwingen bij kinderen ten alle tijden hun effect sorteerde, illustreren de reminiscenties van schrijver Andreas Oosthoek over de Zuid-Bevelandse Jan 棚k: Ik zie dn waetergank nog voor me, het bruggetje en het loerende gevaar: dn aek en het verzwelgende water! Op een dag ging Andreas als kind met twee vriendjes naar iemands huis waarvoor zij eerst via een houten loopbrug een watergang moesten oversteken. Van hun ouders werd stringent opgelegd om in het midden van het gangpad van die brug te lopen, chter elkaar, niet naast elkaar! En o wee, als er maar iemand in de buurt van 辿辿n van die brugleuningen kwam. Die schrok zich van de harde klap alleen al dood, die de waterdemon met zijn haak tegen de brug geven zou! En al is het maar door een kiertje dat hij zijn prooi kan zien , hij sleurt hem over de brugleuning het water in om hem een onmiddellijke verdrinkingsdood te bezorgen. Woordelijk volgden de jonge Oosthoek en de zijnen wat was opgedragen. Iezendieke Het algemene beeld dat met de verschijning van Jan Haak wordt opgeroepen is die van een haast onzichtbaar wezen dat in een hoop watergekletter iemand vanuit het oppervlaktewater met zijn haak naar de diepte trekt. Daarom gold de waarschuwing voor Jan 但k in hoofdzaak altijd tegen het te water gaan in het diepe. Het schijnt dat Jan Haak met name rond IJzendijke zijn activiteiten listiger heeft uitgevoerd dan waar dan ook, aldus zo men stelde. Los van het gegeven dat men hem ook Nekker noemde (wellicht afgeleid van necare, het doden), fabriceerde hij met zichtbaar genoegen in het dorre riet een aantal warnesten. Een enkeling hield staande dat een nekker het liefst kinderbloed zoog, waardoor het monster zijn voorkeur bekend werd voor de menselijke soort. In het polderland rond Iezendieke schijnt Jan Haak natuurgetrouwe klankimitaties te hebben voortgebracht van jonge kinderen die in paniek aan de waterkant gilden en om hulp schreeuwden, waarop altijd vliegensvlug het antwoord van de volwassene volgde in het toesnellen naar het oeverslijk. En juist d叩叩rop wachtte de watergeest
  • 4. met zijn haak, want in dit landschap bediende hij zich van maar liefst zeven handlangers achter zich, op 辿辿n rij klaar in aanslag, om een volwassene zijn dodelijk terratorium binnen te sleuren, want kennelijk wist Jan Haak dit in zijn 辿辿ntje niet te klaren. Volksverdichtsels Marco Evenhuis, documentalist voor Zeeuwse folklore, brengt met het voorbeeld van Jan Haak in dat deze watergeest lange tijd een belangwekkende plaats heeft ingenomen temidden van voornamelijk agrarische leefgemeenschappen. Mede door ontzenuwing van het kerkelijke gezag op de Zeeuwse eilanden bond de geloofwaardigheid en emanatie voor het fantoom Jan Haak zich behoorlijk in. Daarmee verloor de mythe nopens hem aan essentie, maar niet geheel zijn reputatie. Het fantoom bleek eigenlijk nog enige gelding over te houden ten opzichte van het fanatasierijke voorstellingsvermogen van het kind. Maar als de geloofwaardigheid naar een bepaalde periferie begint af te glijden, dan is het met zon volksmythe eigenlijk wel gedaan. Verkeert bijvoorbeeld de mythe rond Sinterklaas en zijn helpers dan niet in zon zelfde afglijd-fase, nu de discussies in onze samenleving omtrent het racisme zo oplaaien? In de publieke opinie zien we beslist een stroming aanwezig die hen graag volledig uit het culturele beeld wil zien verdwijnen. Marco Evenhuis: Al staat het wetenschappelijk niet vast, maar in vele oude volkse verschijnselen laat zich de logica zien dat het ooit serieuze waarheidszaken zijn geweest waarmee de volwassenen weldegelijk altijd rekening hebben gehouden. Wanneer een dergelijke cultus op zijn waarheidsgehalte begon af te kabbelen, dan zie je dat de geloofwaardigheid van die cultus alsnog in staat is om naar het verbeeldingsrijk van een kind over te vloeien. En dat uit zich in volksrijmpjes, volksliedjes en orale overleveringen over volksmythische wezens zoals Jan Haak er eigenlijk 辿辿n van is. Als de folklore in zijn laatste levensfase aanbelandt, zien we dat de imaginaire verschijnselen tot het voorkomen van een of andere kinderschrik degraderen. En dan gaan de talloos geuite waarschuwingen van kracht tegen het dreigende gevaar bij het zwemmen in diep water, het verbieden om bij waterkanten te spelen, alsook het lopen in graanvelden of bossages waar de oppas de kinderen uit het oog dreigt te verliezen. In de voortzetting van dit soort volksverdichtsels zit iets verholen dat op het onbewust verlengen van het oude volksgeloof gelijkt, zeker als het zich in de richting van bijgeloof of kindergeloof transformeert. Marco hierover: Het lijkt wel of de mensen eigenlijk geen afscheid willen nemen van hun oude demonen, verhalen en liederen. Maar misschien dat de hedendaagse cultivering ervan door het opnemen van oude verhalen en volkstradities in allerlei bundeltjes, juist door ons weer kan worden opgevat als de v嘆lgende fase in het voortbestaan van onze volkscultuur. Er echt nog in geloven?..., nee, dat doen we niet meer, ook de kinderen niet, maar we lezen er wel graag nog over.
  • 5. Straattheater Verantwoordelijk voor het kostuumontwerp van de gevreesde watergeest is Phons Bakx. Hij hield zich al een tijd bezig met het kledingontwerp van andere volksmythische figuren uit een oud-europese diversiteit, zij het wel in masker- uitdossing. In zijn speurtocht stuitte hij onverhoeds op Der Hakemann of Hokama als fantoom uit rivier en waterstroom in de Duitse Eifel, Schwarzwald en hertogdom Frankenland. Der Hakemann bezon zich op eenzelfde soort listen als de vroegere Jan Haak, Waterwolf, Ooszepik, Slokkevent, Watersnaak, Nekker(man) en Boezehappert uit de noordelijke en zuidelijke Lage Landen. Der Hakemann maakt als solitair deel uit van de jaarlijkse carnaval-optochten in de Duitse regios. Als centraal ritueel vist een grote schare heksen hem van de rivierbodem omhoog en rijdt hem vervolgens op het droge in een kar rond in de carnavalstoet. -- In Midden-Europa en zeker in Duitsland heeft men zeer veel van dit soort oude folklore secuur weten te conserveren in de jaarlijkse optochten. Niet zomaar opbergen in een streekmuseum, maar levend houden in voornamelijk Fastnacht-optochten. Elzenkoning De ontdekking van Der Hakemann roerden Bakx eigen jeugdherinneringen aan Jan Haak. Kort tevoren fabriceerde hij uit eigen beweging in zijn achtertuin een maskergedaante zijnde de Erle-K旦nig, een doodsfantoom uit de vroegere noordduitse wouden, immer van zins om een reizende solitair te beslachtofferen. Goethe wijdde in 1782 een ballade aan 束Der Erlk旦nig損 waarin hij deze oude folklore in betekenis aanmerkelijk heeft weten te verbuigen. Phons: Die Erle-K旦nig blijkt een Duits-Deense overlevering te zijn waarin 辿辿n van de vormen van de harlekijn uit het oudeuropese cultuurgoed aan ons oog verschijnt. Let eens op woorden als Erle- K旦nig, het Deense Ellerkunen of het Engelse Herla King dan valt direct op dat in alledrie de term harlekijn goed te herkennen is. Erle-K旦nig wordt in het Nederlands vertaald als Elzenkoning. Zijn levensverhaal in de Duitse wouden is dat hij van de heerseres over het oudgermaanse Dodenrijk afstamt, ja, Frau Hella, Vrouw Holle of Holda. Hela-Kjon, zoals hij in de Germaanse oudheid al is aangeduid, sleurde een weerloze sterveling eigenhandig het rijk van zijn mythische moeder binnen. Allicht blijkt hier de gepersonifieerde weerzin uit van de mens jegens zijn eigen sterfelijkheid. Wat mij aan die figuur fascineert is dat hij vroeger voor de gewone mensen onomstotelijk als een afbakening moest worden begrepen en uitgelegd. Een personificatie die als waarschuwing op een ander werd overgedragen. De oplegging die in hun naam bezegeld ligt in uitspraken als Ga niet alleen dat woud in! Ga niet in dat diepe water zwemmen!, maakte het voor mij maar tot een kleine stap tussen Erle- K旦nig en Jan Haak. Bovendien passen ze allebei goed in mijn theatraal opgezette creatie van het mythische Dodenleger waaraan ik sinds 2012 ben begonnen.
  • 6. Gewoonte van projectie Maar rijst daar niet zeer pregnant de vraag: hoe ongepast is het eigenlijk dat iemand een dergelijke oude mythische volksvijand zoals Jan Haak terug onder de collectieve aandacht brengt, hem tot straattheater vormt, maar waarvan toch met zekerheid beweerd kan worden dat men hem na jaren met welke middelen dan ook voorgoed heeft weten te bezweren? Phons: Ja, dat is op zich zeker boeiend in het verhaal van zijn terugkeer als straattheater. Nu en dan mag ik opmaken dat mensen niet altijd even duidelijk een grens trekken tussen wat enerzijds ooit een mythe was, en dat nu als verhaal is overgebleven, en anderzijds de werkelijkheid van alledag waarin we nu leven. De emotie daartussen kan zeer beslist troebelen. En ik geef grif toe dat het differenti谷ren ook wel neerkomt op het toepassen van een klein specialisme. Voor een liefdevolle grootmoeder is er bijvoorbeeld totaal geen bekoring te vinden in een theatrale terugkeer van Jan Haak, als zij haar kleinkinderen zo aan de waterkant ziet spelen en opgroeien. Hij is eerder een gruwel die zoiets in elkaar steekt en het tot straattheater omtovert. Eervol de terugkeer van een mensenmoordenaar, om het zo maar eens te zeggen? Ook in dit opzicht blijft de aanwezige emotie goed te begrijpen. Het echte bijzondere van Jan Haak is dat hij nooit daadwerkelijk in de diepe wateren van ons natuurlandschap heeft bestaan, maar dat hij plaats kreeg aangeboden in de collectieve aandacht van de vroegere agrarische bevolking. Hij existeerde alleen maar in hun lichaamssystemen waartoe hun hersenen behoren! Maar daar moest je vroeger niet mee aankomen! Het was niet meer dan een gewoonte om ten volle die aandacht in het landschap en al zijn diepe sloten en poelen te projecteren. Iemand projecteert zijn verbeelding en wijst de poel aan waarin Jan Haak verscholen zit. Ge zijt gewaarschuwd! Op die manier heeft een collectieve, sociale bescherming vroeger altijd gedegen werk verricht. Op die manier pakte de projectie altijd gunstig uit omdat die afdoende bescherming bood. We zouden zoiets tegenwoordig alleen nog maar kunnen vertalen in het plaatsen van prikkeldraad of Heras-hekwerk met toezichtcameras. Ja, ook in en aan het water. Stel dat Jan Haak op deze legendarische, imaginaire wijze er nooit was geweest? Dat zijn aanwezigheid nooit geprojecteerd werd in de diepe sloten en plassen, en dat daardoor ook nooit 辿辿n waarschuwing zou zijn uitgegaan naar hen die in diep water wilde zwemmen? Zouden er niet meer verdrinkingsgevallen zijn voorgekomen? Tjee, wat voor een excentriek stukje wetenschap schuilt er toch in dit soort vragen? Ik persoonlijk acht het goed mogelijk dat door de aanwezig geachte Jan Haak minder verdrinkingsgevallen zijn voorgekomen, maar we zullen dat natuurlijk nooit echt te weten komen. Essentieel is dat de reputatie van een hoogverachte volksvijand decennia lang op een allergunstigste wijze werd gebruikt. Nou, ik zeg je, is dat niet de moeite waard om hem eens theatraal te belichten? In zover ik weet bevindt Jan Haak zich niet echt uitgebreid in onze natuurhistorische musea.
  • 7. Diepe wateren Met het historisch gegeven van Jan Haak komen we in algemene zin ook in aanraking met de oeroude voorstellingen over de Dood als een onkenbaar en ongenaakbaar domein dat kennelijk alleen vrijwillig toegang verschafte aan haar eigen imaginaire koeriers. Ook de Wilde Jacht was zon fantoom dat uit een horde lawaaischoppers bestond dat bij nacht en ontij door het luchtruim trok, teneinde op aarde telkens weer dode zielen op te komen halen. De Wilde Jacht is in geografisch opzicht overal in het oude Europa bekend geweest, en het fantoom getuigt dat het van alle (v坦坦r- christelijke) tijden is geweest. Beweerd wordt dat het de waarlijke voorloper was van het Vagevuur en de Louterberg. Door de eeuwen heen werd de imaginaire hemelse horde van De Wilde Jacht door tallozen aangevoerd zoals Frau Holle, Frau Perchta, Fro Gode, Odinn, Wodan, Hellequin, Herla King, Hela Kjon, Herlething, etc., kortom, ook weer door vele verschillende gedaanten van de harlekijn. In Duitsland trok de visionaire horde s nachts door het luchtruim en aan het einde van al hun jagende acties verdween het als een gesterkt leger tijdens het ochtendgloren in een diepe poel, ja, vaak ook in een waterput of in een meer (de Mummelsee en de Titisee in Schwarzwald merkte men hiervoor aan). De diepe wateren maakten verbinding mogelijk met onderwereld en hiernamaals, dus met het Dodenrijk. In de volksmond stonden deze wateren bekend als kinderbronnen omdat volgens overlevering uit dit soort diepe wateren de zielen van de kinderen regelmatig tevoorschijn waren gekomen, en vanwaaruit zij door zielevogels (ja, ooievaars) naar barende moeders werden overgebracht als begin van een nieuwe leefcyclus voor een nieuw mens. En de aanduiding kinderbron spreekt weldegelijk weer de vermeende activiteit van Jan Haak aan. De specifieke waterlocaties werden later vaak gesataniseerd en ontvingen benamingen als Duivelsgat, Duivelswater, Duivelspoel en zo meer. Gesataniseer trof ook Jan Haak, en met zijn verblijfplaats als voorbeeld valt op te maken dat een dergelijke diepe poel eigenlijk een anti-chambre inhield met toegang tot de diepere onderwereld van het Dodenrijk. Ja, in paganistisch opzicht werd de Dood vaak in een donkere waterdiepte geprojecteerd, en wat kon in dit opzicht Jan Haak meer betekenen dan een wachter te zijn bij die doorgang naar de Dood? Als de verdrinkingsdood zich doorzette omdat Jan Haak er zijn stempel op had weten te drukken, dan kwam het karkas van de drenkeling later bovendrijven, maar diens ziel streek Jan Haak op als zijn dagwinst, en verborg deze voorlopig in een opgebonden urn op zijn rug. Daarin zaten minstens 辿辿n of meer zielen waarover beweerd werd dat zij terdege de mogelijkheid bezaten om in een nieuw leven op aarde terug te keren. Enkele geschreven bronnen: Teenstra, A. 1941. Nederlandse Volkskunst. Amsterdam Teenstra, Marten Douwes s.a. Nederlandse Volksverhalen I & II Nooijer, G. de -. s.a. Geloofsleven, Zeden en Tradities. Arnemuiden Veen, Abe van der - . 2015. Abe de Verteller De Nekker: Geest van het Water Sinninghe, Jacques R.W. & Anke 1933. Zeeuws Sagenboek.