2. Controleer eerst altijd : Hoeveel teksten er zijn i.v.m. de tijd. Je hebt 50 minuten om de toets te maken. Je mag altijd: Een woordenboek gebruiken als je er zelf eentje meeneemt .
3. MEERKEUZE VRAGEN Scan de tekst, kijk naar de titel, eventueel een vetgedrukte inleiding, bronvermelding, plaatjes, etc. Ga na wat je zelf al van het onderwerp weet. Door je eigen kennis te gebruiken stel je je beter in op de tekst. Gebruik de ELZA methode om de tekst te lezen (eerste en laatste regel van de alinea).
4. Lees daarna alinea na alinea door aan de hand van de vragen. Begin nooit eerst de hele tekst te lezen zonder te vragen te bekijken. Let extra op de eerste en laatste zinnen van de alinea. Hierin staat vaak de belangrijkste informatie. Let op de functie van verbindingswoorden zoals but, although, because, enz. Ze geven tegenstellingen, oorzaken, gevolgen, redenen, enz. aan. MEERKEUZE VRAGEN
5. Probeer eerst zelf het antwoord te bedenken voor je naar de antwoorden kijkt. Kies daarna het antwoord dat het meest op jouw antwoord lijkt. Lees aan het eind (als je tijd hebt) de vragen en de antwoorden die je gekozen hebt nog een keer door. Dit moet een redelijke weergave van de tekst zijn. MEERKEUZE VRAGEN
6. LET OP ! De antwoorden staan vaak in alfabetische volgorde dus het kan gebeuren dat je 6 keer achter elkaar A krijgt, puur toeval. Als maar een deel van het antwoord goed is, is het dus fout en twijfel je niet. Twee antwoorden vallen vaak al af omdat het ‘onzinantwoorden’ zijn. Ook als je meteen weet dat antwoord A goed is moet je de andere antwoorden lezen. Je weet maar nooit …. Het goede antwoord is meestal een stukje uit de tekst in andere woorden. Schakel je eigen mening over het onderwerp uit. Als er in een antwoord staat dat Hitler een held was, is dit toch goed als het in de tekst staat, ook al ben je het er misschien niet mee eens.
7. OPEN VRAGEN Beantwoord een vraag in kort en bondig Nederlands, tenzij de vraag in het Engels wordt gesteld. Lees de vraag en het antwoord nog eens door om te controleren of je echt wel antwoord op de vraag hebt gegeven. Beperk je antwoord tot datgene wat wordt gevraagd. Als er één reden gevraagd wordt en je geeft er meer, telt alleen de eerste reden. Houd je aan het maximaal aantal woorden. Bij citeren de eerste 2 en de laatste 2 woorden opschrijven. Als je alleen een regelnummer geeft is het fout.
8. Je kent een woord niet … !!! Raak niet in paniek, soms komt hetzelfde begrip in dezelfde alinea of later in de tekst nog een keer voor. Probeer de betekenis af te leiden uit de context. Let hierbij op: a: welk woordsoort is het? b: heeft het woord bekende voor- of achtervoegsels? c: lijkt het woord op een woord in een andere taal? d: staan er eerder of verder in de tekst aanwijzingen die je kunnen helpen de betekenis te raden?
9. Woordenboek ? Gebruik je woordenboek pas als je het woord echt niet weet en daardoor een vraag niet kunt beantwoorden. Teveel woorden opzoeken kost teveel tijd! Neem niet meteen het eerste woord dat je als vertaling tegenkomt in het woordenboek. Let op woordsoort. Kijk eventueel naar de voorbeeldzinnen, de combinaties met voorzetsels, enz.
10. GATEN TEKSTEN Lees de hele tekst een keer door zodat je globaal weet waar het over gaat. Lees de alinea met het gat goed door. Soms heb je de informatie voor het gat nodig, soms erna, soms ook in de voorafgaande of volgende alinea. Probeer eerst zelf een Nederlands woord te bedenken dat in het gat past. Vergelijk daarna je antwoord met de gegeven Engelse antwoorden en kies het woord dat er het meest op lijkt.
11. Als je het juiste antwoord niet kunt vinden neem je de afstreepmethode. Je streept eerst de antwoorden weg die echt fout zijn. Zoek de overgebleven woorden eventueel op in het woordenboek als je genoeg tijd hebt. Lees daarna de hele tekst nog een keer door. Soms ga je de tekst pas begrijpen als je verderop in de tekst komt. Misschien verander je hierdoor van gedachten over je eerste antwoorden. GATEN TEKSTEN
12. SCANNING Je gebruikt scanning als: je in korte tijd specifieke informatie uit een tekst moet halen. Deze teksten staan vaak aan het eind van een leestoets of examen.
13. Ben je niet zo goed in leesvaardigheid? Goed nieuws: je kunt het jezelf aanleren! Als je elke week naast de reguliere les een leestoets maakt zul je zien dat je aan het eind van het jaar veel beter scoort! Je leert zo tevens trucs toe te passen die je helpen bij het vinden van het juiste antwoord. Succes!