2. Maatschap
1
Maatschap
2
• Maatschap
1
houdt
van
harmonie,
• Maatschap
2
houdt
zeer
van
vooruitgang
en
vernieuwing.
onderlinge
harmonie
(iedereen
moet
• De
ego
en
ra:onele
denks:jlen
het
eens
zijn)
overheersen.
• Zij
hebben
behoeDe
aan
een
hechte,
• Maatschap
1
is
veel
meer
gericht
op
veilige
club,
waar
men
elkaar
innova:e.
vertrouwt.
• Zij
zijn
feller
en
sneller
dan
Maatschap
2.
• Maatschap
2
heeD
een
heel
sterke
gevoelsma:ge
denks:jl.
3. Maatschap
1
Het
werkt
vraagt
van
ons
rou:ne,
vakbekwaamheid
en
taakhelderheid.
Hoge
kwaliteit
en
professionaliteit.
We
werken
volgens
duidelijke
structuren
en
afspraken.
Ook
het
aandacht
geven
en
luisteren
naar
de
pa:ënt
is
zeer
van
belang.
Het
werkt
vraag
onderling
vertrouwen
en
toewijding.
Er
is
minder
ruimte
voor
onze
eigen
ambi:es
en
voor
innova:es
in
het
werk.
(risico
op
frustra:es?)
4. Maatschap
2
Het
werkt
vraagt
inlevingsvermogen,
betrokkenheid
en
communica:e.
Het
aandacht
geven
en
luisteren
naar
de
pa:ënt
is
zeer
van
belang.
Het
werk
vraagt
tevens
van
ons
rou:ne,
vakbekwaamheid
en
taakhelderheid.
Hoge
kwaliteit
en
professionaliteit.
We
werken
volgens
duidelijke
structuren
en
afspraken.
En
we
moeten
goed
nadenken,
analyseren
en
zelfstandig
handelen
in
ons
werk.
Het
gaat
niet
om
onze
eigen
ambi:e,
maar
om
een
goed
lopend
proces.
5. Maatschap
1
met
gezellig ,
maar
we
n
het
us
W e
hebbe vrij
ambi:e
geen
zijn
en
elkaar,
ks
af
en
nem en
ni n
e
maken gen.
We
zij lkaar
in
e
besliss ap
waar
we dacht
voor
ch el
aan
maats en.
Ve
uw
vertro
.
elkaar
6. met
Maatschap
2
en
fijn en
ezellig
b ben
het
g aken
niks
af n
e
We
he maar
we
m s.
We
zijn
e
,
u
elkaar
zo
ambi:e lkaar
et
e
zijn
ni ap
waar
we dacht
voor
ch el
aan
maats en.
Ve
uw
vertro
.
elkaar
7. Maatschap
1
Het
management
is
zeer
opportunis:sch,
luisteren
nauwelijks
en
weten
eigenlijk
niet
wat
er
echt
speelt.
Ze
zijn
niet
daadkrach:g
en
vernieuwend,
eerder
wat
formeel
en
bureaucra:sch.
Ze
hebben
niet
echt
visie.
8. Maatschap
2
Het
management
stuurt
op
macht
en
confronta:e,
ze
luisteren
niet
en
weten
eigenlijk
niet
wat
er
echt
speelt.
Het
management
is
vooral
bezig
met
toekomstdromen
en
is
niet
prak:sch
en
doelgericht.
9. RDCC
bij
fusies
van
maatschappen
• Door
groepsresultaten
te
vergelijken
kan
goed
worden
voorspeld
welke
spanningen
zich
tussen
groepen
zullen
voordoen
en
kunnen
reeds
op
voorhand
maatregelen
getroffen
worden.
• Ook
kan
worden
bepaald,
op
welke
manier
de
transi:e
naar
de
nieuwe
situa:e
het
beste
kan
worden
gemaakt.
10. Wat
vinden
ze
van
elkaar?
Maatschap
1
Maatschap
1 Maatschap
2:
2
Maatschap
vindt
Maatschap
2
soD,
nogal
vindt
Maatschap
1
arrogant,
te
besloten
en
conserva:ef,
veel
fel
en
te
veranderlijk.
te
weinig
vernieuwend
en
te
Maatschap
1
houdt
te
weinig
weinig
gestructureerd.
rekening
met
de
gevoelens
van
anderen
11. De
verschillen
op
een
rij:
Maatschap
1:
Maatschap
2:
-‐ Is
strategischer,
meer
-‐ Meer
behoeDe
aan
gericht
op
inhoudelijke
persoonlijk
maatwerk
vernieuwing
-‐ Meer
een
consensuscultuur
-‐ Is
ra:oneler
en
meer
ik-‐ -‐ Is
idealis:scher
gericht
-‐ Is
wat
onrus:ger
-‐ Is
sneller,
ongeduldiger
-‐ Voelen
zich
een
hechte
club
13. Wat
gebeurt
er
in
een
fusieproces?
1. Mensen
kijken
vanuit
hun
eigen
voorkeuren
naar
de
veranderde
omgeving
en
passen
het
eigen
gedrag
daar
op
aan.
2. Door
de
ervaring
van
de
nieuwe
situa:e
past
men
in
de
loop
der
:jd
de
eigen
voorkeuren
aan.
3. Dit
proces
herhaalt
zich
een
paar
keer
totdat
er
een
nieuwe
stabiele
situa:e
is
ontstaan.
15. Wat
levert
een
samenvoeging
op?
• Maatschap
1
is
geler
en
roder
• Maatschap
2
is
groener
en
paarser
In
gewone
mensentaal:
• Maatschap
2
geeD
de
combina:e
een
betere
sfeer
• Maatschap
1
geeD
de
combina:e
meer
pit
Een
fusie
van
de
twee
kan
een
evenwich:gere
groep
opleveren.
16. Wat
zijn
de
risico’s?
Paars
kan
een
probleem
zijn
bij
een
fusie.
Paars
is
gericht
op
een
kleine
hechte
groep
mensen,
die
elkaar
volledig
vertrouwen.
Maatschap
2
voelt
zich
een
eenheid
en
voelt
zich
daarin
veilig.
Maatschap
2
zal
zich
open
moeten
stellen
voor
Maatschap
1.
Maatschap
1
zal
begrip
moeten
hebben
voor
het
belang
van
het
gevoel
van
Maatschap
2.
Maatschap
1
zal
moeten
beseffen
dat
ze
sneller
en
feller
zijn
en
wat
arrogant
overkomen
op
Maatschap
2.
Maatschap
2
zal
moeten
inzien
dat
rood
niet
nega:ef
is,
maar
juist
daadkracht
en
besluitvaardigheid
inbrengt.
17. En..
Maatschap
1
zal
van
nature
het
tempo
en
de
rich:ng
willen
bepalen.
Zij
zullen
veel
aandacht
aan
overleg
moeten
geven
en
goed
moeten
luisteren
naar
Maatschap
2.
Maatschap
2
is
minder
gewend
elkaar
aan
te
spreken
op
func:oneren
en
gedrag.
Men
zal
eerder
dan
waarschijnlijk
goed
voelt,
problemen
moeten
benoemen
en
ergernissen
moeten
uiten.
18. De
overeenkomsten:
Beide
maatschappen
hebben
als
belangrijkste
voorkeuren
groen
en
oranje.
Dit
betekent
dat
voor
beide
maatschappen
geldt
dat
consensus
belangrijk
is
en
dat
er
een
duidelijke
ambi:e
is.
Men
wil
een
goede
sfeer
met
elkaar
en
men
wil
presta:es
neerzeZen
en
serieus
genomen
worden.
Maar
dit
betekent
ook
dat
iedereen
druk
bezig
is
met
zijn
eigen
plekje!
19. Hoe
kunnen
ze
gaan
samenwerken?
Samenwerken
betekent
voor
hen:
Dat
ze
van
elkaar
weten
wat
ze
doen
en
wat
ze
voelen.
Dit
vraagt
coördina:e
en
communica:e.
Maar
ook
een
gemeenschappelijk
doel
en
een
gemeenschappelijk
belang.
Zodat
ze
ook
in
veranderende
omstandigheden
weten
wat
ze
moeten
doen
om
succes
te
behalen.
Een
gemeenschappelijk
doel
formuleren
met
een
duidelijk
stappenplan
wat
we
moeten
doen
met
wie
en
hoe
helpt!