2. Wat is een actieve zelfstandige leerling?
Een actieve leerling is een leerling die nadenkt over de stof
en zichtbare actie hieraan koppelt (zowel voorafgaand als
volgend op het nadenken)
Een zelfstandige leerling is een leerling die zelf de regie
voert over het leren door een keuze te maken op basis van
zelfkennis/bewustzijn en feedback van de docent.
Hierdoor zal de docent minder vaak (verbaal) instructie
geven maar bepaalt de docent wel de kaders waarin de
keuze gemaakt kan worden
3. Histo Bingo
Wat te doen?
Maak een tabel van 3 x 3 hokjes; in totaal negen vakjes
Schrijf in elk vakje een begrip, term, gebeurtenis of persoon van het
onderwerp.
De leraar leest een omschrijving voor van een
begrip, term, gebeurtenis, persoon, enzovoorts.
Als je denkt dat de omschrijving betrekking heeft op een woord van
jou, kruis die dan aan.
Wie het eerst een rij (verticaal/horizontaal/diagonaal) aangekruist
heeft, roept bingo.
Je wint alleen als je de samenhang van de winnende rij benoemt.
Na de bingo voor de rij, volgt de bingo voor de hele kaart, ook dan
moet je de samenhang noemen tussen drie
begrippen/termen/personen.
4. Histo Bingo
Samenhang benoemen
Vul in de negen vakjes begrippen, termen, personen, enz. over:
Samenhang benoemen
Samenhang benoemen
Buitenlandse politiek VS, 1940-1950 (paragrafen 3.5 en 4.4).
Bingo
o eerst een rij (richting maakt niet uit)
o dan twee rijen (richtingen maken niet uit)
o dan hele kaart
Denk aan samenhang uitleggen van rijen en drie hokjes van hele kaart.
5. Quiz
Begrippen en personen Countdown
Wat te doen?
Begrippen of personen raden met aanwijzingen
in drie groepen/rijen: A, B en C.
Hoe minder aanwijzingen je nodig hebt des te meer punten.
Vier aanwijzingen, die elk twee punten waard zijn;
start 8 punten.
Per rij/groep mag alleen de aangewezen leerling het antwoord
geven.
Bij eerste aanwijzing kunnen verschillende begrippen goed zijn, dus
je kunt gokken met goede uitleg:
o Antwoord goed: 8 punten.
o Antwoord fout: 0 punten en rij mag niet meer meedoen.
Punten worden alleen behaald met juiste uitleg.
Alleen roepen/gokken is niet voldoende.
Als een groep aan het eind niet het gevraagde begrip heeft, maar wel
een begrip dat met de juiste uitleg bij alle aanwijzingen past, dan
krijgt die groep alsnog 2p.
6. Wat is dat?
paus
(8 punten)
Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?
koning
(6 punten)
Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?
Wat is dat?
investituur
Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?
Wat is dat?
scheiding kerk-staat
Wat is dat?
Wat is dat?
(4 punten)
(2 punten)
Tweemachtenleer
?
Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?
Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?
7. Wat is dat?
Wat is dat?
Wat is dat?
Wat is dat?
Wat is dat?
macht
(8 punten)
gezag
(6 punten)
primaat
(4 punten)
Vitesse
(2 punten)
?
soeverein
Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?
Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?
Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?
Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?
Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?
8. Alles in 辿辿n
relatieschema kenmerkend aspect
Wat te doen?
Je krijgt een schema waarin je relaties/samenhang tussen oorzaken,
verloop, gevolgen, begrippen en personen, van een kenmerkend
aspect kunt aangeven.
Plaats een begrip op een goede plaats in het schema.
Noteer de samenhang tussen de begrippen.
Meerdere antwoorden zijn mogelijk, afhankelijk van de uitleg.
Pak een blaadje; zet kenmerkend aspect in het midden en
daaromheen acht vakken die met pijlen zijn verbonden.
Zie voorbeeld.
10. Alles in 辿辿n
relatieschema kenmerkend aspect
Wat te doen?
Je krijgt een schema waarin je relaties/samenhang tussen oorzaken,
verloop, gevolgen, begrippen en personen, van een kenmerkend
aspect kunt aangeven.
Plaats een begrip op een goede plaats in het schema.
Noteer de samenhang tussen de begrippen.
Meerdere antwoorden zijn mogelijk, afhankelijk van de uitleg.
Pak een blaadje; zet kenmerkend aspect in het midden en
daaromheen acht vakken die met pijlen zijn verbonden.
Zie voorbeeld.
Vul nu de gegeven acht termen op de juiste plaats in.
Benoem en noteer de relatie tussen de verschillende termen.
14. Quiz Verboden te zeggen - Taboewoorden
Werkwijze
E辿n leerling uit een rij gaat met rug naar het scherm zitten.
Andere leerling uit die rij gaat woord omschrijven en mag
daarvoor andere woorden niet gebruiken.
Als de leerling het woord weet te raden binnen 30
seconden: twee punten.
Na 30 seconden mogen andere leerlingen uit die rij ook
tips geven; dan kan nog (binnen 10 seconden) 辿辿n punt
worden gescoord.
Eerst rij A, dan rij B, dan rij C. Welke rij haalt twee punten?
Denk mee, ook al zit je in de andere rij: hier leer je van!
15. Begrippen: eigen woorden, voorbeelden, samenhang
Kapitalisme
Verboden woorden:
economie
priv辿bezit
winst
communisme
systeem
vrijheid
Voorbeeld van een juist antwoord:
De wijze waarop arbeid en productie is geregeld volgens
het economisch liberalisme en de vrije markt.
Verenigde Staten en hun federale overheid, 1865-1965
16. Begrippen: eigen woorden en voorbeelden
Conferentie van Potsdam
Verboden woorden:
Vergadering
VS, SU en Engeland
1945
Koude Oorlog
Jalta
Voorbeeld van een juist antwoord:
Overleg aan het eind van WOII tussen de geallieerde
leiders Truman, Stalin en Attlee en waarbij de basis werd
gelegd tussen grote spanningen tussen Amerika en
Rusland.
Verenigde Staten en hun federale overheid, 1865-1965
17. Leren binnen Verboden te zeggen
Eigen woorden (!?)
Synoniemen / andere woorden die hetzelfde betekenen.
Antoniemen / tegenovergestelde
Omschrijving (vanuit geschiedenis / vanuit nu)
Voorbeelden (!?)
Personen / instellingen
Gebeurtenissen
Ontwikkelingen
Samenhang - relaties (!?)
Tijd periode
Onder welk hoger begrip valt het (politiek, economie, enz)
Oorzaak - gevolg
Begrippen: eigen woorden, voorbeelden, samenhang
18. New Deal
Wat is dat?
Welk Woord
Weg en
waarom?
Overschotten
Wat is dat?
Hoge
overheidsuitgaven
Wat is dat?
Hooggerechtshof
Wat is dat?
Werkloosheid
Wie is dat?
Roosevelt
Welk Woord
erbij en
waarom?
20. Toets je kennis en pas kennis van tijdvak 1 t/m 4 toe. Hoe?
Kaartspel in groepen van 3 of 4 personen
In enveloppe 1 drie kleuren kaartjes;
wit: tijdvak, jaartallen en naam tijdvak
rood: kenmerkende aspecten
geel: begrippen
In enveloppe 2 :
Wit: bronnen: afbeeldingen en teksten
2 lessen,voorbereiding SE
Doel: actieve,
samenwerkende leerling
kennis en vaardigheden
toepassen
samenhang en
verbanden zien
examenvragen maken
en beantwoorden
stof herhalen
Opdracht 1:
Gebruik de witte kaartjes met tijdvakken , jaartallen en naam tijdvakken .
Leg tijdvakken met naam en jaartallen bij elkaar
Opdracht 2: Gebruik rode kaartjes.
Leg kenmerkende aspecten bij juiste tijdvak en leg aan elkaar de kenmerken uit.
Opdacht 3: Gebruik de gele kaartjes met begrippen. Beantwoord de volgende vragen:
Wie? Wat? Wanneer?
Omschrijf het begrip.
Begrip past bij welk tijdvak en bij welk kenmerk? (Behandeld in welk hoofdstuk en
welke paragraaf?)
Oorzaken, motieven en gevolgen van het verschijnsel/gebeurtenis?
Maak daarbij onderscheid tussen politieke economische, sociale en godsdienstige
motieven/oorzaken en gevolgen.
Met welke andere zaken houdt het begrip verband? Op welke wijze?
21. Opdacht 4: Gebruik de witte kaartjes met bronnen. (afbeeldingen en geschreven bronnen)
Beantwoord de volgende vragen:
Waarover gaat de bron? Wie? Wat? Wanneer? Toon aan met bronelementen.
Past bij welk tijdvak , bij welk kenmerk en bij welk begrip?
(Behandeld in welk hoofdstuk en welke paragraaf?)
Wat is de visie/mening van de maker van bron? Toon aan met bronelementen.
Betrouwbaarheid bron?
Opdracht 5: Gebruik de witte kaartjes met bronnen. (afbeeldingen en geschreven
bronnen)
Zoek 辿辿n afbeelding en 辿辿n geschreven bron uit
Bedenk, per bron, een examenvraag
Maak een antwoordmodel.
23. Hoe verhogen we de motivatie van [examen]leerlingen om actiever en
zelfstandiger te werken?
Marzano
Leerlingen zijn gemotiveerder als in een gesprek leerdoelen worden
vastgesteld en vastgelegd.
Ros stelt dat er drie soorten motivatie zijn, afgeleid uit de self determination
theory [SDT]:
a-motivatie: de leerling is niet gemotiveerd omdat hij geen belang hecht
aan de leeractiviteit en/of zich niet bekwaam voelt.
Extrinsieke motivatie. Hiervan zijn verschillende subvormen, maar in alle
gevallen ervaren leerlingen een bepaalde druk van school of ouders om
in actie te komen. Daardoor kunnen ze in gaan zien dat doelen van
school aansluiten bij hun eigen doelen of gaan ze de doelen van school
zelfs belangrijk vinden, maar ze kiezen er nooit zelf voor.
Intrinsieke motivatie: de leerling is uit zichzelf ge誰nteresseerd.
Hattie
24. Gesprekleidraad
1. Waarom is geschiedenis belangrijk voor jou?
a. Kennis of vaardigheden nodig
b. Welk cijfer heb je nodig om te slagen / goed naar je voorselectie te
gaan
2. Wanneer werk je met plezier en/of wanneer niet?
3. Wat is je beste resultaat geweest en waardoor haalde je dat?
4. Wat is je slechtste resultaat geweest en waardoor haalde je dat?
5. Waar ben je bang voor met het oog op het examen?
6. Wat zijn je 3 sterkste kanten voor geschiedenis?
7. Wat zijn de belangrijkste dingen bij geschiedenis waarin je beter wilt
worden?
Conclusie5, 6, en 7: denk aan: inhoud / vaardigheden / eigen studiehouding
a. Bij gesprek
Welk resultaat wil je halen op het ce?
Wat ga je daarvoor doen?
Welke hulp heb je daarbij nodig van je docent, ouders of medeleerlingen?
27. Controverse / debat / (toneel)
- Actieve en zelfstandige leerling
Leerlingen oefenen het voeren van debat
Leerlingen werken met standplaatsgebondenheid en met
feit/mening
Het brengt extra verdieping op de stof
De doeners worden aangesproken
Meervoudige intelligentie: verbaal, lichamelijk, visueel
- Waar en hoe?
Tijdens een SLS-les geschiedenis
Leerlingen in groepen van 8/9
PowerPoint als hulpmiddel
Leerlingen krijgen persoonlijke kaarten met hun rol en geheime
opdracht
Leerlingen reflecteren op de eigen bijdrage (reflectieformulier)
Een andere groep observeert de deelnemers (reflectieformulier)
28. Controverse / debat / (toneel)
Onderbouw
De observeerder kijkt meer naar de manier
van debatteren dan naar de inhoudelijke
bijdrage. Worden de regels van het debat
gehandhaafd?
Speel in op het inlevingsvermogen door er
leuke elementen aan het proces toe te
voegen.
29. Controverse / debat / (toneel)
Bovenbouw
De observeerder kijkt naar de manier van
debatteren en de inhoudelijke bijdrage van de
deelnemer.
Je kunt strengere debatregels hanteren en
daar ook op laten beoordelen.
Je kunt een openings- en een slotbetoog
toevoegen.
31. Controverse / debat / (toneel)
Moord op Caesar
- Hoe?
Leerlingen krijgen in groepen van 8 ieder een rol op een kaart:
- Pontifex Maximus (hij offert vlak voor de vergadering (steekt wierook
aan, doet wijn in de offerschaal)
- Caesar
- Brutus (heeft een zwaard op tafel liggen en krijgt de opdracht Caesar
neer te steken als de ppt verandert)
- Verschillende senatoren (hier en daar een grapje erin)
Iedereen heeft een geheim doel en moet acteren
De vergadering is een debat met heldere regels:
- Je staat als je aan het woord bent
- Als je iets wilt zeggen dan ga je zelf ook staan
- De voorzitter moet op de regels letten
33. Controverse / debat / (toneel)
Ronde 1:
V坦坦r de vergadering
Je zegt je naam tegen de senaat. Dit is de
voorstelronde.
De Pontifex Maximus offert aan de
goden.
Het aansteken en gelijk uitmaken van de kaars.
Een wijnoffer aan de goden.
34. Controverse / debat / (toneel)
Ronde 2:
Regels tijdens de vergadering
Je spreekt 辿辿n voor 辿辿n. Senaatsleden die
erdoorheen praten worden verwijderd i.v.m.
onbeschoft gedrag.
Als je spreekt moet je staan.
Als je iets wilt zeggen moet je gaan staan en
wachten tot de ander klaar is.