際際滷

際際滷Share a Scribd company logo
De actieve leerling
Welke acties onderneemt de sectie
geschiedenis?
Wat is een actieve zelfstandige leerling?
Een actieve leerling is een leerling die nadenkt over de stof
en zichtbare actie hieraan koppelt (zowel voorafgaand als
volgend op het nadenken)
Een zelfstandige leerling is een leerling die zelf de regie
voert over het leren door een keuze te maken op basis van
zelfkennis/bewustzijn en feedback van de docent.
Hierdoor zal de docent minder vaak (verbaal) instructie
geven maar bepaalt de docent wel de kaders waarin de
keuze gemaakt kan worden
Histo Bingo
Wat te doen?
 Maak een tabel van 3 x 3 hokjes; in totaal negen vakjes
 Schrijf in elk vakje een begrip, term, gebeurtenis of persoon van het
onderwerp.
 De leraar leest een omschrijving voor van een
begrip, term, gebeurtenis, persoon, enzovoorts.
 Als je denkt dat de omschrijving betrekking heeft op een woord van
jou, kruis die dan aan.
 Wie het eerst een rij (verticaal/horizontaal/diagonaal) aangekruist
heeft, roept bingo.
Je wint alleen als je de samenhang van de winnende rij benoemt.
 Na de bingo voor de rij, volgt de bingo voor de hele kaart, ook dan
moet je de samenhang noemen tussen drie
begrippen/termen/personen.
Histo Bingo
Samenhang benoemen

Vul in de negen vakjes begrippen, termen, personen, enz. over:
Samenhang benoemen
Samenhang benoemen
Buitenlandse politiek VS, 1940-1950 (paragrafen 3.5 en 4.4).
Bingo
o eerst een rij (richting maakt niet uit)
o dan twee rijen (richtingen maken niet uit)
o dan hele kaart
Denk aan samenhang uitleggen van rijen en drie hokjes van hele kaart.
Quiz
Begrippen en personen Countdown
Wat te doen?
 Begrippen of personen raden met aanwijzingen
in drie groepen/rijen: A, B en C.
 Hoe minder aanwijzingen je nodig hebt des te meer punten.
 Vier aanwijzingen, die elk twee punten waard zijn;
start 8 punten.
 Per rij/groep mag alleen de aangewezen leerling het antwoord
geven.
 Bij eerste aanwijzing kunnen verschillende begrippen goed zijn, dus
je kunt gokken met goede uitleg:
o Antwoord goed: 8 punten.
o Antwoord fout: 0 punten en rij mag niet meer meedoen.
 Punten worden alleen behaald met juiste uitleg.
Alleen roepen/gokken is niet voldoende.

 Als een groep aan het eind niet het gevraagde begrip heeft, maar wel
een begrip dat met de juiste uitleg bij alle aanwijzingen past, dan
krijgt die groep alsnog 2p.
Wat is dat?

paus
(8 punten)

Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?

koning
(6 punten)

Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?

Wat is dat?

investituur

Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?

Wat is dat?

scheiding kerk-staat

Wat is dat?

Wat is dat?

(4 punten)

(2 punten)

Tweemachtenleer
?

Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?
Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?
Wat is dat?

Wat is dat?

Wat is dat?

Wat is dat?

Wat is dat?

macht
(8 punten)

gezag
(6 punten)

primaat
(4 punten)

Vitesse
(2 punten)

?
soeverein

Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?
Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?

Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?
Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?
Welk(e)
begrip(pen)
Waarom?
Alles in 辿辿n
relatieschema kenmerkend aspect
Wat te doen?
 Je krijgt een schema waarin je relaties/samenhang tussen oorzaken,
verloop, gevolgen, begrippen en personen, van een kenmerkend
aspect kunt aangeven.
 Plaats een begrip op een goede plaats in het schema.
 Noteer de samenhang tussen de begrippen.
Meerdere antwoorden zijn mogelijk, afhankelijk van de uitleg.
 Pak een blaadje; zet kenmerkend aspect in het midden en
daaromheen acht vakken die met pijlen zijn verbonden.
Zie voorbeeld.
?

?

?
?

?
?

primaat
wereldlijke of
geestelijke
macht

?

?

?

?

?
?
Alles in 辿辿n
relatieschema kenmerkend aspect
Wat te doen?
 Je krijgt een schema waarin je relaties/samenhang tussen oorzaken,
verloop, gevolgen, begrippen en personen, van een kenmerkend
aspect kunt aangeven.
 Plaats een begrip op een goede plaats in het schema.
 Noteer de samenhang tussen de begrippen.
Meerdere antwoorden zijn mogelijk, afhankelijk van de uitleg.
 Pak een blaadje; zet kenmerkend aspect in het midden en
daaromheen acht vakken die met pijlen zijn verbonden.
Zie voorbeeld.
 Vul nu de gegeven acht termen op de juiste plaats in.
Benoem en noteer de relatie tussen de verschillende termen.
Canossa, 1077

koning/keizer

Worms, 1122

leenstelsel

bisschop

tweemachtenleer

paus

investituur
?

?

?
?

?
?

primaat
wereldlijke of
geestelijke
macht

?

?

?

?

?
?
?

?

tweemachtenleer

investituur

leenstelsel

?
?
paus

?
?
bisschop

primaat
wereldlijke of
geestelijke
macht

?
koning/keizer

?

?

?

Worms, 1122

Canossa, 1077

?
?
Quiz Verboden te zeggen - Taboewoorden
Werkwijze



E辿n leerling uit een rij gaat met rug naar het scherm zitten.
Andere leerling uit die rij gaat woord omschrijven en mag
daarvoor andere woorden niet gebruiken.



Als de leerling het woord weet te raden binnen 30
seconden: twee punten.
Na 30 seconden mogen andere leerlingen uit die rij ook
tips geven; dan kan nog (binnen 10 seconden) 辿辿n punt
worden gescoord.
Eerst rij A, dan rij B, dan rij C. Welke rij haalt twee punten?




Denk mee, ook al zit je in de andere rij: hier leer je van!
Begrippen: eigen woorden, voorbeelden, samenhang
Kapitalisme
Verboden woorden:
 economie
 priv辿bezit
 winst
 communisme
 systeem
 vrijheid
Voorbeeld van een juist antwoord:
De wijze waarop arbeid en productie is geregeld volgens
het economisch liberalisme en de vrije markt.
Verenigde Staten en hun federale overheid, 1865-1965
Begrippen: eigen woorden en voorbeelden
Conferentie van Potsdam
Verboden woorden:
 Vergadering
 VS, SU en Engeland
 1945
 Koude Oorlog
 Jalta
Voorbeeld van een juist antwoord:
Overleg aan het eind van WOII tussen de geallieerde
leiders Truman, Stalin en Attlee en waarbij de basis werd
gelegd tussen grote spanningen tussen Amerika en
Rusland.
Verenigde Staten en hun federale overheid, 1865-1965
Leren binnen Verboden te zeggen
Eigen woorden (!?)




Synoniemen / andere woorden die hetzelfde betekenen.
Antoniemen / tegenovergestelde
Omschrijving (vanuit geschiedenis / vanuit nu)

Voorbeelden (!?)




Personen / instellingen
Gebeurtenissen
Ontwikkelingen

Samenhang - relaties (!?)




Tijd  periode
Onder welk hoger begrip valt het (politiek, economie, enz)
Oorzaak - gevolg

Begrippen: eigen woorden, voorbeelden, samenhang
New Deal

Wat is dat?

Welk Woord
Weg en
waarom?

Overschotten

Wat is dat?

Hoge
overheidsuitgaven

Wat is dat?

Hooggerechtshof

Wat is dat?

Werkloosheid

Wie is dat?

Roosevelt

Welk Woord
erbij en
waarom?
Activerend herhalen van orientatie kennis
Toets je kennis en pas kennis van tijdvak 1 t/m 4 toe. Hoe?
Kaartspel in groepen van 3 of 4 personen
In enveloppe 1 drie kleuren kaartjes;
wit: tijdvak, jaartallen en naam tijdvak
rood: kenmerkende aspecten
geel: begrippen
In enveloppe 2 :
Wit: bronnen: afbeeldingen en teksten

2 lessen,voorbereiding SE
Doel: actieve,
samenwerkende leerling

kennis en vaardigheden
toepassen
samenhang en
verbanden zien
examenvragen maken
en beantwoorden
stof herhalen

Opdracht 1:
Gebruik de witte kaartjes met tijdvakken , jaartallen en naam tijdvakken .
Leg tijdvakken met naam en jaartallen bij elkaar
Opdracht 2: Gebruik rode kaartjes.
Leg kenmerkende aspecten bij juiste tijdvak en leg aan elkaar de kenmerken uit.

Opdacht 3: Gebruik de gele kaartjes met begrippen. Beantwoord de volgende vragen:
 Wie? Wat? Wanneer?
 Omschrijf het begrip.
Begrip past bij welk tijdvak en bij welk kenmerk? (Behandeld in welk hoofdstuk en
welke paragraaf?)
 Oorzaken, motieven en gevolgen van het verschijnsel/gebeurtenis?
Maak daarbij onderscheid tussen politieke economische, sociale en godsdienstige
motieven/oorzaken en gevolgen.
Met welke andere zaken houdt het begrip verband? Op welke wijze?
Opdacht 4: Gebruik de witte kaartjes met bronnen. (afbeeldingen en geschreven bronnen)
Beantwoord de volgende vragen:
Waarover gaat de bron? Wie? Wat? Wanneer? Toon aan met bronelementen.
 Past bij welk tijdvak , bij welk kenmerk en bij welk begrip?
(Behandeld in welk hoofdstuk en welke paragraaf?)
 Wat is de visie/mening van de maker van bron? Toon aan met bronelementen.
 Betrouwbaarheid bron?
Opdracht 5: Gebruik de witte kaartjes met bronnen. (afbeeldingen en geschreven
bronnen)
Zoek 辿辿n afbeelding en 辿辿n geschreven bron uit
Bedenk, per bron, een examenvraag
Maak een antwoordmodel.
Tijd voor geschiedenis
Hoe verhogen we de motivatie van [examen]leerlingen om actiever en
zelfstandiger te werken?
Marzano
Leerlingen zijn gemotiveerder als in een gesprek leerdoelen worden
vastgesteld en vastgelegd.
Ros stelt dat er drie soorten motivatie zijn, afgeleid uit de self determination
theory [SDT]:
a-motivatie: de leerling is niet gemotiveerd omdat hij geen belang hecht
aan de leeractiviteit en/of zich niet bekwaam voelt.
Extrinsieke motivatie. Hiervan zijn verschillende subvormen, maar in alle
gevallen ervaren leerlingen een bepaalde druk van school of ouders om
in actie te komen. Daardoor kunnen ze in gaan zien dat doelen van
school aansluiten bij hun eigen doelen of gaan ze de doelen van school
zelfs belangrijk vinden, maar ze kiezen er nooit zelf voor.
Intrinsieke motivatie: de leerling is uit zichzelf ge誰nteresseerd.
Hattie
Gesprekleidraad
1. Waarom is geschiedenis belangrijk voor jou?
a. Kennis of vaardigheden nodig
b. Welk cijfer heb je nodig om te slagen / goed naar je voorselectie te
gaan
2. Wanneer werk je met plezier en/of wanneer niet?
3. Wat is je beste resultaat geweest en waardoor haalde je dat?
4. Wat is je slechtste resultaat geweest en waardoor haalde je dat?
5. Waar ben je bang voor met het oog op het examen?
6. Wat zijn je 3 sterkste kanten voor geschiedenis?
7. Wat zijn de belangrijkste dingen bij geschiedenis waarin je beter wilt
worden?
Conclusie5, 6, en 7: denk aan: inhoud / vaardigheden / eigen studiehouding
a. Bij gesprek
Welk resultaat wil je halen op het ce?
Wat ga je daarvoor doen?
Welke hulp heb je daarbij nodig van je docent, ouders of medeleerlingen?
Controverse / debat / (toneel)
Controverse / debat / (toneel)
Controverse / debat / (toneel)
- Actieve en zelfstandige leerling
 Leerlingen oefenen het voeren van debat
 Leerlingen werken met standplaatsgebondenheid en met
feit/mening
 Het brengt extra verdieping op de stof
 De doeners worden aangesproken
 Meervoudige intelligentie: verbaal, lichamelijk, visueel

- Waar en hoe?





Tijdens een SLS-les geschiedenis
Leerlingen in groepen van 8/9
PowerPoint als hulpmiddel
Leerlingen krijgen persoonlijke kaarten met hun rol en geheime
opdracht
 Leerlingen reflecteren op de eigen bijdrage (reflectieformulier)
 Een andere groep observeert de deelnemers (reflectieformulier)
Controverse / debat / (toneel)
Onderbouw
 De observeerder kijkt meer naar de manier
van debatteren dan naar de inhoudelijke
bijdrage. Worden de regels van het debat
gehandhaafd?
 Speel in op het inlevingsvermogen door er
leuke elementen aan het proces toe te
voegen.
Controverse / debat / (toneel)
Bovenbouw
 De observeerder kijkt naar de manier van
debatteren en de inhoudelijke bijdrage van de
deelnemer.

 Je kunt strengere debatregels hanteren en
daar ook op laten beoordelen.
 Je kunt een openings- en een slotbetoog
toevoegen.
Moord op Caesar
Controverse / debat / (toneel)
Moord op Caesar
- Hoe?
 Leerlingen krijgen in groepen van 8 ieder een rol op een kaart:
- Pontifex Maximus (hij offert vlak voor de vergadering (steekt wierook
aan, doet wijn in de offerschaal)

- Caesar
- Brutus (heeft een zwaard op tafel liggen en krijgt de opdracht Caesar
neer te steken als de ppt verandert)
- Verschillende senatoren (hier en daar een grapje erin)

 Iedereen heeft een geheim doel en moet acteren
 De vergadering is een debat met heldere regels:
- Je staat als je aan het woord bent
- Als je iets wilt zeggen dan ga je zelf ook staan
- De voorzitter moet op de regels letten
Controverse / debat / (toneel)
Controverse / debat / (toneel)
Ronde 1:
V坦坦r de vergadering
 Je zegt je naam tegen de senaat. Dit is de
voorstelronde.
 De Pontifex Maximus offert aan de
goden.
 Het aansteken en gelijk uitmaken van de kaars.
 Een wijnoffer aan de goden.
Controverse / debat / (toneel)
Ronde 2:
Regels tijdens de vergadering

 Je spreekt 辿辿n voor 辿辿n. Senaatsleden die
erdoorheen praten worden verwijderd i.v.m.
onbeschoft gedrag.

 Als je spreekt moet je staan.
 Als je iets wilt zeggen moet je gaan staan en
wachten tot de ander klaar is.
Presentatie IiP | sectie geschiedenis | de actieve leerling

More Related Content

Presentatie IiP | sectie geschiedenis | de actieve leerling

  • 1. De actieve leerling Welke acties onderneemt de sectie geschiedenis?
  • 2. Wat is een actieve zelfstandige leerling? Een actieve leerling is een leerling die nadenkt over de stof en zichtbare actie hieraan koppelt (zowel voorafgaand als volgend op het nadenken) Een zelfstandige leerling is een leerling die zelf de regie voert over het leren door een keuze te maken op basis van zelfkennis/bewustzijn en feedback van de docent. Hierdoor zal de docent minder vaak (verbaal) instructie geven maar bepaalt de docent wel de kaders waarin de keuze gemaakt kan worden
  • 3. Histo Bingo Wat te doen? Maak een tabel van 3 x 3 hokjes; in totaal negen vakjes Schrijf in elk vakje een begrip, term, gebeurtenis of persoon van het onderwerp. De leraar leest een omschrijving voor van een begrip, term, gebeurtenis, persoon, enzovoorts. Als je denkt dat de omschrijving betrekking heeft op een woord van jou, kruis die dan aan. Wie het eerst een rij (verticaal/horizontaal/diagonaal) aangekruist heeft, roept bingo. Je wint alleen als je de samenhang van de winnende rij benoemt. Na de bingo voor de rij, volgt de bingo voor de hele kaart, ook dan moet je de samenhang noemen tussen drie begrippen/termen/personen.
  • 4. Histo Bingo Samenhang benoemen Vul in de negen vakjes begrippen, termen, personen, enz. over: Samenhang benoemen Samenhang benoemen Buitenlandse politiek VS, 1940-1950 (paragrafen 3.5 en 4.4). Bingo o eerst een rij (richting maakt niet uit) o dan twee rijen (richtingen maken niet uit) o dan hele kaart Denk aan samenhang uitleggen van rijen en drie hokjes van hele kaart.
  • 5. Quiz Begrippen en personen Countdown Wat te doen? Begrippen of personen raden met aanwijzingen in drie groepen/rijen: A, B en C. Hoe minder aanwijzingen je nodig hebt des te meer punten. Vier aanwijzingen, die elk twee punten waard zijn; start 8 punten. Per rij/groep mag alleen de aangewezen leerling het antwoord geven. Bij eerste aanwijzing kunnen verschillende begrippen goed zijn, dus je kunt gokken met goede uitleg: o Antwoord goed: 8 punten. o Antwoord fout: 0 punten en rij mag niet meer meedoen. Punten worden alleen behaald met juiste uitleg. Alleen roepen/gokken is niet voldoende. Als een groep aan het eind niet het gevraagde begrip heeft, maar wel een begrip dat met de juiste uitleg bij alle aanwijzingen past, dan krijgt die groep alsnog 2p.
  • 6. Wat is dat? paus (8 punten) Welk(e) begrip(pen) Waarom? koning (6 punten) Welk(e) begrip(pen) Waarom? Wat is dat? investituur Welk(e) begrip(pen) Waarom? Wat is dat? scheiding kerk-staat Wat is dat? Wat is dat? (4 punten) (2 punten) Tweemachtenleer ? Welk(e) begrip(pen) Waarom? Welk(e) begrip(pen) Waarom?
  • 7. Wat is dat? Wat is dat? Wat is dat? Wat is dat? Wat is dat? macht (8 punten) gezag (6 punten) primaat (4 punten) Vitesse (2 punten) ? soeverein Welk(e) begrip(pen) Waarom? Welk(e) begrip(pen) Waarom? Welk(e) begrip(pen) Waarom? Welk(e) begrip(pen) Waarom? Welk(e) begrip(pen) Waarom?
  • 8. Alles in 辿辿n relatieschema kenmerkend aspect Wat te doen? Je krijgt een schema waarin je relaties/samenhang tussen oorzaken, verloop, gevolgen, begrippen en personen, van een kenmerkend aspect kunt aangeven. Plaats een begrip op een goede plaats in het schema. Noteer de samenhang tussen de begrippen. Meerdere antwoorden zijn mogelijk, afhankelijk van de uitleg. Pak een blaadje; zet kenmerkend aspect in het midden en daaromheen acht vakken die met pijlen zijn verbonden. Zie voorbeeld.
  • 10. Alles in 辿辿n relatieschema kenmerkend aspect Wat te doen? Je krijgt een schema waarin je relaties/samenhang tussen oorzaken, verloop, gevolgen, begrippen en personen, van een kenmerkend aspect kunt aangeven. Plaats een begrip op een goede plaats in het schema. Noteer de samenhang tussen de begrippen. Meerdere antwoorden zijn mogelijk, afhankelijk van de uitleg. Pak een blaadje; zet kenmerkend aspect in het midden en daaromheen acht vakken die met pijlen zijn verbonden. Zie voorbeeld. Vul nu de gegeven acht termen op de juiste plaats in. Benoem en noteer de relatie tussen de verschillende termen.
  • 14. Quiz Verboden te zeggen - Taboewoorden Werkwijze E辿n leerling uit een rij gaat met rug naar het scherm zitten. Andere leerling uit die rij gaat woord omschrijven en mag daarvoor andere woorden niet gebruiken. Als de leerling het woord weet te raden binnen 30 seconden: twee punten. Na 30 seconden mogen andere leerlingen uit die rij ook tips geven; dan kan nog (binnen 10 seconden) 辿辿n punt worden gescoord. Eerst rij A, dan rij B, dan rij C. Welke rij haalt twee punten? Denk mee, ook al zit je in de andere rij: hier leer je van!
  • 15. Begrippen: eigen woorden, voorbeelden, samenhang Kapitalisme Verboden woorden: economie priv辿bezit winst communisme systeem vrijheid Voorbeeld van een juist antwoord: De wijze waarop arbeid en productie is geregeld volgens het economisch liberalisme en de vrije markt. Verenigde Staten en hun federale overheid, 1865-1965
  • 16. Begrippen: eigen woorden en voorbeelden Conferentie van Potsdam Verboden woorden: Vergadering VS, SU en Engeland 1945 Koude Oorlog Jalta Voorbeeld van een juist antwoord: Overleg aan het eind van WOII tussen de geallieerde leiders Truman, Stalin en Attlee en waarbij de basis werd gelegd tussen grote spanningen tussen Amerika en Rusland. Verenigde Staten en hun federale overheid, 1865-1965
  • 17. Leren binnen Verboden te zeggen Eigen woorden (!?) Synoniemen / andere woorden die hetzelfde betekenen. Antoniemen / tegenovergestelde Omschrijving (vanuit geschiedenis / vanuit nu) Voorbeelden (!?) Personen / instellingen Gebeurtenissen Ontwikkelingen Samenhang - relaties (!?) Tijd periode Onder welk hoger begrip valt het (politiek, economie, enz) Oorzaak - gevolg Begrippen: eigen woorden, voorbeelden, samenhang
  • 18. New Deal Wat is dat? Welk Woord Weg en waarom? Overschotten Wat is dat? Hoge overheidsuitgaven Wat is dat? Hooggerechtshof Wat is dat? Werkloosheid Wie is dat? Roosevelt Welk Woord erbij en waarom?
  • 19. Activerend herhalen van orientatie kennis
  • 20. Toets je kennis en pas kennis van tijdvak 1 t/m 4 toe. Hoe? Kaartspel in groepen van 3 of 4 personen In enveloppe 1 drie kleuren kaartjes; wit: tijdvak, jaartallen en naam tijdvak rood: kenmerkende aspecten geel: begrippen In enveloppe 2 : Wit: bronnen: afbeeldingen en teksten 2 lessen,voorbereiding SE Doel: actieve, samenwerkende leerling kennis en vaardigheden toepassen samenhang en verbanden zien examenvragen maken en beantwoorden stof herhalen Opdracht 1: Gebruik de witte kaartjes met tijdvakken , jaartallen en naam tijdvakken . Leg tijdvakken met naam en jaartallen bij elkaar Opdracht 2: Gebruik rode kaartjes. Leg kenmerkende aspecten bij juiste tijdvak en leg aan elkaar de kenmerken uit. Opdacht 3: Gebruik de gele kaartjes met begrippen. Beantwoord de volgende vragen: Wie? Wat? Wanneer? Omschrijf het begrip. Begrip past bij welk tijdvak en bij welk kenmerk? (Behandeld in welk hoofdstuk en welke paragraaf?) Oorzaken, motieven en gevolgen van het verschijnsel/gebeurtenis? Maak daarbij onderscheid tussen politieke economische, sociale en godsdienstige motieven/oorzaken en gevolgen. Met welke andere zaken houdt het begrip verband? Op welke wijze?
  • 21. Opdacht 4: Gebruik de witte kaartjes met bronnen. (afbeeldingen en geschreven bronnen) Beantwoord de volgende vragen: Waarover gaat de bron? Wie? Wat? Wanneer? Toon aan met bronelementen. Past bij welk tijdvak , bij welk kenmerk en bij welk begrip? (Behandeld in welk hoofdstuk en welke paragraaf?) Wat is de visie/mening van de maker van bron? Toon aan met bronelementen. Betrouwbaarheid bron? Opdracht 5: Gebruik de witte kaartjes met bronnen. (afbeeldingen en geschreven bronnen) Zoek 辿辿n afbeelding en 辿辿n geschreven bron uit Bedenk, per bron, een examenvraag Maak een antwoordmodel.
  • 23. Hoe verhogen we de motivatie van [examen]leerlingen om actiever en zelfstandiger te werken? Marzano Leerlingen zijn gemotiveerder als in een gesprek leerdoelen worden vastgesteld en vastgelegd. Ros stelt dat er drie soorten motivatie zijn, afgeleid uit de self determination theory [SDT]: a-motivatie: de leerling is niet gemotiveerd omdat hij geen belang hecht aan de leeractiviteit en/of zich niet bekwaam voelt. Extrinsieke motivatie. Hiervan zijn verschillende subvormen, maar in alle gevallen ervaren leerlingen een bepaalde druk van school of ouders om in actie te komen. Daardoor kunnen ze in gaan zien dat doelen van school aansluiten bij hun eigen doelen of gaan ze de doelen van school zelfs belangrijk vinden, maar ze kiezen er nooit zelf voor. Intrinsieke motivatie: de leerling is uit zichzelf ge誰nteresseerd. Hattie
  • 24. Gesprekleidraad 1. Waarom is geschiedenis belangrijk voor jou? a. Kennis of vaardigheden nodig b. Welk cijfer heb je nodig om te slagen / goed naar je voorselectie te gaan 2. Wanneer werk je met plezier en/of wanneer niet? 3. Wat is je beste resultaat geweest en waardoor haalde je dat? 4. Wat is je slechtste resultaat geweest en waardoor haalde je dat? 5. Waar ben je bang voor met het oog op het examen? 6. Wat zijn je 3 sterkste kanten voor geschiedenis? 7. Wat zijn de belangrijkste dingen bij geschiedenis waarin je beter wilt worden? Conclusie5, 6, en 7: denk aan: inhoud / vaardigheden / eigen studiehouding a. Bij gesprek Welk resultaat wil je halen op het ce? Wat ga je daarvoor doen? Welke hulp heb je daarbij nodig van je docent, ouders of medeleerlingen?
  • 25. Controverse / debat / (toneel)
  • 26. Controverse / debat / (toneel)
  • 27. Controverse / debat / (toneel) - Actieve en zelfstandige leerling Leerlingen oefenen het voeren van debat Leerlingen werken met standplaatsgebondenheid en met feit/mening Het brengt extra verdieping op de stof De doeners worden aangesproken Meervoudige intelligentie: verbaal, lichamelijk, visueel - Waar en hoe? Tijdens een SLS-les geschiedenis Leerlingen in groepen van 8/9 PowerPoint als hulpmiddel Leerlingen krijgen persoonlijke kaarten met hun rol en geheime opdracht Leerlingen reflecteren op de eigen bijdrage (reflectieformulier) Een andere groep observeert de deelnemers (reflectieformulier)
  • 28. Controverse / debat / (toneel) Onderbouw De observeerder kijkt meer naar de manier van debatteren dan naar de inhoudelijke bijdrage. Worden de regels van het debat gehandhaafd? Speel in op het inlevingsvermogen door er leuke elementen aan het proces toe te voegen.
  • 29. Controverse / debat / (toneel) Bovenbouw De observeerder kijkt naar de manier van debatteren en de inhoudelijke bijdrage van de deelnemer. Je kunt strengere debatregels hanteren en daar ook op laten beoordelen. Je kunt een openings- en een slotbetoog toevoegen.
  • 31. Controverse / debat / (toneel) Moord op Caesar - Hoe? Leerlingen krijgen in groepen van 8 ieder een rol op een kaart: - Pontifex Maximus (hij offert vlak voor de vergadering (steekt wierook aan, doet wijn in de offerschaal) - Caesar - Brutus (heeft een zwaard op tafel liggen en krijgt de opdracht Caesar neer te steken als de ppt verandert) - Verschillende senatoren (hier en daar een grapje erin) Iedereen heeft een geheim doel en moet acteren De vergadering is een debat met heldere regels: - Je staat als je aan het woord bent - Als je iets wilt zeggen dan ga je zelf ook staan - De voorzitter moet op de regels letten
  • 32. Controverse / debat / (toneel)
  • 33. Controverse / debat / (toneel) Ronde 1: V坦坦r de vergadering Je zegt je naam tegen de senaat. Dit is de voorstelronde. De Pontifex Maximus offert aan de goden. Het aansteken en gelijk uitmaken van de kaars. Een wijnoffer aan de goden.
  • 34. Controverse / debat / (toneel) Ronde 2: Regels tijdens de vergadering Je spreekt 辿辿n voor 辿辿n. Senaatsleden die erdoorheen praten worden verwijderd i.v.m. onbeschoft gedrag. Als je spreekt moet je staan. Als je iets wilt zeggen moet je gaan staan en wachten tot de ander klaar is.