2. 31SALESMANAGEMENT | SEPTEMBER 2015
COACHING
Uweigenleerstijlbeïnvloedtuwkijkopwat‘leren’is,evenals
uw stijl om het leren van de ander te begeleiden (zie figuur
2). We kunnen hierbij in beginsel twee spanningsvelden
onderscheiden:
een spanning tussen aandacht voor de concrete erva-
ring van de lerende en aandacht voor de leerstof;
een spanning tussen aandacht voor reflectie op het
leerproces en aandacht voor concrete leerresultaten.
De bovenste twee kwadranten (die meer op de mens gericht
zijn) in figuur 2 appelleren meer aan ondersteunend gedrag
en de onderste twee kwadranten (die meer op de leerinhoud
gericht zijn) appelleren meer aan sturend gedrag.
STUREN
Bij het sturen (taakgericht gedrag) van uw medewerker legt
u uit wie iets moet doen, wat gedaan moet worden, hoe iets
gedaan moet worden, en waar en wanneer iets gedaan moet
worden.Ulegthetaccentopdeuittevoerentakenenervindt
een nauwgezette controle plaats.Bijeenafwijkingstuurt
u weer bij (correctie), totdat alles weer volgens plan verloopt.
Het gaat dus om plannen, (laten) uitvoeren, controleren en
bijsturen (PDCA: plan, do, check, act).
Eenhoofdkenmerkvansturendgedragisdatdeleidinggevende
bedenkt wat er gedaan moet worden en dat de medewerker
uitvoert. Het wordt dan ook wel ‘pushgedrag’ genoemd:
voorstellendoen,argumenteren,waarderenofevalueren.
ONDERSTEUNEN
Hoofdkenmerk van ondersteuning (relatiegericht gedrag)
is dat de medewerker wordt gestimuleerd om zijn (lees ook:
haar) talenten te gebruiken en verder te ontwikkelen. Doordat
de eigen inbreng van de medewerker belangrijker wordt, is
ook te verwachten dat hij meer commitment heeft en meer
accepteert. Het gaat hier om plannen, motiveren, controleren
en bijsturen. Dit wordt ook wel ‘pullgedrag’ genoemd: vragen
stellen, toelichten, begrip tonen, actief luisteren, aanmoedigen,
voorwaardenscheppen…
SITUATIONEEL LEIDINGGEVEN
Al naar gelang de ontwikkelingsfase van de medewerker
zult u de elementen ‘ondersteunen’ en ‘sturen’ verschillend
moeten inzetten. Een beginner stuurt u immers anders aan
dan een ervaren kracht. Ook als u een ervaren medewerker
een nieuwe taak geeft, kan het voorkomen dat u hem in het
begin extra begeleiding zult moeten geven. Deze kan bestaan
uit instructie, maar ook uit motivatie als de medewerker niet
direct de zin van de taak inziet. Met andere woorden: naast
de ervaring van de medewerker bepaalt ook de taak hoe u een
medewerker aanstuurt. Twee vragen staan dus voorop:
Is iemand in staat om de taak uit te voeren?
Is iemand gemotiveerd om de taak te doen?
TAAKVOLWASSENHEID
Bekwaamheid en bereidheid, samen ook wel aangeduid als
de taakvolwassenheid van de medewerker, staan los van
elkaar. Een enthousiaste starter is wel bereid tot, maar
waarschijnlijk niet bekwaam in een bepaalde taak. Een
oude rot in het vak is meestal heel bekwaam, maar na een
groot aantal jaren misschien niet meer zo gemotiveerd. En
iemand die zijn werk met veel plezier en veel kundigheid
uitvoert, is zowel bekwaam als bereid.
Deze verschillende niveaus van taakvolwassenheid kennen
elk een beste manier van aansturen. Deze vier stijlen
vormen tezamen het model van situationeel leidinggeven
van Hersey en Blanchard, zoals weergegeven in figuur 3:
S1 Sturen/leiden (instructeur).
S2 Coachen/begeleiden (coach).
S3 Ondersteunen/steunen (helper).
S4 In vertrouwen overlaten/delegeren.
S1: Leiden, sturen
In deze situatie is sprake van een hoge motivatie bij de
medewerker en nog een lage bekwaamheid. De medewerker
is hoog gemotiveerd, juist omdat hij een uitdaging ziet in het
zich eigen maken van nieuwe taken waarmee hij nog niet
zo veel ervaring heeft. Dit is duidelijk een situatie waarin
de medewerker nog veel moet leren en moet groeien in zijn
rol. Hierbij zullen veelal door de leidinggevende nauwkeurig
omschreven opdrachten worden gegeven, die nauwkeurig en
tijdigmoetenwordenuitgevoerd.Indezefaseiserveelsturing.
S2: Coachen
In deze fase tekent de motivatie van de medewerker
zich vaak in een dalende lijn, doordat de medewerker
een aantal tegenslagen heeft gehad en het kennisniveau
nog onvoldoende is om steeds goed te presteren. De
vakbekwaamheid is ook nog op een matig niveau. De
medewerker heeft al wel meer geleerd en dus zal hij zich
steeds minder op zijn gemak voelen bij instructie. U zult als
salesmanager zaken steeds meer moeten ‘verkopen’ in deze
fase. Weliswaar bepaalt u nog in hoge mate wat er geleerd
moet worden, maar dit wordt meer met elkaar besproken. U
geeft veel sturing en veel ondersteuning.
S3: Steunen, ondersteunen
In deze fase is er een hogere vakbekwaamheid. De
motivatie wisselt, maar neemt toe. Door zijn veel hogere
ACCOMMODERENDE
STIJL
CONVERGERENDE
STIJL
veel
aandacht
voor de
leer-
resultaten
veel
aandacht
voor het
leerproces
veel aandacht voor de leerinhouden
veel aandacht voor de lerende
DIVERGERENDE
STIJL
ASSIMILERENDE
STIJL
coach,
facilitator
instructeur,
expert
helper,
vriend
leraar,
docent
Figuur 2. De verschillende leerstijlen van managers.