1. TNO-NITG INFORMATIE, Juni 2002
In het vrij vlakke polderland van Vlaanderen en Nederland
komen hier en daar relatief lage, hollebollige percelen voor.
Vaak is die vorm in het landschap het gevolg van Middeleeuwse
zoutwinning. Er werd zout veen gewonnen en om daar bij te
komen moest eerst het bovenliggende kleidek opzij gezet worden.
De hoge waarde van het zout maakte deze zoutwinning van
groot belang voor het kustgebied. De ontdekking van het
haringkaken in de dertiende eeuw deed de vraag naar zout nog
eens sterk toenemen. De Middeleeuwers hadden zo hun eigen
manier om zout te winnen uit veen. Die winning heeft tot op de
dag van vandaag onbedoelde gevolgen.
het zout word gemaakt in de verschei-
dene zee-provintien van zee-water. Zij
maken het aldus. Zij beperken een plek
lands, en vullen die met fijn los zand,
dan gieten zij daar op het zee-water en
laten het droogen. Dit herhalen zij ver-
scheidene maalen, tot dat zij oordeelen
dat het zand genoegzaam doortrokken
is van het zout. Dan nemen zij t daar
uyt, en doen het in een grooten trog met
gaten in den bodem, en versch zee-
water daar op gietende laten zij het
door het zand heen zijperen. De loog
word gekookt tot bequaame dikte, en
het dus gewonne zout word gebrand in
aarden potten, tot dat het wit, en
bequaam word om het te gebruiken en
te verkoopen.
Zeezout is geen zuiver keukenzout.
Natriumchloride is met 99,9% wel
het hoofdbestanddeel. Verder bevat
zeezout magnesiumsulfaat, calcium-
carbonaat, kaliumbromide, strontium-
zouten en 鍖uoriden. Het productiepro-
ces, gebaseerd op het verhogen van de
saliniteit van zeewater, is deels verge-
lijkbaar met de nog bestaande en al
duizenden jaren bestaande zoutwin-
ning in kunstmatige zoutpannen of -
meren (salinas). Bij gewoon zeewater
vindt de eerste kristallisatie van
anhydriet (CaSO
4
) pas plaats als 70%
is verdampt (saliniteit van 120),
nadat 90% is verdampt (saliniteit van
Selnering of darink delven
De zoutwinning in het Vlaamse kust-
gebied was al in de Romeinse periode
bekend. In Rome bevinden zich teksten
die verwijzen naar zoutwinning ten
noorden van Brugge. Rond Brugge
vormde in de 13e en 14e eeuw de zout-
winning uit veen, selnering of darink
delven, de belangrijkste inkomsten
voor de gravenlijke schatkist. Deze
zoutwinning kon plaatsvinden nadat
het oorspronkelijk zoete veen regel-
matig door zeewater was over-
stroomd. Tijdens laag water vond een
zekere mate van indamping plaats.
De zoutwinning uit veen was zeer
winstgevend, maar liet na eeuwen
wel zijn sporen in het landschap na.
Om het veen te winnen werden er
meestal cirkelvormige moerdijken in
het buitendijkse schorrengebied aan-
gelegd. Hier werd het kleidek wegge-
stoken en het onderliggende veen uit-
gegraven. Daarna volgde droging van
het veen, om het vervolgens te ver-
branden. Dit leverde het zogenaamde
sel-as op. De zoute as werd meestal
naar de vaste wal verscheept waar in
zoutketen ofwel zoutziederijen de
verdere bewerking plaatsvond. Hier
werd de as opgelost in pannen met
zeewater om de saliniteit te verhogen
en kon het indampingsproces plaats-
vinden. Het veen leverde dus zowel
de brandstof als het halffabrikaat
zelle
Het indampen
Hoe de beschreven methode ontstond
is onbekend. Wie proefde de zoute
smaak van de as van het verbrande
veen en besloot dit met zeewater te
vermengen? Hoe ging de verdere
bewerking? Had het veen misschien
door kationuitwisseling invloed op de
zoutsamenstelling? Het is allemaal
niet zo duidelijk. Er bestaat wel een
historische beschrijving uit 1733 van
vergelijkbare zoutwinning in Japan
door Engelbert Kaempfer (toenmalig
M.D. Geneesheer van het Hollandsche
Gezantschap nat Hof van den Keyzer);
Zout was in het verleden zeer
kostbaar. Steenzoutvoorkomens
bij het Oostenrijkse Hallstatt
brachten daar bijvoorbeeld al in
ongeveer 500 voor Christus grote
welvaart. Dit zoutvoorkomen had
grote invloed op Europa.
Ons woord salaris, van het
Latijnse Sal = zout en Salarium =
zoutrantsoen, herinnert aan de
grote waarde van het zout.
Veroorzaakte laatmiddeleeuwse
zoutwinning waterramp?
Darink delven
30
2. TNO-NITG INFORMATIE, Juni 2002
310 ) wordt in grote hoeveelheden
haliet (NaCl) gevormd. Ten slotte vormt
zich na 98% indamping (bitter) mag-
nesiumzout. Bij de methode met
behulp van zoutpannen laat men het
gips in de eerste zoutpan neerslaan
en voert de pekel dan naar een vol-
gende zoutpan. Het laatste restje
oplossing met de bitter smakende
magnesiumzouten laat men aflopen
naar zee. De kristalvorming bij het
veenzout vond eerst aan het opper-
vlak van de indampingsketels plaats,
waarna het kon aangroeien.
Vermoedelijk werd het (natte) NaCl
zout na kristallisatie uit de ketels
geschept voor verdere verwerking,
waaronder een langdurig droogproces.
Het is niet bekend hoeveel de salini-
teit met de zelle kon worden ver-
hoogd en hoe de scheiding van het
anhydriet (CaSO
4
) plaatsvond.
Mogelijk vond die scheiding plaats
door meerdere ketels te gebruiken of
werd het anhydriet simpelweg weg
geschept. Wat er vervolgens met deze
anhydriet werd gedaan blijft de vraag.
Wel lijkt bekend welke afvalstof (zel-
as) aan het einde van het productie-
proces overbleef. Hiervan zijn name-
lijk resten gevonden bij alle plaatsen
en waar zoutraf鍖nage plaatsvond (o.a.
Hulst en Steenbergen). In de late
Middeleeuwen werd Steenbergen een
halve meter tot een meter opgehoogd
met deze afvalstof(zel-as), als
bescherming tegen hoge waterpeilen.
Stiboka bepaalde de chemische
samenstelling hiervan op 40-50%
CaCO
3
en CaMgCO
3
. Ook aanwezig
zijn kwarts, veldspaat en mica, als
gevolg zandvermenging. Verder werd
CaMg(SiO
3
)
2
, SiO
2
, Fe
2
O
3
en Fe
3
O
4
aan-
getroffen. Het materiaal bezat een
hoog gloeiverlies, wat vermoedelijk
wijst op houtskoolresten. Er werden
geen aluminiumsilicaten aangetrof-
fen, wat wijst op een laag gehalte
aan kleimineralen. De analyses bevat-
ten geen sulfaten. De as zou bij tem-
peraturen tussen 500-1000 Celsius
gevormd zijn. De analyse wijst op het
gebruik van kalk of schelpen bij de
productie.
Darink delven als
economische factor
Het winnen van veen voor
turf vond al heel lang plaats.
De nieuwe winning van zout
veen bleek nog winstgeven-
der. Concessies voor deze sel-
nering werden verleend door
de grondbezitters, adel en
geestelijkheid, met name de
Vlaamse kloosters. In het
Vlaamse poldergebied en de
huidige Nederlandse provincies
Brabant en Zeeland speelden de ste-
den Brugge, Gent en Antwerpen een
belangrijke rol bij de exploitatie van
het veen. Veel mensen trokken ervoor
naar het kustgebied, waar de zoutzie-
derijen werden gebouwd. Veel van
dergelijke locaties zijn later uitge-
groeid tot steden, bijvoorbeeld zijn
Hulst, Steenbergen, Zevenbergen en
Oudenbosch.
Een waterramp veroorzaakt?
Het is nog onduidelijk in welke mate
de selnering heeft geleid tot het ver-
lies van land, polders en steden. Het
lijkt daar wel sterk toe te hebben bij-
gedragen. Door de moernering ont-
stonden gaten in het schorrengebied,
die vervolgens uitschuurden tot geu-
len. Geleidelijk kon de zee daardoor
oprukken. Tegelijkertijd vond binnen-
dijks, als gevolg van ontwatering en
vervening, maaivelddaling plaats.
Beide synchrone processen maakten
de polders kwetsbaar. Bovendien was
het bestuur zwak waardoor het dijk-
onderhoud tekort schoot. Een soort
van eeuwenoud gedoogbeleid, met
alle gevolgen van dien.
Een ramp kon niet uitblijven: in de
Groote Waard vielen veel doden en
werden tientallen dorpen verzwolgen.
Daarna volgden verboden op buiten-
dijkse veenzoutwinning, maar de
zoutwinning ging door. Tijdens de
Sint Elisabethsvloed begaf de dijk het
voorgoed en ontstond een nieuwe
binnenzee, die ook de huidige
Biesbosch omvatte.
Einde van de zoutziederij
Halverwege de vijftiende eeuw kwam
de winning van het moerzout tot
een einde. Er kwam namelijk goed-
koop baaizout uit de Golf van
Biskaje beschikbaar. Vermoedelijk
droeg ook een strengere regelgeving
rond dijkbescherming bij tot dit einde.
De zoutziederijen zetten de raffinage
van het baaizout voort tot het begin
van de twintigste eeuw. Ook hiervoor
werd veel veen gewonnen: ongeveer
twee turven per pond zout. In 1885
werd bij Delden in Twente bij toeval
zout ontdekt, toen de baron van
Twickel naar drinkwater liet boren en
er zout water bovenkwam. In 1919
werd hier concessie verleend voor
zoutexploitatie en kwam ook de raffi-
nage van baaizout tot een einde. De
activiteiten van de Koninklijke
Nederlandse Zoutindustrie die werd
opgericht, gingen uiteindelijk op in
het huidige concern AKZO-Nobel.
1.30
1.25
1.20
1.15
1.10
1.05
Volume in % van oorsprongkelijk volume
28
24
20
16
12
8
Uitgekristalliseerdinguit1liter
4
0
Dichtheidvandeoplossing
dichtheid
saliniteit
Gips
Haliet K-Mg
400
300
200
100
Salinietin
26 24 20 16 12 8 4 0
De volgende aflevering: IJzeroer
Informatie:
Roelof Stuurman
T 015 269 60 10
E r.stuurman@nitg.tno.nl
Noot
Met dank aan Dr. K.A.H.W. Leenders voor verschillende
nuttige opmerkingen. Voor interessante literatuur
referenties zie Leenders@bart.nl
Hoeveelheden uitgekristalliseerde gips en halliet
(in grammen) bij toenemende verdamping van
1 liter zeewater. Horizontaal is de hoeveelheid
overgebleven oplossing aangegeven in procenten
van de oorsprongkelijke hoeveelheid.
Zodra de verzadiging van haliet is bereikt, slaat
bij een kleine toeneming van de saliniteit een
grote hoeveelheid haliet neer.
Eveneens aangegeven zijn de toenemende
saliniteit en dichtheid van de oplossing. (Naar
gegevens van Usiglio in Stewart, 1953)
31