ݺߣ

ݺߣShare a Scribd company logo
Tevreden jeugdambtenaar, goed
                                      jeugdbeleid?
                                     Aan de slag met het onderzoek welbevinden
                                                                                   Februari 2013, Maria Euwema, VVJ


“Jeugdambtenaren zijn jonge mensen, dus ze zijn sowieso na een paar jaar weer weg.”
“Als iemand uitvalt ligt dat vooral aan het feit dat ze de werkdruk op een jeugddienst niet aankunnen.”
“Jeugdambtenaar zijn, dat is toch vooral goed kunnen spelen met kinderen.”


Zomaar drie nog al eens gehoorde uitspraken die het onderzoek uitgevoerd door VVJ en HUB tegenspreekt.
Jeugdambtenaar zijn, het is een boeiend beroep, volgens het overgrote deel van de 271 jeugdambtenaren die de
vragenlijst invulden. Je doet het omdat je iets wilt bijdragen voor kinderen en jongeren, of omdat je g raag met
hen bezig bent. Je blijft het doen omdat je kunt bezig zijn met wat je goed kunt en wat je leuk en belangrijk
vindt. En omdat je goed met je bestuur kunt samenwerken binnen een vast dienstverband.


Jeugdambtenaren herkennen zich in de door VVJ geformuleerde rollen die zij vervullen en die bij voorkeur
aanwezig zijn binnen elke gemeente/jeugddienst: administrator, organisator, netwerker/brugfiguur en
beleidswerker/manager. De rol van organisator is het vaakst grotendeels (37 %) of volledig (nog e ens 37 %)
herkenbaar. Maar ook herkent men zich tenminste deels in de rol van brugfiguur/netwerker/initiator (90 %) en
beleidswerker (85 %). Aan deze taken wordt echter minder tijd besteedt, want de meeste tijd kruipt in
administratie: 46 % is minimaal 1,5 dag per week met administratie bezig.
Jeugdambtenaren zijn over het algemeen autonoom gemotiveerd: ze doen het werk omdat ze het zelf leuk of
belangrijk vinden, en niet vanwege een ‘stok achter de deur’. De meeste motivatie haalt men echter uit het
contact met kinderen en jongeren. Hoewel hiervoor vaak weinig tijd is, vindt men dit zowel belangrijk (89%) als
leuk en interessant (84%), en intrinsieke motivatie is steeds de beste motivatie.


Sterker nog: wie veel aandacht kan hebben voor taken waar men intrinsiek voor gemotiveerd is, is ook meer
‘engaged’ in de job en zal minder snel van job wisselen. Engagement wordt vertaald als ‘bevlogenheid’:
enthousiast en energiek bezig zijn met de job en wordt gezien als het tegenovergestelde van burn-out, waarbij
men zich opgebrand en eerder cynisch voelt. Jeugdambtenaren zijn over het algemeen bevlogen, maar bepaalde
factoren spelen hier een grote rol in:
• Kan men bezig zijn met wat men goed kan? Zit men op de juiste plek? Jeugdambtenaren die hun verschillende
  vaardigheden kunnen benutten, zijn meer betrokken, bevlogen en ‘honkvast’ dan zij die dit niet kunnen.
  ‘Talent-management’ en duidelijke profielen is dus de boodschap.
• Een goede relatie met het bestuur: een jeugdambtenaar die geen steun ervaart van het bes tuur, is minder
  bevlogen, scoort hoger op burnout, is minder betrokken en zal eerder op zoek gaan naar een andere job.
• Jobonzekerheid: wie geen jobzekerheid heeft, kijkt sneller uit naar een andere job en gaat er sneller onder
  door. In de praktijk zijn dit vaak jonge mensen. Om nieuw talent te houden zijn korte contracten dus geen
  goede zaak.




                   Sessie 4: Tevreden jeugdambtenaar, goed jeugdbeleid?                                            p1 | 2
Ook de mate van collegiale steun, de overlap tussen werk en thuis, de werkdruk en de mate van autonomie
spelen (weliswaar in mindere mate) een rol in het welbevinden van de jeugdambtenaar. Heel wat zaken dus
waar aandacht aan besteed kan worden om een optimaal werkklimaat te creëren.


Meer info bij VVJ, meuwema@vvj.be, 03 821 06 06, www.vvj.be/beleid-en-praktijk/welbevinden




                  Sessie 4: Tevreden jeugdambtenaar, goed jeugdbeleid?                                    p2 | 2

More Related Content

A4 Sessie 4 Tevreden Jeugdambtenaar, goed jeugdbeleid?

  • 1. Tevreden jeugdambtenaar, goed jeugdbeleid? Aan de slag met het onderzoek welbevinden Februari 2013, Maria Euwema, VVJ “Jeugdambtenaren zijn jonge mensen, dus ze zijn sowieso na een paar jaar weer weg.” “Als iemand uitvalt ligt dat vooral aan het feit dat ze de werkdruk op een jeugddienst niet aankunnen.” “Jeugdambtenaar zijn, dat is toch vooral goed kunnen spelen met kinderen.” Zomaar drie nog al eens gehoorde uitspraken die het onderzoek uitgevoerd door VVJ en HUB tegenspreekt. Jeugdambtenaar zijn, het is een boeiend beroep, volgens het overgrote deel van de 271 jeugdambtenaren die de vragenlijst invulden. Je doet het omdat je iets wilt bijdragen voor kinderen en jongeren, of omdat je g raag met hen bezig bent. Je blijft het doen omdat je kunt bezig zijn met wat je goed kunt en wat je leuk en belangrijk vindt. En omdat je goed met je bestuur kunt samenwerken binnen een vast dienstverband. Jeugdambtenaren herkennen zich in de door VVJ geformuleerde rollen die zij vervullen en die bij voorkeur aanwezig zijn binnen elke gemeente/jeugddienst: administrator, organisator, netwerker/brugfiguur en beleidswerker/manager. De rol van organisator is het vaakst grotendeels (37 %) of volledig (nog e ens 37 %) herkenbaar. Maar ook herkent men zich tenminste deels in de rol van brugfiguur/netwerker/initiator (90 %) en beleidswerker (85 %). Aan deze taken wordt echter minder tijd besteedt, want de meeste tijd kruipt in administratie: 46 % is minimaal 1,5 dag per week met administratie bezig. Jeugdambtenaren zijn over het algemeen autonoom gemotiveerd: ze doen het werk omdat ze het zelf leuk of belangrijk vinden, en niet vanwege een ‘stok achter de deur’. De meeste motivatie haalt men echter uit het contact met kinderen en jongeren. Hoewel hiervoor vaak weinig tijd is, vindt men dit zowel belangrijk (89%) als leuk en interessant (84%), en intrinsieke motivatie is steeds de beste motivatie. Sterker nog: wie veel aandacht kan hebben voor taken waar men intrinsiek voor gemotiveerd is, is ook meer ‘engaged’ in de job en zal minder snel van job wisselen. Engagement wordt vertaald als ‘bevlogenheid’: enthousiast en energiek bezig zijn met de job en wordt gezien als het tegenovergestelde van burn-out, waarbij men zich opgebrand en eerder cynisch voelt. Jeugdambtenaren zijn over het algemeen bevlogen, maar bepaalde factoren spelen hier een grote rol in: • Kan men bezig zijn met wat men goed kan? Zit men op de juiste plek? Jeugdambtenaren die hun verschillende vaardigheden kunnen benutten, zijn meer betrokken, bevlogen en ‘honkvast’ dan zij die dit niet kunnen. ‘Talent-management’ en duidelijke profielen is dus de boodschap. • Een goede relatie met het bestuur: een jeugdambtenaar die geen steun ervaart van het bes tuur, is minder bevlogen, scoort hoger op burnout, is minder betrokken en zal eerder op zoek gaan naar een andere job. • Jobonzekerheid: wie geen jobzekerheid heeft, kijkt sneller uit naar een andere job en gaat er sneller onder door. In de praktijk zijn dit vaak jonge mensen. Om nieuw talent te houden zijn korte contracten dus geen goede zaak. Sessie 4: Tevreden jeugdambtenaar, goed jeugdbeleid? p1 | 2
  • 2. Ook de mate van collegiale steun, de overlap tussen werk en thuis, de werkdruk en de mate van autonomie spelen (weliswaar in mindere mate) een rol in het welbevinden van de jeugdambtenaar. Heel wat zaken dus waar aandacht aan besteed kan worden om een optimaal werkklimaat te creëren. Meer info bij VVJ, meuwema@vvj.be, 03 821 06 06, www.vvj.be/beleid-en-praktijk/welbevinden Sessie 4: Tevreden jeugdambtenaar, goed jeugdbeleid? p2 | 2