5. Plaatsing
Houd bij de plaatsing rekening met het volgende:
„
De opleglengte op begin- (muurplaat) en
eindondersteuning (nok) dient minimaal 30 mm te zijn.
„
De opleglengte op tussenondersteuningen moet tenminste
59 mm zijn.
„
Indien er horizontale naden aanwezig zijn, dienen deze
minimaal 120 mm ondersteund te worden. Horizontale
naden kunnen ook ondersteund worden door een gording
met gekeerde gording.
„
Op de muurplaat en de nokgording dient Geficell SK
afdichtingsband (op vlakke ondergronden) of Unidek
luchtdichte afdichtingsband (op ondergronden met kleine
oneffenheden) aangebracht te worden. Hiermee wordt
een grotere luchtdichtheid gecreëerd.
„
Voor de plaatsing van de dakelementen dient eerst het
kunststof LD-afdekprofiel (luchtdicht afwerkingsprofiel op
passiefhuis-niveau) in het dakelement aangebracht
te worden.
„
Voor plaatsing van de dakelementen van Kingspan Unidek
dient gebruik te worden gemaakt van een hydraulische
hijsklem. Deze hijsklem is zowel bij Kingspan Unidek als
bij diverse kraanbedrijven te huur. Een overzicht van deze
verhuurbedrijven kunt u op onze website
www.unidekdakelement.be downloaden. De hydraulische
hijsklem blijft tijdens montage geklemd op het
dakelement en houdt deze in positie. Dit resulteert in een
makkelijker en arbeidsverlichtend montageproces.
„
Om ervoor te zorgen dat de dakelementen haaks op de
onderconstructie worden aangebracht, is het gebruik van
een bouwhaak tijdens de montage sterk aan te bevelen.
Bevestiging
„
De dakelementen dienen direct na plaatsing te worden
bevestigd tegen afschuif- en opwaaikrachten. Ook
dienen de dakelementen op elke ondersteuning te worden
bevestigd.
„
Informatie over overspanningen zijn te downloaden op
onze website www.kingspanunidek.be.
„
Unidek Aero Comfort dakelementen worden bevestigd
met zelfborende schroeven.
„ Per ondersteuning (onderconstructie) dienen de
dakelementen met 3 zelfborende schroeven door de
tengels vastgezet te worden(figuur 4).
„
De zelfborende schroeven kunnen met behulp van een
(accu) schroefmachine (met voldoende vermogen) in het
dakelement en de onderliggende constructie gedraaid
worden.
„
Met name bij elementen met lagere Uc-waarden zijn de
schroeven erg lang. Daarom adviseren wij de schroeven
al voor het hijsen gedeeltelijk in het element te zetten.
Op het dak hoeft dan slechts het laatste stuk van de
schroef in de onderconstructie gedraaid te worden.
„
De zelfborende schroeven zijn per 50 stuks samen met
2 Torx bits verpakt in een Combipak.
Extra bevestiging in verband met afschuiving
„
Uitgaande van het feit dat de gordingen op enkele buiging
zijn berekend, dienen extra voorzieningen te worden
getroffen voor opname van de afschuifkrachten evenwijdig
aan het dakvlak.
„
Ter plaatse van het vaste punt (de muurplaat of een
gekeerde gording) dienen bij dakelementen langer dan
6000 mm 2 extra zelfborende schroeven te worden
toegepast. Bij dakelementen langer dan 7500 mm zijn
dit 3 extra zelfborende schroeven.
„ Dit geldt ook voor situaties waarbij 2 elementen (boven
elkaar) de genoemde lengte overschrijden.
„
De extra zelfborende schroeven dienen symmetrisch
tussen de tengels te worden verdeeld over de breedte van
het dakelement. Gebruik hiervoor geschikte volgplaatjes.
Verticale aansluiting elementen onderling
„
De verticale naden en de naad ter plaatse van de nok
dienen volledig afgedicht te worden met Aerosafe-foam.
Aerosafe-foam van Kingspan Unidek is een hoogwaardige
elastische foam die geleverd wordt als pistolenschuim.
Dankzij haar elastische eigenschappen kan Aerosafe-
foam de rek en krimp van omringende constructies beter
opvangen dan traditionele PUR-schuim. Hierdoor wordt
de luchtdichtheid voor een langere periode gegarandeerd.
Voor een goede hechting en snelle uitharding dient de
ondergrond met een plantenspuit bevochtigd te worden
met schoon water.
„ Een passtrook mag niet breder zijn dan een half element,
tenzij deze volledig ondersteund wordt.
„ Een passtrook dient altijd voorzien te zijn van een tengellat
en verstijvers.
Figuur 4 - Detail bevestiging Unidek Aero Comfort
486 486
1020
5
6. Horizontale aansluiting elementen onderling
„
De afschuifkrachten dienen overgedragen te worden
naar het onderste dakelement, door in de naad tussen
de dakelementen een strook OSB III of watervaste
multiplex te plaatsen van 10 mm dik, 50 mm hoogte x
dakelementbreedte (1).
„
De tengellat dient 50 mm van de naad ingekort te worden
voor een goede afwerking (2).
„
De naden dienen afgedicht te worden met Aerosafe-
foam (3).
„
Overtollig Aerosafe-foam dient afgesneden te worden en
te worden afgewerkt met een alu-bitumenband. Een alu-
bitumenband is een aluminiumband die eenzijdig is
voorzien van zelfklevende bitumen. De alu-bitumenband is
verkrijgbaar per rol van 10 meter. Oppervlaktes waarop de
band wordt bevestigd, dienen voor bevestiging te worden
behandeld met een primer die per blik van 1 liter leverbaar
is (4).
„
Voor een goede hechting van de alu-bitumenband dient
de ondergrond droog, vetvrij, stofvrij en vorstvrij te zijn.
„
Op de gording dient Geficell SK afdichtingsband (op vlakke
ondergronden) of Unidek luchtdichte afdichtingsband
(op ondergronden met kleine oneffenheden) aangebracht
te worden. Hiermee wordt een grotere luchtdichtheid
gecreëerd (5).
„
De dakelementen dienen ter plaatse van horizontale
naden bevestigd te worden met de zelfborende
schroeven (6).
Figuur 5 - Detail horizontale naden
Aansluiting op de omringende constructie
„
Aansluitingen op de omringende constructie dienen
blijvend water- en luchtdicht te worden afgewerkt.
Hiertoe dient voor naadafdichting Aerosafe-foam te
worden toegepast. Afdichtingsmiddelen zijn bedoeld om
stelruimten, maattoleranties en thermische uitzetting
op te vangen, maar niet om onnauwkeurigheden in de
bouwfase te herstellen.
„
De woningscheidende wand dient thermisch geïsoleerd
te worden door middel van plaatsing van een laag
minerale wol op de woningscheidende wand. Deze laag
dient te worden afgedekt met een waterkerende damp-
open folie waar bovenop een tweede laag minerale wol
wordt geplaatst. Deze laag minerale wol dient te allen
tijde droog te blijven bij plaatsing. De panlatten dienen
minimaal 25 mm onderbroken te worden ter plaatse van
de woningscheidende wand.
Ventilatie
„
Na montage van de dakelementen dienen de ruimtes
onder de kap tijdens het verdere bouwproces voldoende
geventileerd te worden.
„
Er dient extra geventileerd te worden bij en na activiteiten
die een vochtiger binnenklimaat (o.a. bij het aanbrengen
dekvloer, bepleisteren) kunnen veroorzaken dan tijdens de
bewoonde staat.
„
In vochtige ruimtes (bijvoorbeeld badkamers) moet
een plafondafwerking met een dampremmende laag
opgenomen worden. Dit is ter voorkoming van inwendige
condensatie in het dakelement waardoor o.a. de
constructieve eigenschappen afnemen.
Bescherming tegen weersinvloeden
„
Na montage is het aan te bevelen de dakelementen zo
spoedig mogelijk van dakbedekking te voorzien.
„
De dakelementen dienen tegen neerslag te worden
beschermd. Hiervoor dienen passende maatregelen te
worden getroffen voordat de dakbedekking geplaatst is.
Figuur 6 - Detail woningscheidende wand
1
5
4
3
2
6
6
7. Panlatten
De panlatten moeten bij elke kruising met een tengellat
van het dakelement worden bevestigd met een draadnagel
of nieten van voldoende lengte. Voor meer informatie over
de plaatsing van de panlatten wordt verwezen naar de
technische voorlichting van het WTCB: TV 240 - Pannendaken
(2011).
Dakbedekking
„
De dakelementen kunnen met pannen, leien of vergelijkÂ
baar materiaal worden afgedekt.
„
Bij flauwe dakhellingen ( 25°) dient, afhankelijk van het
type dakbedekking, een waterkerende damp-open folie of
een waterdichte laag toegepast te worden (een en ander
volgens het advies van de dakbedekking leverancier).
„
Bij afwerkingen met een verhoogde dampdichtheid,
zoals bitumen, dient advies te worden ingewonnen bij de
technisch adviseur van Kingspan Unidek om te bepalen of
extra voorzieningen noodzakelijk zijn.
Zij- en gootoverstekken
„
Zij- en gootoverstekken dienen afgewerkt te worden met
een daarvoor bestemde betimmering.
„ Zij-overstekken mogen maximaal de helft van de
breedte van het dakelement zijn, gemeten vanaf het
laatste ondersteuningspunt (dit is meestal het
binnenblad).
„
Ter plaatse van de zij-overstekken dienen de panlatten
over de twee naastgelegen dakelementen door te lopen.
„
Bredere zij-overstekken met een constructieve maat tot
800 mm zijn mogelijk. Hiervoor dienen extra voorzieningen
te worden getroffen waaronder het koppelen aan twee
naastgelegen dakelementen middels geschroefde panÂ
latten met deeldraadschroeven 5 x 80 mm. Bij dergelijke
zij-overstekken dient het overstekende deel altijd te
worden ondersteund totdat de extra voorÂ
ziening is
aangebracht. Voor de uitvoering zijn detailÂ
tekeningen
beschikbaar.
„
Informatie aangaande de maximale lengte van de
gootoverstekken is opgenomen in de productfiche die
te downloaden is op www.kingspanunidek.be.
Sparingen en doorvoeren
„
De maximale sparing zonder onderconstructie is 300 x
300 mm. Hierbij dienen de verstijvers intact te blijven.
Grotere of andere sparingen dienen van een extra
onderconstructie te worden voorzien.
„
Bij grotere sparingen ten behoeve van dakvensters kan
gebruik worden gemaakt van Unidek Aero Dakraamkozijn,
een stelkozijn voor montage van dakvensters zonder
raveling. De overspanning van Unidek Aero Comfort loopt
hierbij met slechts 10% terug. Een aanvullend verÂ
werkingÂ
voorschrift vindt u op de productpagina van Unidek Aero
Dakraamkozijn op www.kingspanunidek.be.
„
Bij doorvoeren ten behoeve van de rookgasafvoer dient
men gebruik te maken van een dubbele mantelbuis
volgens figuur 7.
„
Een doorvoer dient aan de buitenzijde van het dak rondom
waterdicht afgewerkt te worden. Aan de binnenzijde
van het dak dient de doorvoer geïsoleerd te worden door
middel van Aerosafe-foam of minerale wol. Daarna dient
een luchtdicht manchet geplaatst te worden (zie figuur 7).
Figuur 7 - Detail sparing mantelbuis
Deze brochure behandelt een gedeelte van de volledige
instructies. De volledige verwerkingsinstructies die standaard
bij alle producten van Kingspan Unidek worden meegeleverd,
zijn tevens te downloaden op www.kingspanunidek.be.
7