De examens geven ieder jaar weer aanleiding tot veel discussie over de tekstkeuze, de moeilijkheid, de tijdsdruk, etc. Deze presentatie geeft een kijkje in de keuken waar de examens worden gemaakt. Wie zijn erbij betrokken, wie beslist en hoe wordt er genormeerd?
2. • Van brontekst tot examen: hoe komt een CSE tot
stand?
• Vragen vanuit de zaal
• Zelf vragen maken
• Screening van elkaars werk
• Bespreking van de screening
• Plenaire afsluiting
Programma workshop
3. Actoren en hun taken
Opdrachtgever:
• Ministerie van OCW
• College van Toetsing en Examens (CvTE)
• Vaststellingscommissie (vaksectie)
Opdrachtnemer:
• Cito
• Toetsdeskundige(n)
• Constructiegroep (cg)
• Screeners (in- en extern)
9. Vaststelling en controles
• Externe screening (native speaker)
• Verwerking commentaar + definitief voorstel aan
CvTE
• Vaststelling en rol CvTE
• Nog enkele verwerkingsrondes
• Drukproef
10. Soorten vragen
1. MC-vraag
3/4 keuze doeltaal/moedertaal
2. Open vraag
Kort of lang antwoord in Nederlands
3. Beweringenvraag
Juist/onjuist (wel of niet) voor een tekstgedeelte
met veel verschillende informatie
4. Texte à trous
Gaten in tekst
11. Meerkeuze vragen
Voordelen
• Makkelijk beoordelen
• Objectief
• Weinig schrijftijd nodig
• Efficiënt
• Betrouwbaar
• Automatisch nakijken
Nadelen
• Hoog denkniveau,
creativiteit en
competenties moeilijk te
toetsen
• Testwijsheid = voordeel
• Halfgoede antwoorden
bestaan niet
• Mogelijkheid tot gokken
12. Veelgebruikte opbouw meerkeuzevraag
Wat is het doel van de advertentie? >stam
reclame maken voor >voorloper
A. een caloriearm dieet >afleider
B. een cursus zelfverdediging >afleider
C. een gezondheidsproduct >sleutel
D. een sportschool >afleider
Afleiders en sleutel heten samen: alternatieven
13. Opdracht 1: vragen maken
Wat vragen we van u?
• Verdeel de tekst in stukken waarbij een vraag
mogelijk is
• Maak 3 meerkeuzevragen bij de tekst
• De vragen bestaan elk uit 4 alternatieven
• Gebruik ‘de adviezen en richtlijnen’ bij het maken
van de vragen
• Maak per groep 1 set van 3 vragen
14. Adviezen en richtlijnen - 1
• Formuleer eerst het goede antwoord, daarna pas
de afleiders.
• Gebruik als afleiders antwoorden die afwijsbaar zijn
(en tegelijkertijd aannemelijk).
• Zorg voor aantrekkelijke afleiders maar voorkom dat
het ‘instinkers’ zijn.
15. Adviezen en richtlijnen - 2
• Vermijd ontkenningen in de stam (negatieve
elementen eventueel vet maken of onderstrepen)
• Vermijd formuleringen waarbij het goede antwoord
direct opvalt (echo / valse echo)
• Formuleer de antwoorden zo, dat de onderlinge
verschillen tussen de afleiders duidelijk uitkomen
16. Adviezen en richtlijnen - 3
Zorg ervoor dat:
• Alle alternatieven grammaticaal correct aansluiten
op de gestelde vraag
• De alternatieven ongeveer even lang zijn
• De alternatieven geen moeilijke woorden bevatten
(niet moeilijker dan in de te bevragen tekstpassage)
• De stam plus alternatieven niet meer woorden heeft
dan de te bevragen tekstpassage
17. Opdracht 2: screening
Wat vragen we van u?
• Ruil de set van 3 vragen met die van een andere
groep
• ‘Screen’ het werk van de andere groep:
− geef commentaar op alles wat opvalt
− doe verbetervoorstellen
− raadpleeg hierbij steeds de 'adviezen en
richtlijnen’
18. Bespreking van de screening
• Licht commentaar en verbetervoorstellen toe aan
de groep waarvan het werk gescreend is
• Reactie vanuit de groep waarvan het werk
gescreend is