Het is op 22 maart Wereldwaterdag. Op deze dag is er aandacht voor het tekort aan schoon drinkwater in grote delen van de wereld. In dit artikel ga ik in op de Tragedy of the commons. Als iedereen iets bezit, zorgt niemand er goed voor, met als gevolg vervuild drinkwater. Ik beantwoord de vraag of natuurlijke waterbronnen in eigendom genomen kunnen worden, vanuit de gedachte dat de eigenaar er wel goed voor zorgt.
1 of 20
Download to read offline
More Related Content
Werff vloeibaar eigendom
1. Vloeibaar eigendom
Saskia van der Werff
Creathos bv
Saskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
pagina 1 van 20
2. 1.
RECHT OP WATER ....................................... 3
1.1
1.2
IEMAND, NIEMAND OF IEDEREEN?............... 3
EIGENDOM VAN NATUURLIJKE
HULPBRONNEN ....................................................... 4
2.
EIGENDOM: EEN BUNDEL RECHTEN? .. 5
2.1
2.2
2.3
HARDINS OPVATTING VAN EIGENDOM ........ 5
BECKERS OPVATTING VAN EIGENDOM ........ 7
KRITIEK OP EIGENDOM ALS BUNDEL
RECHTEN VAN EEN EIGENAAR ............................... 9
2.4 KRITIEK OP VERBOD SCHADELIJK GEBRUIK
11
2.5 EIGENDOM OF RIJKDOM? ........................... 14
3. EIGENDOM: BETREKKING TUSSEN
EIGENAAR EN GOED ........................................ 17
3.1
HARDIN EN BECKER OVER EIGENDOM: VIJF
KRITIEKPUNTEN .................................................... 17
3.2 EIGENDOM ALS BUNDEL RECHTEN NIET
ADEQUAAT; WAT WEL? ........................................ 18
4.
LITERATUUR ............................................... 20
Saskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
pagina 2 van 20
3. 1.
1.1
Recht op water
Iemand, niemand of iedereen?
Water voorziet in 辿辿n van de belangrijkste eerste
levensbehoeften van al wat leeft. Mensen kunnen
niet lang overleven zonder water. Toch zijn er vele
mensen die niet kunnen beschikken over schoon
drinkwater. Voldoende drinkwater voor alle mensen op deze aardbol heeft de Verenigde Naties
vertaald in 辿辿n van hun millenniumdoelstellingen.
Volgens de VN had in 2000 ongeveer de helft van
de wereldbevolking te maken met waterschaarste.
In 2015 moet de duurzame toegang tot schoon
drinkwater1 verbeterd zijn. Niet toegang tot water
maar toegang tot schoon drinkwater is de inzet.
Mensen hebben wel water te drinken, maar de
slechte waterkwaliteit bedreigt hun gezondheid.
Het probleem van schoon drinkwater lijkt op te
lossen door het beschikbaar stellen van technische
voorzieningen om water te zuiveren. Als er in een
gebied teveel verbruikers zijn van het beschikbare
water, brengt dit de vraag met zich mee van wie
het water eigenlijk is. Is dit vloeibare eigendom van
iemand, van niemand of van iedereen?
UN (2000), resolution 55/2 United Nations Millennium Declaration, item
19, pag 5; in de Millennium Development Goals (MDG) betreft dit Goal
7/target 10 halve, by 2015, the proportion of people without sustainable
access to safe drinking water and basis sanitation.
1
Saskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
Iedereen gebruikt water, vervuilt water, geniet
van water. Wie reguleert de toegang tot en verdeling van het water ter realisatie van de millenniumdoelstelling van de VN? Om ervoor te zorgen dat
natuurlijke hulpbronnen, zoals water, goed beheerd worden, behoort het tot de mogelijkheden
om deze bronnen in eigendom te laten nemen.
Goed beheer is er in deze context op gericht om
de tragedie van het gemeenschappelijke af te wenden. De tragedie van het gemeenschappelijk verwijst naar het uitputten en vervuilen van gemeenschappelijke natuurlijke hulpbronnen. Al in 1968
ageert Hardin in zijn Tragedy of the commons tegen
het onbegrensde gebruik van natuurlijke hulpbronnen, dat onze toekomst ruineert. Hardin pleitte voor een andere opvatting van eigendom om de
tragedie af te kunnen wenden. Zijn voorstel is om
eigendom op een andere manier in te vullen. Het
artikel Tragedy of the commons van Hardin is veelvuldig bekritiseerd.2 In dit artikel beoordeel ik de stelling van Hardin, dat een andere opvatting van eiIk verwijs hiervoor onder andere naar Crowe (1969), die de aannames van
Hardin onder uit haalt en pleit voor technologische oplossing van de tragedie van het gemeenschappelijke. Sima , die privaat eigendom verbindt met
liberale politieke ideologie en staateigendom verbindt met socialisme (in
Logic of social action via econfaculty.gmu.edu/pboettke/workshop/.../GMU_law_economics.doc) en Ostrom
(1999), die Hardins conclusie interpreteert als een gesimplificeerde keuze
tussen privaat eigenaarschap en staateigenaarschap van het gemeenschappelijke. Tanuro, die ingaat op de wijze waarop het Tragedy argument ingezet
wordt om immigranten en armen de schuld te geven
(http://www.grenzeloos.org/ artikel/viewartikel.php/id/1142.html)
2
pagina 3 van 20
4. gendom nodig is om de tragedie van het gemeenschappelijke af te wenden.
1.2
Eigendom van natuurlijke hulpbronnen
Ik zal dus Hardins opvatting van eigendom bekritiseren. Dit is niet eenvoudig, aangezien hij deze
niet expliciteert. Ik zal Hardins andere opvatting
van eigendom reconstrueren op basis van uitspraken in Tragedy of the commons. Vervolgens zal ik deze
reconstructie vergelijken met Beckers opvatting
van eigendom. Ik zal constateren dat ze een vergelijkbare opvatting van eigendom hanteren, namelijk dat eigendom een bundel rechten is. Ik zal toelichten welke bundel rechten volgens Becker verbonden is aan eigendom. Tevens constateer ik dat
Hardins voorstel met betrekking tot een andere
opvatting van eigendom ge誰nterpreteerd dient te
worden als een andere inhoudelijkheid van deze
bundel. Ik zal vervolgens betogen dat Beckers opvatting dermate problematisch is dat deze niet
adequaat is om eigendom in het algemeen en eigendom op natuurlijke hulpbronnen als water in
het bijzonder te begrijpen. Deze conclusie zal onderbouwd worden met vijf kritiekpunten. Mijn
antwoord op de vraag of eigendom als bundel
rechten adequaat is om de betrekking van mensen
tot goederen in het algemeen en van mensen tot
natuurlijke hulpbronnen in het bijzonder te begrijpen, zal zijn dat deze opvatting van eigendom niet
adequaat is. Ik sluit af met een aanbeveling over
het goede beheer van natuurlijke hulpbronnen.
Ik maak voorafgaand aan het beantwoorden
van deze vraag twee kanttekeningen. Ik beoordeel
de stelling dat een andere opvatting van eigendom
nodig is. In navolging van Hardin vat ik het begrip
nodig moreel op. Noodzakelijk houdt dan een
moreel oordeel in over de handelingen die gegeven
bepaalde omstandigheden de beste behoort te
zijn.3 Hardins oordeel is dat de tragedie van het
gemeenschappelijke het beste afgewend kan worden met een andere opvatting van eigendom. De
andere kanttekening betreft het begrip natuurlijke
hulpbronnen. De veronderstelling, dat natuur
dient als voorraadschuur voor de mensheid, speelt
een belangrijke rol in Hardins tragedie van het gemeenschappelijke. Het op termijn opraken van
natuurlijke hulpbronnen is erg, niet omdat we
hiermee natuurlijk schoon aantasten of omdat dit
een ecologisch drama zou inhouden, maar omdat
de mens hiermee in de toekomst niet in zijn directe levensbehoeften kan voorzien. Dat er dus andere redenen zijn waarom dit erg zou zijn, valt buiten
de beschouwing van Hardin. In mijn verdere betoog zal ik ervan uitgaan dat natuurlijke hulpbronnen eindig zijn en voor het levensonderhoud van
mensen zijn. Ik kom in mijn aanbeveling terug op
deze interpretatie van natuur.
3
Saskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
Kuypers (1977), lemma noodzakelijkheid
pagina 4 van 20
5. 2.
2.1
Eigendom: een bundel rechten?
Voor beantwoording van de vraag, of eigendom
als bundel rechten adequaat is om de betrekking
van mensen tot natuurlijke hulpbronnen te begrijpen, is inzicht in het begrip eigendom van belang.
Aangezien Hardin zijn opvatting niet expliciet
maakt, ontleend ik uit zijn artikel wat hij onder
een andere opvatting van eigendom verstaat. Ik
vergelijk vervolgens deze opvatting met die van
Becker, die rond dezelfde periode als Hardin een
filosofisch betoog over eigendom schreef. Ik constateer ten eerste dat Hardins opvatting in grote
mate overstemt met die van Becker, namelijk dat
eigendom een bundel rechten is. Op basis van de
vergelijking met de opvatting van Becker constateer ik dat Hardins voorstel met betrekking tot een
andere opvatting van eigendom ge誰nterpreteerd
dient te worden als een andere inhoudelijkheid van
deze bundel. Becker benoemt welke rechten zich
in de bundel bevinden en welke rechten minimaal
aanwezig dienen te zijn, wil er sprake zijn van eigendom. Ik bekritiseer vervolgens de opvatting dat
eigendom een bundel rechten is. Ik zal ingaan op
de inconsistentie van Beckers argumentatie, zijn
onuitgesproken aanname en de implicatie hiervan
voor zijn opvatting van eigendom.
Saskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
Hardins opvatting van eigendom
Het artikel Tragedy of the commons adresseert het
probleem van overbevolking en ermee samenhangende uitputting van natuurlijke hulpbronnen. De
tragedie van het gemeenschappelijke bewijst volgens Hardin dat mensen vanuit eigenbelang4 hun
toekomst ruineren, omdat ze noodzakelijke hulpbronnen opmaken. Hardin gaat er in zijn redenatie
vanuit dat een eindige wereld slechts een bepaalde
hoeveelheid mensen kan voeden. Onder condities
van een toenemende bevolking en een eindige wereld, is dit een probleem dat om een oplossing
vraagt. Zolang mensen niet bereid zijn bepaalde
privileges op te geven, is het niet mogelijk om de
kwade gevolgen van overbevolking tegen te gaan.
De vraag is dan welke privileges de mens moet
opgeven, om de tragedie van het gemeenschappelijke af te wenden. Hardin betoogt dat het recht op
Hardin (1968); Hardin beschrijft hoe puur rationeel individueel gedrag leidt
tot collectieve irrationaliteit; zie tevens Kessels (1999), pag 114; die gradaties
in eigenbelang onderscheidt: het is dus in je eigen belang je niet alleen te
bekommeren om je directe, eigenste eigenbelang, maar ook rekening te
houden met anderen en met je belangen op langere termijn. Doe je dat niet,
dan tast je niet alleen de belangen van anderen aan, maar ook die van jezelf.
Dit is de wet van collectieve irrationaliteit: als we allemaal consequent en
alleen ons eigenbelang zouden nastreven, zouden we als groep onszelf schade berokkenen. Anders gezegd, individueel gedrag dat puur rationeel is leidt
tot collectief gedrag dat irrationeel is. De tragedie van het gemeenschappelijk veronderstelt dat de mens gericht is op het vervullen van zijn eigenste
eigenbelang. Zowel dit mensmodel als de interpretatie van eigenbelang als
het vervullen van de persoonlijke behoeften op korte termijn kunnen als
aanname bekritiseerd worden. Deze kritiek valt buiten de scope van dit
artikel.
4
pagina 5 van 20
6. eigendom van natuurlijke hulpbronnen aan herziening toe is. Wat verstaat Hardin onder eigendom
en welke herziening staat hij voor?
Een eerste indicatie Hardins opvatting van eigendom is de volgende opmerking: de logica van
het gemeenschappelijke wordt al lang ingezien,
waarschijnlijk sinds de ontdekking van de landbouw of met de uitvinding van privaat eigendom
van onroerend goed. Dit plaatst de oorsprong van
eigendom in het toe-eigenen van land. Een volgende indicatie betreft de voorbeelden, waar zich
de tragedie van het gemeenschappelijk voordoet.
Hij heeft het over velden in de natuur, de nationale
parken, de zee谷n en meren waarin gevist kan worden, de lucht en het water die zonder belemmering
te vervuilen zijn. Al deze natuurlijke hulpbronnen
zijn als publiek eigendom zonder beperkingen toegankelijk voor iedereen. Met de toename van de
bevolking zullen ze vervuilen en opraken. Een
volgende indicatie is Hardins verwijzing naar ons
concept van privaat eigendom, dat ons afraadt om
de bronnen van de aarde uit te putten en vervuiling bevordert. De eigenaar van een stuk land ziet
het als zijn natuurlijke recht om het water op zijn
land te vervuilen als hij dat wilt. Alleen als het in
het persoonlijke belang van de eigenaar is, zal hij
zichzelf beperking opleggen om uitputting te
voorkomen. Er is geen prikkel zichzelf beperkingen op te leggen ten gunste van het gemeenschapSaskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
pelijke belang. Aangezien de omgang met particulier en publiek eigendom onder de conditie van
een groeiende bevolking niet acceptabel zijn, concludeert Hardin dat eigenaren niet meer zoals
voorheen met hun bezittingen om kunnen gaan.
Bepaalde privileges, die in eigendom hebben van
natuurlijke hulpbronnen met zich meebrengt, dienen te worden herzien. Hardin wijst bijvoorbeeld
het erfrecht van privaat eigendom als overbodig
privilege aan. Tevens moet de noodzakelijke beperking volgens Hardin met zich meebrengen dat
we onze rechten op gemeenschappelijke hulpbronnen, het publieke eigendom opgeven. Het
opheffen van het gemeenschappelijke betekent de
beperking van de persoonlijke vrijheid van individuen.
Samengevat bakent privaat eigendom een goed
af van het gemeenschappelijke. De eigenaar heeft
volledige vrijheid om te doen met zijn eigendom
wat hij wil. De eigenaar kan anderen van zijn eigendom weren. De naar eigenbelang strevende
eigenaar maakt zich geen zorgen om het gemeenschappelijke belang. Het gemeenschappelijk behoort toe aan het voordeel en nut van iedereen.
Dit gemeenschappelijke is publiek eigendom, hetgeen inhoudt dat iedereen als eigenaar er vrij gebruik van kan maken zonder hierbij beperkt te
worden door anderen. Het private eigendom staat
volledig ter beschikking van een private eigenaar,
pagina 6 van 20
7. het publieke eigendom staat volledig ter beschikking van alle publieke eigenaren. Hardin wijst niet
het recht op eigendom op zich af, maar sommige
privileges, die ermee verbonden zijn. E辿n van de
privileges is de erfbaarheid van eigendom, die hij
ter discussie stelt. Een ander privilege is onbegrensd verbruik en onbeperkte vervuiling van de
natuurlijke hulpbronnen. De andere opvatting van
eigendom betreft dus een wijziging van de soort
privileges die aan eigendom verbonden worden. Is
er een expliciete opvatting van eigendom, die hierbij aansluit?
2.2
Beckers opvatting van eigendom
Becker gaat wel in op wat eigendom is. Het is volgens hem een bundel rechten die een eigenaar van
een goed bezit. In Property Rights begint Becker zijn
betoog op vergelijkbare wijze als Hardin. Hij stelt
eveneens dat met de toename van de wereldbevolking en het schaarser worden van de natuurlijke
hulpbronnen, mensen zich niet zonder meer alles
kunnen toe-eigenen wat zij willen. Dit zou de stabiliteit van de samenleving ernstig aantasten. Onder de condities van een toenemende wereldbevolking en schaarse hulpbronnen gelden er volgens
hem beperkingen voor de legitieme verwerving
van goederen en rechten van eigenaren. Binnen de
ruimte die deze beperkingen met zich meebrengen,
is een eigenaar vrij om alles te verwerven en be-
houden wat hij wenst en hoeveel hij wenst. Een
eigendomsrecht is volgens Becker een bundel
rechten, georganiseerd rond het idee van het zeker
stellen voor de rechthebber van een exclusief gebruik en toegang tot een ding.5 Welke rechten vallen onder deze bundel? Wil er sprake zijn van volledig liberaal eigenaarschap dan dienen de volgende elementen aanwezig te zijn:
Het recht om te bezitten (exclusieve fysieke beheersing van het ding voor materi谷le
goederen, het recht om anderen van gebruik of andere voordelen uit te sluiten bij
immateri谷le goederen)
Het recht om te gebruiken (persoonlijke
genot en gebruik van het ding)
Het recht om te managen (beslissing hoe
en door wie een ding gebruikt wordt)
Het recht op inkomsten (voordelen voorvloeiend uit het gebruik van het ding)
Het recht op het kapitaal (macht om het
ding te vervreemden, consumeren, tot afval te maken, aan te passen of het vernietigen)
Het recht op zekerheid (immuniteit van
onteigening)
5
Saskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
Becker (1992), lemma Property (mijn vertaling)
pagina 7 van 20
8.
De macht van overdraagbaarheid (erfbaar
en verkoopbaar)
De afwezigheid van termijn (onbepaalde
lengte van eigenaarsrechten)
Het verbod van schadelijk gebruik (de
plicht om zich te onthouden van zodanig
gebruik van het ding dat het anderen op
bepaalde wijze schade kan berokkenen)
Aansprakelijkheid bij executie (bij afbetaling van schulden)
Erfbaarheid karakter (bestaan van regels
betreffende recht van opvolging van eigenaarsrechten
Op de vraag of alle rechten tegelijkertijd aanwezig
moeten zijn, wil er sprake zijn van een legitiem
eigendomsrecht, geeft Becker het volgende antwoord. Het recht op kapitaal is het enige van de
elementen dat in staat is om eigenaarschap te defini谷ren. Het is de meest fundamentele van de elementen, omdat dit element het recht op vernietigen, consumeren en vervreemding omvat.6 Degene dus die het recht op het kapitaal heeft van een
goed, is fundamenteel de eigenaar. Iemand die bijvoorbeeld een goed bezit, hoeft nog niet de eigenaar te zijn. Het goed kan hem in bruikleen zijn
gegeven of hij kan het goed gestolen hebben. Bezit
6
is dus niet gelijk aan eigendom. Ondanks dat het
recht op kapitaal het meest fundamentele is, stelt
Becker voor dat dit recht in combinatie met 辿辿n
van de eerste vier rechten een goede definitie van
eigenaarschap levert. Becker sluit af met de constatering, dat eigendom een aggregaat is van verschillende soorten rechten. De bundel rechten die een
eigenaar heeft, roept verplichtingen op bij anderen.
Alle andere mensen dienen zich te onthouden van
interferentie in het eigendomsrecht van een eigenaar. De enige plicht die een eigenaar heeft is het
voorkomen van bepaalde schade bij anderen.
De opvatting van Hardin sluit goed aan bij de
opvatting dat eigendom een bundel rechten is.
Zowel Becker als Hardin benoemen het aspect dat
een eigenaar volledige vrijheid heeft om te doen
wat hij met zijn eigendom wil. Tevens noemen
beiden dat eigendom privileges met zich meebrengt, zoals de erfbaarheid die Hardin ter discussie stelt. Volgens Hardin heeft een eigenaar het
recht om zijn eigendom te vervuilen als hij dit
wenst. Dit recht valt onder het recht op kapitaal,
dat volgens Becker het meest fundamentele recht
is dat eigenaarschap constitueert. Het verschil tussen Hardin en Becker is de plicht die een eigenaar
heeft anderen in het gebruik van zijn eigendom
niet te schaden. Hardin noemt deze plicht niet.
Hardin vat eigendom op als een bundel rechten
zonder enige verplichting jegens anderen. Becker
Becker (1977), pag 20 (mijn vertaling)
Saskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
pagina 8 van 20
9. vat eigendom op als een bundel rechten met 辿辿n
verplichting jegens anderen, namelijk het zich onthouden van een dermate gebruik van het eigendom dat het bepaalde schade aan anderen berokkent. Maar aangezien deze plicht niet behoort tot
het meest fundamentele element van eigendom,
constateer ik dat de opvattingen van Hardin en
Becker dermate overeenstemmen, dat kritiek op
Beckers opvatting van eigendom tevens van toepassing is op Hardins opvatting. Inzicht in de opvatting van eigendom is van belang voor het beoordelen van Hardins stelling dat een andere opvatting van eigendom nodig is voor een goed beheer van natuurlijke hulpbronnen. Waar Hardin
voor pleit, is dat eigenaren zich beperken in het
verwerven en gebruiken van publieke en private
eigendommen. De heersende opvatting van eigendom volgens Hardin voorziet hierin niet, omdat
eigendom niet verwijst naar verplichtingen maar
naar rechten van een eigenaar. Op basis van het
vergelijk van Hardin en Becker interpreteer ik
Hardins stelling, dat er een andere opvatting van
eigendom nodig is, als volgt. Eigendom verwijst
naar een bundel rechten die een eigenaar heeft.
Om de tragedie van het gemeenschappelijk af te
kunnen wenden, dienen de rechten, die een eigenaar heeft, aangepast te worden. Hardin pleit dus
voor een andere inhoudelijkheid van de bundel
rechten. Hardin veronderstelt dat het mogelijk is
Saskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
om de bundel rechten uit te breiden met plichten.
Dit sluit tevens aan bij de opvatting van Becker,
die 辿辿n plicht in de bundel vermeldt.
Het belangrijkste verschil tussen Hardin en
Becker is de plicht zich te onthouden van bepaalde
schade aan anderen. Zou het toevoegen van deze
plicht voldoende zijn om te komen tot een goed
beheer van natuurlijke hulpbronnen? Het antwoord op deze vraag is sterk afhankelijk van de
interpretatie van schade. Dat het antwoord op deze vraag na verdere beschouwing negatief uitpakt,
komt uitgebreid aan bod in de kritiek op de opvatting van Becker.
2.3
Kritiek op eigendom als bundel rechten
van een eigenaar
De opvattingen van Hardin en Becker sluiten
dermate overeen, dat de kritiek op Beckers opvatting van belang is voor de beoordeling van de stelling van Hardin. Op basis van het vergelijk van
beide opvattingen heb ik Hardins stelling ge誰nterpreteerd als een pleidooi voor een andere inhoudelijkheid van deze bundel. Deze stelling gaat ervan
uit dat de betrekking, die mensen hebben tot natuurlijke hulpbronnen, adequaat te begrijpen is met
een opvatting van eigendom als een bundel rechten. Is deze veronderstelling houdbaar?
Volgens Becker is eigendom een bundel rechten van een eigenaar. Eigendom verwijst naar
pagina 9 van 20
10. de rechten die een eigenaar heeft ten opzichte van
andere mensen. Deze mensen hebben plichten ten
opzichte van de eigenaar. Met deze bundel rechten
kan een eigenaar anderen uitsluiten van toegang
tot en gebruik van zijn eigendom. Een eerste kritiekpunt is het feit dat Becker geen aandacht
schenkt aan de verhouding van de eigenaar ten
opzichte van een autoriteit. Wie is gerechtigd tot
het opleggen van dwang, zodra iemand de eigendomsrechten van de ander overschrijdt? Wie berecht de dief? Becker neemt onuitgesproken aan
dat er een instantie is die de rechten van eigenaren
beschermt, maar neemt dit niet op in zijn bundel
rechten. Welke verplichtingen hebben eigenaren
ten opzichte van de autoriteit die hun rechten beschermt? Een bezwaar tegen de opvatting van eigendom als een bundel rechten, is dus dat het
eventuele verplichtingen negeert die de eigenaar
heeft. Dat maakt dat eigendom als een bundel
rechten niet adequaat is om de sociale verhoudingen tussen mensen onderling en hun verhouding
tot een autoriteit te begrijpen. Het laat slechts 辿辿n
zijde van de medaille zien, namelijk de rechten die
eigenaren hebben. De andere zijde van de medaille, de verplichtingen die eigenaren hebben, zijn
ongezegd en lijken afwezig.7
De verplichting onthouden van schade aan anderen is een apart kritiekpunt waar ik hieronder op terugkom
7
Saskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
Becker negeert niet alleen de verhouding van
eigenaren ten opzichte van een autoriteit maar tevens ten opzichte van het eigendom zelf. Een eigenaar zonder eigendom is een zinloos begrip. Een
eigendom zonder eigenaar is conceptueel en praktisch onmogelijk. De opvatting dat eigendom gaat
over de morele betrekking van een mens ten opzichte van een ding8, gaat vooraf aan de opvatting
dat eigendom een bundel rechten van de eigenaar
is. Becker verschuift zijn aandacht van het eigendom, de morele betrekking tussen mens en ding,
naar de eigenaar. Becker belicht dus in Property
Rights slechts 辿辿n zijde van deze betrekking, namelijk die van de eigenaar. Door deze verschuiving
blijft de vraag onbeantwoord, welke verplichtingen
eigenaren hebben ten opzichte van het goed dat ze
in eigendom hebben of dat potentieel toeeigenbaar is. Volgens Becker valt het goed buiten
de algemene rechtvaardiging9 van eigendom. EiOntleend aan Hume (1739-1740), pag Boek II/Deel1/Sectie 10; Boek
III/deel 2/Sectie 2 en Sectie 3. Hume noemt eigendom een morele betrekking: een zodanige betrekking tussen een persoon en een object, die hem
het vrije gebruik en eigendom van dat object toestaat, maar dat aan een
ander verbiedt, zonder dat hij daarmee de regels van de rechtvaardigheid en
billijkheid schendt.
9 Becker (1977), pag 23, algemene rechtvaardiging geeft een antwoord op
waarom er eigendom behoort te zijn; specifieke rechtvaardiging geeft antwoord op de vraag waarom er een specifiek soort eigendom behoort te zijn
(zoals op land), particuliere rechtvaardiging geeft antwoord op de vraag
waarom een zekere persoon een bepaald eigendomsrecht op een bepaald
ding heeft. Becker definieert het hoogste niveau van algemene rechtvaardiging een alle dingen in overweging nemende, hetgeen volgens hem mogelijk maakt dat verschillende aggregaten van eigenaarrechten voor verschil8
pagina 10 van 20
11. gendom als bundel rechten is dus niet adequaat
om de betrekking van mensen tot het toege谷igende
goed te begrijpen.
Een tegenargument tegen deze twee kritiekpunten
is dat eigendom een claim-recht is. Dit betekent
dat het bestaan van een claim-recht bij de 辿辿n als
houder van het recht automatisch leidt tot de
plicht bij een ander om dat recht te respecteren.
Eigendom gaat dan wel gepaard met plichten. Eigendom als claim-recht maakt echter nog niet duidelijk welke plichten een eigenaar heeft, hetzij jegens de autoriteit, hetzij jegens het goed dat hij
bezit. De niet-eigenaar bezit de plichten, die een
claim-recht met zich meebrengt. Een ander tegenargument is dat Becker de morele aspecten van
eigendom beschouwt en dat de verhouding van
eigenaren tot een autoriteit juridisch van aard is.
Hij zou dan terecht deze verhouding mogen negeren. Het is echter de vraag of deze verhouding
slechts juridisch van aard is. Welke morele verantwoordelijkheid heeft een autoriteit in het uitoefenen van dwang? De kwestie dat een autoriteit
dwang mag uitoefenen heeft een morele dimensie.
Een laatste tegenargument tegen deze kritiekpunten is dat dingen, die in eigendom genomen worden, aan hun dingheid geen morele aanspraken
lende dingen gerechtvaardigd kan worden met dezelfde argumentatielijn.
Aan de specifieke rechtvaardiging gaat een algemene rechtvaardiging vooraf.
De vraag welke goederen toe te eigenen zijn, valt dan onder de specifieke
rechtvaardiging van eigendom.
Saskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
kunnen ontlenen. Moraliteit is slechts van toepassing in de verhouding van mens tot mens. Dit
standpunt negeert echter de morele verantwoordelijkheid die mensen hebben ten opzichte van hun
omgeving. Kan een opvatting van eigendom een
morele verantwoordelijkheid ten opzichte van het
goed ontkennen of negeren? Houdt de morele
verantwoordelijkheid ten opzichte van nietmenselijke dingen op zodra het in eigendom genomen is? Het voorbeeld van de morele verplichting jegens onze huisdieren geeft al een indicatie
dat deze verantwoordelijkheid niet eindigt zodra
we het goed in eigendom hebben. Becker impliceert wel dat deze vragen positief beantwoord
moeten worden.10
2.4
Kritiek op verbod
schadelijk gebruik
De opvatting dat eigendom een bundel rechten is,
blijkt niet adequaat om de sociale verhoudingen
tussen mensen onderling en hun verhouding tot
een autoriteit te begrijpen. Tevens is deze opvatIk veronderstel dus dat mensen een morele verantwoordelijkheid hebben
ten opzichte van de dingen, niet alleen die ze in eigendom hebben maar ook
die vrij van eigendom zijn. Ik verwijs naar Jeurissen (2006) voor een uiteenzetting van het begrip morele verantwoordelijkheid, pag 25. Verantwoordelijkheid als het vermogen om antwoord te geven, roept de vraag op antwoord geven aan wie of wat?. Becker gaat niet in op de morele verantwoordelijkheid van mensen jegens hun eigendom. Becker impliceert dat de
morele verantwoordelijkheid van mensen zich beperkt tot het beantwoorden
van andere mensen en niet van autoriteit, dieren, dingen of immateri谷le
zaken.
10
pagina 11 van 20
12. ting niet adequaat om de betrekking tussen een
eigenaar en het goed te begrijpen. Dit zijn al twee
kritiekpunten die de conclusie ondersteunen dat
eigendom als bundel rechten niet adequaat is om
de betrekking tussen mensen en hun goederen te
begrijpen. De volgende twee kritiekpunten betreffen de enige verplichting uit de bundel rechten.
Deze plicht is van belang voor het beoordelen van
de stelling van Harding. Ik geef met deze kritiekpunten eveneens antwoord op de eerder opgeworpen vraag, of het toevoegen van deze plicht voldoende is om de tragedie van het gemeenschappelijke af te wenden. Het derde kritiekpunt brengt
een inconsequentie in het betoog van Becker naar
voren. Het vierde kritiekpunt legt het ambigue karakter van het verbod bloot.
Becker is niet consequent in de algemene
rechtvaardiging van eigendom ten opzichte van het
enige verbod dat hij in zijn bundel opneemt. Dit
verbod betreft het zich onthouden van specifieke
schade aan anderen. Dit consequentialistische verbod impliceert een voorkeur die Becker in zijn betoog hanteert. Waarom vermeldt hij niet een deugdenethisch verbod, zoals een eigenaar is verplicht
het goed zodanig te gebruiken dat het zijn morele
ontwikkeling bevordert. Hij zou tevens een deontologisch verbod kunnen opnemen, zoals het is
een eigenaar niet toegestaan het goed zodanig te
gebruiken dat het een morele wet zou overtreden.
Is het inherent aan eigendom dat het slechts te begrijpen is op consequentialistische wijze? Als dit zo
is, dan is Becker niet consequent in zijn betoog.
Hij stelt immers dat een algemene rechtvaardiging
van eigendom zichzelf niet beperkt tot een speciale
conceptie van moraliteit, die redenen van utiliteit
of voorzichtigheid uitsluit11. Becker kan tegen dit
kritiekpunt inbrengen dat het verbod op schadelijk
gebruik geen essentieel onderdeel is van de bundel
rechten en dat het buiten de voldoende voorwaarden van eigendom valt. Maar deze tegenwerping
zou een nieuwe inconsequentie betekenen in het
betoog van Becker, namelijk ten opzichte van zijn
veronderstelling dat er belangrijke beperkingen zijn
op de legitieme verwerving van eigendom.12 Het
feit dat er beperkingen, dus plichten, verbonden
zijn aan eigendom, dient aspect te zijn van de algemene rechtvaardiging van eigendom. Het derde
kritiekpunt, dat Becker inconsequent is in het verbod op schadelijk gebruik blijft overeind staan.
Becker kan hier vervolgens tegen in brengen
dat het verbod op schadelijk gebruik dermate ambigue is, dat het ruimte biedt aan meerdere concepties van moraliteit. Biedt het verbod op schade
inderdaad ruimte aan meerdere concepties van
moraliteit? De enige plicht die een eigenaar heeft,
is zich te onthouden van zodanig gebruik van het
11
12
Saskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
Becker (1977), pag 23
Becker (1977), pag 2
pagina 12 van 20
13. ding dat het anderen op bepaalde wijze schade kan
berokkenen. Deze plicht is sterk afhankelijk van de
interpretatie van schade. Voor het juist verstaan
van deze plicht noemt Becker de uiteenlopende
noties als het minimaal moreel vereiste; geluk en
welzijn; politieke vrijheid. Waar komen deze noties
vandaan? Deze noties komen voort uit de drie verschillende argumentatielijnen, die Becker geschikt
acht als algemene rechtvaardiging van eigendom.
De eerste argumentatielijn13 stelt dat arbeiders/producenten de vruchten van hun arbeid
mogen toe-eigenen, als deze vruchten het moreel
vereiste overtreffen. Andere mensen leiden geen
schade, omdat als de arbeider zijn morele plicht
niet had overschreden, er niets was geweest om
toe te eigenen. Omdat de eigenaar het moreel vereiste overtreft, verliezen anderen niets als ze van
de vruchten van zijn arbeid worden uitgesloten.
Om eigenaar te mogen worden, dient een persoon
minimaal zijn moreel vereiste bijdrage te leveren.
Op de vraag, wat het moreel vereiste is en aan wie
de vruchten hiervan toekomen, geeft deze argumentatielijn geen inzicht. De volgende argumentatielijn gaat ervan uit mensen het nodig hebben om
sommige dingen te verwerven, bezitten en gebruiken om een redelijke mate van individueel geluk en
Becker (1977), noemt twee argumentatielijnen volgens de arbeidstheorie.
Aangezien de essentie met betrekking tot beperking vergelijkbaar zijn, behandel ik alleen deze argumentatielijn, zie pag 107: beide vormen van arbeidstheorie betreffen arbeid die meer doet dan moreel verplicht.
welzijn te bereiken. Als er continu de dreiging zou
zijn dat mensen de goederen, nodig voor geluk en
welzijn, zouden kunnen kwijtraken aan anderen,
zou dit geluk en welzijn onmogelijk worden. Dus
omdat mensen voor overleven dingen nodig hebben, zijn eigendomsrechten te rechtvaardigen. De
morele aanname die deze argumentatielijn schraagt
is dat het goed is dat mensen hun behoeften vervullen. Iedereen mag eigenaar worden en dient
zich pas te beperken als zijn individuele geluk en
welzijn zeker zijn gesteld. Eigendom is te rechtvaardigen omdat het nuttig is. De laatste argumentatielijn baseert zich op de vrijheid die mensen
hebben om dingen te verwerven, anderen uit te
sluiten van hun bezittingen en hun bezittingen als
welvaart te gebruiken. Eigendomsrechten mogen
niet ingeperkt worden, omdat dan de politieke
vrijheid14 van mensen wordt aangetast. Deze argumentatielijn is gebaseerd op de aanname dat het
slecht is om te interfereren met hetgeen andere
mensen doen. Welke politieke vrijheden onaantastbaar zijn, wat mensen wel of niet mogen doen,
blijkt niet uit deze argumentatielijn.
Elke argumentatielijn brengt een andere interpretatie van schadelijk gebruik met zich mee. De
interpretatie van dit verbod is afhankelijk van de
noties het minimaal moreel vereiste, geluk en wel-
13
Saskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
Becker (1977), pag 75 verstaat onder politieke vrijheid alle vrijheden die
zeker gesteld zijn door de staat.
14
pagina 13 van 20
14. zijn en politieke vrijheid. Het minimaal moreel
vereiste verwijst naar een kwantitatief gegeven en
is daarmee niet geschikt voor een deontologische
of deugdenethische moraal. Geluk en welzijn als
onderdeel van een utilistische argumentatielijn sluiten aan bij een consequentialistische opvatting van
schade. Als politieke vrijheid verbonden wordt met
welvaart, neigt ook deze notie richting een consequentialistische opvatting van schade. Naar welke
concepties van moraliteit deze noties precies verwijzen, blijft echter in het ongewisse. Kortom, het
is niet duidelijk of dit verbod voldoende ruimte
biedt aan verschillende concepties van moraliteit.
Het verbod op schadelijk gebruik is dermate vaag,
dat het niet adequaat is om inzicht te bieden waarom en wanneer eigenaren zich behoren te beperken. Het onbeperkte verwerven van eigendom is
lastig te verbinden met een verbod op schadelijk
gebruik. Welk verbod wel geschikt is om het onbegrensde verwerven van eigendom aan banden te
leggen, blijft een grote vraag. Het verbod op schadelijk gebruik is niet adequaat om de verhouding
van mens tot het toege谷igende goed te begrijpen.
Als het begrip schadelijk gebruik dermate ambigue
is, waarom neemt Becker dan specifiek dit verbod
op in zijn bundel rechten zonder verdere toelichting over het ambigue karakter ervan?
2.5
Eigendom of rijkdom?
Vier kritiekpunten tasten de opvatting van eigendom als een bundel rechten van een eigenaar dermate aan, dat het vragen oproept waarvoor Becker
nu eigenlijk betoogt. Is in zijn betoog eigendom als
bundel rechten nog af te bakenen van rijkdom?
Zodra immers het onderscheid tussen eigendom
en rijkdom vervaagt, is er sprake van een moderne
opvatting van eigendom.15 Voor rijkdom maakt het
niet uit welke goederen iemand bezit. Van belang
bij rijkdom is de waarde die eigendom vertegenwoordigt. Consequent aan de moderne opvatting
stelt Becker dat het recht op kapitaal het meest
fundamentele recht is dat een eigenaar heeft; dat
het voor rechtvaardiging van eigendom niet relevant is welk goed toege谷igend wordt; dat een eigenaar de vrijheid heeft zich zoveel mogelijk van wat
dan ook toe te eigenen. Rijkdom is in tegenstelling
tot eigendom, niet substantieel van aard, niet gebonden aan een specifieke locatie, niet beperkt
door niet-economische waarden van een goed, niet
beperkt door verplichtingen van een autoriteit en
vatbaar voor schadelijk gebruik van anderen. Het
vijfde kritiekpunt betreft Beckers kritiekloos overnemen van deze moderne opvatting van eigendom.
Ontleend aan Arendt (1958), pag 116; In de moderne opvatting worden
eigendom en rijkdom aan elkaar gelijk gesteld.
15
Saskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
pagina 14 van 20
15. Wat is er mis met het vervagen van het onderscheid tussen eigendom en rijkdom? Het belangrijkste bezwaar tegen het vervagen van dit onderscheid is dat de morele verantwoordelijk jegens het
goed, het tweede gedeelte van de morele betrekking tussen mensen en goederen, genegeerd kan
worden. Voor rijkdom is alleen de economische
waarde van het goed relevant. De overige waarden
die het goed bezit mogen genegeerd worden. De
optelsom van verschillende goederen, ongeacht
wat voor soort goederen, constitueren rijkdom.
Tevens brengt rijkdom geen verplichtingen jegens
anderen met zich mee. Het verbod op schadelijk
gebruik is dermate ambigue, dat dit niet tot aanvullend inzicht leidt over de betrekking tussen de eigenaar en het goed. Aangezien al deze punten een
belangrijke rol spelen in Beckers betoog dat eigendom een bundel rechten is, constateer ik dat Becker in Property Rights vooral het recht op rijkdom
verdedigt en niet op eigendom. Hier kan tegenin
gebracht worden, dat eigendom ook tot stand
komt door verschillende soorten goederen, en dat
de soort niet uitmaakt. Dat dit echter wel degelijk
uitmaakt, kan zelfs Becker niet ontkennen. Eigendom als morele betrekking tussen mens en goed
brengt een ethische afweging met zich mee over
het goed en niet over de eigenaar. Elk individu op
de wereldbol heeft recht op eigendom. De ethische begrenzing van eigendom bepaalt of een beSaskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
paald goed toe-eigenbaar is.16 Buiten deze grens
liggen al die goederen, waarvan de samenleving het
niet wenselijk acht dat ze toe te eigenen zijn. Mensen bijvoorbeeld werden vroeger als slaaf in eigendom genomen; tegenwoordig is dit in onze samenleving niet wenselijk. Voor rijkdom is de vraag
eigenaar van wat zeer eenvoudig te geven, namelijk eigenaar van rijkdom. Welke goederen dit zijn
of kunnen zijn, is niet relevant. Voor het beantwoorden van de vraag eigenaar van wat zijn echter meerdere uitkomsten mogelijk dan alleen rijkdom. De eigenaar van wat? is dan ook zeer relevant voor het begrijpen van eigendom en geeft het
een morele dimensie.
Aangezien Hardin dezelfde moderne opvatting
als Becker hanteert, geldt dezelfde constatering
voor zijn Tragedy of the commons. De opvatting van
eigendom als bundel rechten is niet adequaat om
de betrekking van mensen goederen in het algemeen en tot natuurlijke hulpbronnen in het bijzonder te begrijpen. Vijf kritiekpunten pleiten tegen deze opvatting. Eigendom als bundel rechten
van een eigenaar is niet adequaat om de verhouIk ga hierbij voorbij aan de technische grenzen, die tevens bepalend zijn
of een goed toe te eigenen is. Onder technische grenzen versta ik de fysieke
mogelijkheden een goed af te bakenen. Lucht is een voorbeeld dat in natuurlijke verschijningsvorm technisch niet af te bakenen is, waarbij het criterium
van toegankelijkheid een belangrijke rol speelt. Als derden niet zijn uit te
sluiten van gebruik, speelt de technische begrenzing van een goed een belangrijk rol. De technische begrenzing speelt een rol bij natuurlijke waterlopen, oceanen en waterreservoirs in de lucht (waterdamp in de lucht).
16
pagina 15 van 20
16. ding tussen mens en goed te begrijpen. Het toe te
eigenen goed en de eigenaar zijn zonder elkaar niet
denkbaar.
Saskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
pagina 16 van 20
17. 3.
Eigendom: betrekking tussen
eigenaar en goed
In dit artikel stond de vraag centraal, of eigendom
als bundel rechten adequaat is om de betrekking
tussen mens en goed in het algemeen en natuurlijke hulpbronnen in het bijzonder te begrijpen. Het
antwoord op deze vraag is van belang omdat het
inzicht biedt in de wijze waarop de tragedie van
het gemeenschappelijke af te wenden is. Ik reageer
hiermee op de stelling van Hardin. In zijn artikel
Tragedy of the commons brengt hij naar voren dat een
andere opvatting van eigendom nodig is de tragedie af te wenden. Inzet is een goed beheer van natuurlijk hulpbronnen zoals water.
3.1
Hardin en Becker over eigendom:
vijf kritiekpunten
Om deze vraag te kunnen beantwoorden, ben ik
eerst ingegaan op Hardins opvatting van eigendom. Aangezien hij deze niet expliciet naar voren
heeft gebracht, heb ik deze gereconstrueerd aan de
hand van citaten uit Tragedy of the commons. Ik heb
betoogd dat Hardins opvatting vergelijkbaar is met
Beckers opvatting van eigendom. Becker schreef
Property Rights in dezelfde periode als Hardin. Beiden beschouwen eigendom als een bundel rechten
van een eigenaar. Op basis van deze vergelijking
heb ik Hardins stelling ge誰nterpreteerd als een
Saskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
pleidooi voor een andere inhoudelijkheid van deze
bundel. Dit houdt in dat Hardin pleit voor een
wijziging van de soort privileges die aan eigendom
verbonden worden. Hij verwacht dat mensen zich
dan zullen gaan beperken in het verbruiken en
vervuilen van natuurlijke hulpbronnen.
Vervolgens heb ik aan de hand van vijf kritiekpunten geconstateerd, dat eigendom als bundel
rechten niet adequaat is om de betrekking tussen
mens en goed te begrijpen. Het eerste kritiekpunt
betrof de afwezigheid van verplichtingen jegens
een autoriteit. Het tweede kritiekpunt betrof de
afwezigheid van verplichtingen jegens het toege谷igende of potentieel toe te eigenen goed. De afwezigheid van deze verplichtingen maakt dat de sociale verhouding tussen mensen onderling, hun verhouding tot een autoriteit en tot het goed niet adequaat te begrijpen is. Het derde kritiekpunt betrof
een inconsequentie in Beckers betoog. Het enige
verbod in de bundel rechten is het onthouden van
schadelijk gebruik van het goed. Deze consequentialistische verplichting strookt niet met de premisse dat een algemene rechtvaardiging van eigendom
zichzelf niet dient te beperken tot een specifieke
conceptie van moraliteit. Dit verbod beperkt zich
tot een specifieke conceptie van moraliteit, namelijk die ingegeven door gevolgenethiek. Het vierde
kritiekpunt betrof de ambigue betekenis van het
verbod op schadelijk gebruik. Schadelijk gebruik
pagina 17 van 20
18. wordt voorafgegaan door de noties minimaal moreel vereiste arbeid, geluk en welzijn en politieke
vrijheid. Verbod op schadelijk gebruik is dermate
ambigue dat het niet adequaat is om eigendom als
bundel rechten te begrijpen. Het vijfde en laatste
kritiekpunt volgde uit het vierde kritiekpunt. Beckers argumentatielijnen voor de rechtvaardiging
van eigendom als bundel rechten voorzien niet in
een duidelijk verbod dat het onbegrensde verwerven van eigendom aantast. Dit tezamen met de
andere vier kritiekpunten bracht de verborgen
moderne opvatting van Becker over eigendom als
rijkdom naar voren. Het belangrijkste bezwaar tegen het vervagen van het onderscheid tussen eigendom en rijkdom, is dat de morele verantwoordelijkheid jegens het goed, dat het tweede deel is
van de morele betrekking tussen mens en goed,
genegeerd wordt. De morele dimensie van de betrekking tussen mens en goed is vooral te begrijpen vanuit inzicht over het toe te eigenen goed.
Dit valt buiten Beckers betoog over de algemene
rechtvaardiging van eigendom. De vraag eigenaar
van wat? is relevant voor inzicht in de ethische
begrenzing van eigendom.
3.2
Eigendom als bundel rechten
niet adequaat; wat wel?
Ik concludeer dat eigendom als bundel rechten
niet adequaat is om de betrekking tussen mens en
Saskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
goed in het algemeen en natuurlijke hulpbronnen
in het bijzonder te begrijpen. Ik wijs dan ook
Hardins stelling af dat een andere opvatting van
eigendom nodig is om de tragedie af te wenden.
Dit afwijzen heeft betrekking op Hardins en Beckers opvatting van eigendom. Sluit dit uit dat eigendom op zich niet bijdraagt aan het afwenden
van de tragedie van het gemeenschappelijk?
De constatering dat eigendom niet bijdraagt
aan het afwenden van de tragedie is te voorbarig.
Er zijn andere opvattingen van eigendom denkbaar, die op hun adequaatheid voor goed beheer
van natuurlijk hulpbronnen te onderzoeken zijn.
De opvatting dat eigendom een plaats in de wereld
is waarop elke mens recht heeft, is er daar een van.
Inzet van dit onderzoek kan de vraag zijn, of eigendom nodig is voor een goed beheer van natuurlijk hulpbronnen. Deze vraag heeft een filosofisch aspect in zich maar bevat ook empirische
elementen. Ostrum (1999) en Agarwal (2002) hebben op empirisch vlak onderzoek verricht naar
deze vraag. Hun antwoord is dat eigendom onderdeel is van een goed beheer van natuurlijke hulpbronnen, maar niet in elke situatie wenselijk. En
tot slot wijs ik op de betekenis van natuur als
voorraadschuur van menselijke behoeften. Ik beveel aan te onderzoeken welke andere waarden van
natuur buiten de voorraadschuur voor een goed
beheer van onze gemeenschappelijke wereld betepagina 18 van 20
19. kent.
Wellicht dat deze vragen ertoe leiden dat
vloeibaar eigendom niet zozeer geassocieerd wordt
met de vloeibaarheid van rijkdom, maar met de
flexibele arrangementen, waarmee mensen, bedrijven en overheidsinstelling uiting geven aan hun
verantwoordelijkheid voor onze gemeenschappelijk wereld.
Saskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
pagina 19 van 20
20. 4.
Literatuur
Agarwal, B. (2002) Gender inequality, cooperation and environmental sustainability (Delhi: Institute of economic
growth)
Arendt, H. (1958) The Human Condition, vertaald in Vita
Activa; De mens: bestaan en bestemming, (Amsterdam:
Boom 2004)
Becker, L.C. & Becker, C.B. (ed) (1992) Encyclopedia of
ethics (New York/London: Garland Publishing)
Becker, L.C. (1977) Property rights; Philosophic foundations
(Boston: Routlegd&Kegan Paul 1980)
Boersema, J.J. & Copius Peereboom, J.W. & Groot,
W.T. de (red) (1984) Basisboek milieukunde (Amsterdam/Meppel: Boom 1989)
Crowe, B. (1969) The tragedy of the commons revisited Science, vol 166, pag 1103-1107
Hardin, G. (1998) Extension of tragedy of the commons, Science, vol 280, pag 682-683
Hardin, G. (1968) The tragedy of the commons Science, vol 162, pag 1243-1248
Hume, D. (1739-1740) A treatise of human nature vertaald
in Traktaat over de menselijke natuur (Amsterdam:
Boom 2007)
Jeurissen, R.J. M. (red) (2006), Bedrijfsethiek, een goede
zaak (Assen: Van Gorcum)
Kuypers, K. (red) (1977) Encyclopedie van de filosofie (Amsterdam: Winkler Prins Bibliotheek)
Meadows, D.H. & Meadows, D.L. & Randers, J. (1992)
Beyond the limits; Confronting global collapse, vertaald in
De grenzen voorbij; Een wereldwijde catastrofe of een duurzame wereld (Utrecht: Spectrum/Aula)
Saskia van der Werff/Banaliteit van gezond verstand
Ostrum, E. et al (1999) Revisiting the commons: Local
lessons, global challenges Science, vol 284, pag 278282
Popelier, G.M. ea (1989) Schaarste en waardering; Inleiding
economie voor milieukunde (Heerlen: Open Universiteit)
Roothaan, A. (2005) Terugkeer van de natuur; De betekenis
van natuurervaring voor een nieuwe ethiek, (Kampen:
Klement)
Scott, W.R. (2001) Institutions and Organizations (Thousand Oaks: Sage Publications)
Soonti谷ns, F.J.L. (1993) Natuurfilosofie en milieu-ethiek
(Amsterdam: Boom)
Wal, K. van der (2008) Wat is er met de ethiek gebeurd?;
Over ethisch denken onder laatmoderne omstandigheden,
Kampen: Klement/Pelckmans)
Waldron, J. (2004) Property, (Stanford Encyclopedia of
philosophy)
Werff , S. van der (2010) Het begrip politiek; Wanneer onze
gemeenschappelijke wereld op het spel staat (Paper Vrije
Universiteit Amsterdam, Faculteit Wijsbegeerte)
pagina 20 van 20