2. Autisme is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig patroon
van zowel significante beperkingen in de sociale omgang als beperkte,
repetitieve interesses en gedragingen.
1. Definitie
ASS is een
ontwikkelingsstoornis en
dus aangeboren
3. Autisme is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig patroon
van zowel significante beperkingen in de sociale omgang als beperkte,
repetitieve interesses en gedragingen.
1. Definitie
Symptomen blijven
aanhouden en verdwijnen
niet (ook niet met
intensieve ondersteuning)
Duidelijke belemmering in
alledaags functioneren
4. Film ‘De wereld in mijn hoofd’
4
1. Welke kenmerken vallen je op in het gedrag van de
kinderen met autisme?
2. De kinderen, broers/zussen en ouders vertellen zelf
over de kenmerken van autisme. Wat geven ze aan?
5. 2. Primaire gedragskenmerken:
twee kernsymptomen
5
Ernstige aanhoudende
problemen met de
wederkerige sociale
communicatie en
interactie.
Beperkte en repetitieve
gedragspatronen,
interesses of activiteiten
6.  Tekort aan wederkerigheid
 Tekort aan vlot op elkaar inspelen (gesprek – emoties delen)
 Moeite om relaties te begrijpen en te ontwikkelen.
= Continuüm: contact weren interesse in contact, maar
sociaal onhandig.
Ernstige aanhoudende problemen met
de wederkerige sociale interactie
6
7.  Tekorten in het non-verbale gedrag: slechte afstemming
tussen verbale / non-verbale communicatie
 Tekorten in taal/spraak: moeite met taalbegrip, gekunsteld
of overdreven letterlijk taalgebruik. Moeite met
dubbelzinnige woorden, gezegdes, grapjes.
7
Ernstige aanhoudende problemen met de
sociale communicatie
8.  Motorisch: handen fladderen,
draaien met handen/vingers,
tenen lopen, wiegen hoofdbonken
 Gebruik voorwerpen: niet
spelen, maar alles op een rijtje, of
proberen te laten draaien als een
tol
Beperkte en repetitieve gedragspatronen, interesses of
activiteiten (stereotiepen)
8
9.  Spraak: echolalie, spreken over
zichzelf in de jij-vorm, spreken te stil
of te luid, vreemde intonatie, …
 Rigiditeit of gemis aan flexibiliteit:
weerstand tegen plotse veranderingen.
Vasthouden aan starre denkpatronen,
rituelen, routines: steeds dezelfde
weg, vaste eetplaats, .. Routines
zorgen voor houvast.
9
10.  Bijzonder specifieke interesses. Worden
volledig in beslag genomen, voor lange
tijd: activiteiten, voorwerpen. Specifiek
thema (normale begaafdheid)
 Hypersensitiviteit voor zintuiglijke
prikkels: afkeer, extreem sterk reageren.
 Hyposensitief voor andere prikkels.
 Raken snel overprikkeld: terugtrekken
of in woede uitbarsten.
 Fascinatie voor bepaalde prikkels.
Grote heterogeniteit
10
11. 3. Fenotypes
DSM IV
1. Autistische stoornis
2. Asperger
3. POS-NAO
4. Desintegratiestoornis van
kindertijd
5. Syndroom van Rett
DSM-5
1. ASS (overkoepelend 1-4)
2. Syndroom van Rett
11
12. 12
Afzijdige type Passieve type
Actief-maar-bizar type Hoogdravend of stijl-
formalistisch type
sociale fenotypes
13. 4. Secundaire kenmerken
13
• Eet- en drinkproblemen: overgevoelig voor bepaalde
texturen en afkeer voor bepaalde smaken
• Slechte schoolprestaties: cognitieve problemen,
planningsproblemen, …
• Extreme angsten door onvoorspelbare wereld
• Gedragsproblemen: driftbuien/woedeaanvallen
• Zelfbeschadigend gedrag door frustratie of stereotypie
• Eet- en drinkproblemen
• Normaal begaafde ASS: negatief zelfbeeld, depressieve
gevoelens
• Slachtoffer pesterijen
• Problemen in het gezin
• Latere leeftijd: minder kans op zelfstandig leven;
intieme relatie, gezin, …
15.  Eerste symptomen leeftijd 1-2 jaar
• Vertraagde taalontwikkeling
• Gebrek aan sociale interesses en ongebruikelijke sociale interacties
 Kenmerken zijn het best zichtbaar op 4-5 jaar
 Levenslange stoornis maar met stijgende leeftijd en gepaste
interventies verbetering mogelijk
6. Beloop en prognose
15
16.  Prognose afhankelijk van kindfactoren
• Normale begaafdheid en aanwezigheid taal voor 6 jaar ïƒ gunstige
prognose
 Ernst van moeilijkheden afhankelijk van contextuele factoren
• Mate van vertrouwdheid met de ander
• Aanpak en houding omgeving
• Mate van duidelijkheid en voorspelbaarheid in de fysieke
omgeving
6. Beloop en prognose
16
17.  Multifactoriële etiologie
 Genetisch bepaald: significante erfelijkheidsfactor (50-90%)
 Omgevingsfactoren: hogere leeftijd ouders, alcohol,
complicaties tijdens de bevalling,…
 Neurobiologisch: geen grote beschadiging wel kleinere
neuroanatomische, -fysiologische en –chemische verschillen.
7. Etiologie
17
23. 23
Verheldering
Het is heel belangrijk om altijd rekening te houden met de specifieke
kenmerken, de communicatie, de sociale omgang en de
verbeelding. Verheldering is hierbij het kernwoord. Dat wil zeggen
dat je te allen tijde duidelijk en helder moet communiceren en
omgaan met het kind. Je moet er rekening mee houden dat het kind
niet weet wat het niet ziet en niet weet wat niet gezegd wordt. Het
kind heeft hierdoor nood aan een duidelijke structuur in de tijd, in de
ruimte en in wat er gebeurt.
24. 24
ï‚¡ Persoonlijke map
 Plattegrond van de school
 Lesuren per dag
 Vakanties en vrije dagen
 Schoolregels
 Persoonlijke
afspraken/regels
 Huiswerkschema’s
 …
25. 25
Visualisering
Er wordt dikwijls gekozen voor visualisering, dit is het verduidelijken door
middel van pictogrammen, prenten of foto’s. Een dagschema of een
handeling getoond door prenten kan voor het kind klaarheid scheppen in
het verloop van de dag of bij iets wat het moet doen. Bij sommige
kinderen is dit noodzakelijk, biedt het een houvast en brengt het rust,
andere kinderen hebben voldoende aan een duidelijke uitleg in woorden.
27. 27
Specifieke prikkelverwerking
De meeste kinderen met autisme hebben een specifieke prikkelverwerking en
zijn onder of overgevoelig voor bepaalde geluids-, visuele, tactiele, geur- of
smaakprikkels. Het is raadzaam hierin detective te spelen, aan te passen waar
mogelijk en er rekening mee te houden bij de beoordeling van het gedrag van
het kind. Niet alleen thuis maar ook op school of bij familie moet men hierbij
rekening houden en aan hetzelfde touw trekken. Een goede communicatie naar
derden toe is dan ook onmisbaar.