際際滷

際際滷Share a Scribd company logo
Uitleg gezegde (wg-ng-wwu) Er zijn drie soorten gezegdes: werkwoordelijk gezegde (wg) naamwoordelijk gezegde (ng) werkwoordelijke uitdrukking (wwu)
Uitleg gezegde (wg-ng-wwu) Omdat het werkwoordelijk gezegde (wg) het meest voorkomt,  ga je er altijd eerst van uit, dat je met een wg te maken hebt. In een wg moet altijd een zelfstandig werkwoord (zww) voor- komen. Dit is een werkwoord met een duidelijke betekenis. Wel : gaan, lopen, verven, fietsen, leren, pakken, vertrouwen. Niet : zijn, willen, kunnen, moeten, hebben, blijven, worden. Een zww is heel vaak te herkennen, doordat je er  ik ga  voor kunt zetten. In een wg komen alleen werkwoorden voor, en de woorden  zich  en  te  (Hij loopt zich te schamen).
voorbeelden Hij heeft haar toen zien lopen. Heeft zien lopen  is het wg. Hij wilde niet, dat zij zich zou ergeren. Wilde  is het wg in de eerste zin. zich zou ergeren  is het wg in de tweede zin.
Uitleg gezegde (wg-ng-wwu) Als er geen zww in een zin voorkomt, ga je kijken of het een  naamwoordelijk gezegde (ng) is.  Dat moet aan drie voorwaarden voldoen: er moet een naamwoord (zn of bn) in voorkomen er moet een koppelwerkwoord (kww) in voorkomen (zijn, worden of blijven) het naamwoord moet iets van het onderwerp zeggen.
voorbeelden Zij wil later advocaat worden. wil advocaat worden  is het ng. Na die griep bleef hij nog lang koortsig. bleef koortsig  is het ng. bleef  is het wg, want  blijven  =  zich   bevinden . Na die griep bleef hij nog lang thuis.
Uitleg gezegde (wg-ng-wwu) De kww  zijn  en  blijven  kunnen ook zww zijn. Als ze zww zijn, kun je ze vervangen door  zich bevinden . Met die betekenis kunnen ze natuurlijk  nooit  in een ng staan! Als een zin al duidelijk genoeg is, laten we het kww soms weg. In de zin  Hij lijkt ziek  staan geen zww en kww.  Toch is het een ng, want het kww  zijn  is weggelaten:  Hij lijkt  ziek te zijn .
Uitleg gezegde (wg-ng-wwu) Het derde soort gezegde is de werkwoordelijke uitdrukking  (wwu). Zon gezegde lijkt op een wg, maar je voelt al snel aan  dat er iets niet klopt. De betekenis is vaak figuurlijk. Heel vaak neemt zij hem in de maling. Het wg zou hier  neemt  moeten zijn. Maar dat kan natuurlijk  niet, want zij neemt niets! En als je vraagt, waar zij mee bezig  is, antwoord je toch niet: met nemen? Zij is bezig hem  in   de maling te nemen . We noemen in dit  geval  neemt in de maling  een wwu.
voorbeelden Hij verkoopt haar knollen voor citroenen. verkoopt knollen voor citroenen  is de wwu. Zij hield hem voor het lapje. hield voor het lapje   is de wwu. gaf op zijn donder  is de wwu. Zij gaf hem terecht op zijn donder.
Al na een kwartier had zij het eerste hoofdstuk helemaal gelezen. uitleg antwoord wg = had gelezen
Al na een kwartier had zij het eerste hoofdstuk helemaal gelezen. had gelezen  is het wg, want  lezen  is een zww (ik ga lezen).
Staat in een vragende zin de persoonsvorm altijd vooraan? uitleg antwoord wg = staat
Staat in een vragende zin de persoonsvorm altijd vooraan? staat  is het wg, want  staan  is een zww (ik ga staan).
Doe die deur eens even achter je dicht! uitleg antwoord wg = doe dicht
Doe die deur eens even achter je dicht! doe dicht  is het wg, want  dichtdoen  is een zww (ik ga dichtdoen).
Had jij dit antwoord van haar verwacht?  uitleg antwoord wg = had verwacht
Had jij dit antwoord van haar verwacht? had verwacht  is het wg, want  verwachten  is een zww (ik ga (iets) verwachten).
Daar wordt op de deur geklopt! uitleg antwoord wg = wordt geklopt
Daar wordt op de deur geklopt! wordt geklopt  is het wg, want  kloppen  is een zww (ik ga kloppen).
Hadden ze me dat maar iets eerder verteld! uitleg antwoord wg = hadden verteld
Hadden ze me dat maar iets eerder verteld! hadden verteld  is het wg, want  vertellen  is een zww (ik ga vertellen).
Als je het mij vraagt, bedoelen ze precies hetzelfde. uitleg antwoord wg = vraagt  en  bedoelen
Als je het mij vraagt, bedoelen ze precies hetzelfde. vraagt  is het wg, want  vragen  is een zww (ik ga vragen). bedoelen  is het wg, want  bedoelen  is een zww (ik ga bedoelen) (wel wat vreemd).
Toen ze die boom hadden omgezaagd, zagen ze pas, dat er een schat onder lag. uitleg antwoord wg = hadden omgezaagd, zagen  en  lag
Toen ze die boom hadden omgezaagd, zagen ze pas, dat er een schat onder lag. hadden omgezaagd  is het wg, want  omzagen  is een zww (ik ga omzagen). zagen  is het wg, want  zien  is een zww (ik ga zien). lag  is het wg, want  liggen  is een zww (ik ga liggen).
Het is gemeen, als je zonder bewijs zegt, dat zij het heeft gedaan. uitleg antwoord ng = is gemeen wg = zegt  en  heeft gedaan
Het is gemeen, als je zonder bewijs zegt, dat zij het heeft gedaan. is gemeen  is het ng, want  zijn  is een kww, gemeen is een bn en zegt iets van het on. zegt  is het wg, want  zeggen  is een zww (ik ga zeggen). heeft gedaan  is het wg, want  doen  is een zww (ik ga (iets) doen).
In de vakantie zie je vaak, dat mensen naar het buitenland gaan, omdat het weer daar warmer is. uitleg antwoord wg = zie  en  gaan ng = warmer is
In de vakantie zie je vaak, dat mensen naar het buitenland gaan, omdat het weer daar warmer is. zie  is het wg, want  zien  is een zww (ik ga (iets) zien). gaan  is het wg, want  gaan  is een zww (heeft als betekenis  vertrekken ). warmer is  is het ng, want  zijn  is een kww, warmer is een bn en zegt iets van het on.
Zij blijven de hele vakantie in Nederland, omdat volgens het KNMI het hier ook warm wordt. uitleg antwoord wg = blijven ng = warm wordt
Zij blijven de hele vakantie in Nederland, omdat volgens het KNMI het hier ook warm wordt. blijven  is het wg, want  blijven  is een zww ( blijven  betekent hier zich  bevinden ). warm wordt  is het ng, want  worden  is een kww, warm is een bn en zegt iets van het on.
Als je daar je rijbewijs wilt verliezen, hoef je alleen maar dronken achter het stuur te gaan zitten. uitleg antwoord wg = wilt verliezen  en   hoef te gaan zitten
Als je daar je rijbewijs wilt verliezen, hoef je alleen maar dronken achter het stuur te gaan zitten. wilt verliezen  is het wg, want  verliezen  is een zww (ik ga verliezen). hoef te gaan zitten  is het wg, want  zitten  is een zww (ik ga zitten).
Er wordt blindelings van uitgegaan, dat het waar is, wat ze daarover verteld hebben. uitleg antwoord wg = wordt uitgegaan  en  verteld hebben ng = waar is
Er wordt blindelings van uitgegaan, dat het waar is, wat ze daarover verteld hebben. wordt uitgegaan  is het wg, want  uitgaan  is een zww (ik ga uit). verteld hebben  is het wg, want  vertellen  is een zww (ik ga vertellen). waar is  is het ng, want  zijn  is een kww, waar is een bn en zegt iets van het on.
Wie dat heeft gezegd, is niet bekend, maar je kunt het wel raden. uitleg antwoord wg = heeft gezegd  en  kunt raden ng = is bekend
Wie dat heeft gezegd, is niet bekend, maar je kunt het wel raden. heeft gezegd  is het wg, want  zeggen  is een zww (ik ga (iets) zeggen). kunt raden  is het wg, want  raden  is een zww (ik ga (iets) raden). is bekend  is het ng, want  zijn  is een kww, bekend is een bn en zegt iets van het on.
Wie je vertrouwt, vertel je het, maar dat lijkt me logisch. uitleg antwoord wg = vertrouwt  en  vertel ng = lijkt logisch
Wie je vertrouwt, vertel je het, maar dat lijkt me logisch. vertrouwt  is het wg, want  vertrouwen  is een zww (ik ga (iemand) vertrouwen). vertel  is het wg, want  vertellen  is een zww (ik ga vertellen). lijkt logisch (te zijn)  is het ng, want  zijn  is een (weggelaten!) kww, logisch is een bn en zegt iets van het on.
Wil je het meisje van wie je dit hebt gehoord, mijn hartelijke groeten doen? uitleg antwoord wg = hebt gehoord en  wil doen
Wil je het meisje van wie je dit hebt gehoord, mijn hartelijke groeten doen? wil doen  is het wg, want  doen  is een zww (ik ga (iets) doen). hebt gehoord  is het wg, want  horen  is een zww (ik ga (iets) horen).
Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik samen spelen. uitleg antwoord wg = wou  en   kon spelen ng = twee hondjes was
Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik samen spelen. wou  is het wg, want  willen  is een zww (heeft hier als betekenis  wensen ). kon spelen  is het wg, want  spelen  is een zww (ik ga spelen). twee hondjes was  is het ng, want  zijn  is een kww, hondjes is een zn en zegt iets van het on.
einde

More Related Content

More from MBB (6)

PPT
Uitleg persoonsvorm _pv_
MBB
PPT
Uitleg onderwerp _on_
MBB
PPT
Uitleg bijwoordelijke bepaling__bwb_
MBB
PPT
Uitleg zinnen knippen
MBB
PPT
Als Je Een Vriendje Hebt Mbb1
MBB
PPT
Als Je Een Vriendje Hebt Mbb1
MBB
Uitleg persoonsvorm _pv_
MBB
Uitleg onderwerp _on_
MBB
Uitleg bijwoordelijke bepaling__bwb_
MBB
Uitleg zinnen knippen
MBB
Als Je Een Vriendje Hebt Mbb1
MBB
Als Je Een Vriendje Hebt Mbb1
MBB

Uitleg gezegde _wg_ng_wwu_

  • 1. Uitleg gezegde (wg-ng-wwu) Er zijn drie soorten gezegdes: werkwoordelijk gezegde (wg) naamwoordelijk gezegde (ng) werkwoordelijke uitdrukking (wwu)
  • 2. Uitleg gezegde (wg-ng-wwu) Omdat het werkwoordelijk gezegde (wg) het meest voorkomt, ga je er altijd eerst van uit, dat je met een wg te maken hebt. In een wg moet altijd een zelfstandig werkwoord (zww) voor- komen. Dit is een werkwoord met een duidelijke betekenis. Wel : gaan, lopen, verven, fietsen, leren, pakken, vertrouwen. Niet : zijn, willen, kunnen, moeten, hebben, blijven, worden. Een zww is heel vaak te herkennen, doordat je er ik ga voor kunt zetten. In een wg komen alleen werkwoorden voor, en de woorden zich en te (Hij loopt zich te schamen).
  • 3. voorbeelden Hij heeft haar toen zien lopen. Heeft zien lopen is het wg. Hij wilde niet, dat zij zich zou ergeren. Wilde is het wg in de eerste zin. zich zou ergeren is het wg in de tweede zin.
  • 4. Uitleg gezegde (wg-ng-wwu) Als er geen zww in een zin voorkomt, ga je kijken of het een naamwoordelijk gezegde (ng) is. Dat moet aan drie voorwaarden voldoen: er moet een naamwoord (zn of bn) in voorkomen er moet een koppelwerkwoord (kww) in voorkomen (zijn, worden of blijven) het naamwoord moet iets van het onderwerp zeggen.
  • 5. voorbeelden Zij wil later advocaat worden. wil advocaat worden is het ng. Na die griep bleef hij nog lang koortsig. bleef koortsig is het ng. bleef is het wg, want blijven = zich bevinden . Na die griep bleef hij nog lang thuis.
  • 6. Uitleg gezegde (wg-ng-wwu) De kww zijn en blijven kunnen ook zww zijn. Als ze zww zijn, kun je ze vervangen door zich bevinden . Met die betekenis kunnen ze natuurlijk nooit in een ng staan! Als een zin al duidelijk genoeg is, laten we het kww soms weg. In de zin Hij lijkt ziek staan geen zww en kww. Toch is het een ng, want het kww zijn is weggelaten: Hij lijkt ziek te zijn .
  • 7. Uitleg gezegde (wg-ng-wwu) Het derde soort gezegde is de werkwoordelijke uitdrukking (wwu). Zon gezegde lijkt op een wg, maar je voelt al snel aan dat er iets niet klopt. De betekenis is vaak figuurlijk. Heel vaak neemt zij hem in de maling. Het wg zou hier neemt moeten zijn. Maar dat kan natuurlijk niet, want zij neemt niets! En als je vraagt, waar zij mee bezig is, antwoord je toch niet: met nemen? Zij is bezig hem in de maling te nemen . We noemen in dit geval neemt in de maling een wwu.
  • 8. voorbeelden Hij verkoopt haar knollen voor citroenen. verkoopt knollen voor citroenen is de wwu. Zij hield hem voor het lapje. hield voor het lapje is de wwu. gaf op zijn donder is de wwu. Zij gaf hem terecht op zijn donder.
  • 9. Al na een kwartier had zij het eerste hoofdstuk helemaal gelezen. uitleg antwoord wg = had gelezen
  • 10. Al na een kwartier had zij het eerste hoofdstuk helemaal gelezen. had gelezen is het wg, want lezen is een zww (ik ga lezen).
  • 11. Staat in een vragende zin de persoonsvorm altijd vooraan? uitleg antwoord wg = staat
  • 12. Staat in een vragende zin de persoonsvorm altijd vooraan? staat is het wg, want staan is een zww (ik ga staan).
  • 13. Doe die deur eens even achter je dicht! uitleg antwoord wg = doe dicht
  • 14. Doe die deur eens even achter je dicht! doe dicht is het wg, want dichtdoen is een zww (ik ga dichtdoen).
  • 15. Had jij dit antwoord van haar verwacht? uitleg antwoord wg = had verwacht
  • 16. Had jij dit antwoord van haar verwacht? had verwacht is het wg, want verwachten is een zww (ik ga (iets) verwachten).
  • 17. Daar wordt op de deur geklopt! uitleg antwoord wg = wordt geklopt
  • 18. Daar wordt op de deur geklopt! wordt geklopt is het wg, want kloppen is een zww (ik ga kloppen).
  • 19. Hadden ze me dat maar iets eerder verteld! uitleg antwoord wg = hadden verteld
  • 20. Hadden ze me dat maar iets eerder verteld! hadden verteld is het wg, want vertellen is een zww (ik ga vertellen).
  • 21. Als je het mij vraagt, bedoelen ze precies hetzelfde. uitleg antwoord wg = vraagt en bedoelen
  • 22. Als je het mij vraagt, bedoelen ze precies hetzelfde. vraagt is het wg, want vragen is een zww (ik ga vragen). bedoelen is het wg, want bedoelen is een zww (ik ga bedoelen) (wel wat vreemd).
  • 23. Toen ze die boom hadden omgezaagd, zagen ze pas, dat er een schat onder lag. uitleg antwoord wg = hadden omgezaagd, zagen en lag
  • 24. Toen ze die boom hadden omgezaagd, zagen ze pas, dat er een schat onder lag. hadden omgezaagd is het wg, want omzagen is een zww (ik ga omzagen). zagen is het wg, want zien is een zww (ik ga zien). lag is het wg, want liggen is een zww (ik ga liggen).
  • 25. Het is gemeen, als je zonder bewijs zegt, dat zij het heeft gedaan. uitleg antwoord ng = is gemeen wg = zegt en heeft gedaan
  • 26. Het is gemeen, als je zonder bewijs zegt, dat zij het heeft gedaan. is gemeen is het ng, want zijn is een kww, gemeen is een bn en zegt iets van het on. zegt is het wg, want zeggen is een zww (ik ga zeggen). heeft gedaan is het wg, want doen is een zww (ik ga (iets) doen).
  • 27. In de vakantie zie je vaak, dat mensen naar het buitenland gaan, omdat het weer daar warmer is. uitleg antwoord wg = zie en gaan ng = warmer is
  • 28. In de vakantie zie je vaak, dat mensen naar het buitenland gaan, omdat het weer daar warmer is. zie is het wg, want zien is een zww (ik ga (iets) zien). gaan is het wg, want gaan is een zww (heeft als betekenis vertrekken ). warmer is is het ng, want zijn is een kww, warmer is een bn en zegt iets van het on.
  • 29. Zij blijven de hele vakantie in Nederland, omdat volgens het KNMI het hier ook warm wordt. uitleg antwoord wg = blijven ng = warm wordt
  • 30. Zij blijven de hele vakantie in Nederland, omdat volgens het KNMI het hier ook warm wordt. blijven is het wg, want blijven is een zww ( blijven betekent hier zich bevinden ). warm wordt is het ng, want worden is een kww, warm is een bn en zegt iets van het on.
  • 31. Als je daar je rijbewijs wilt verliezen, hoef je alleen maar dronken achter het stuur te gaan zitten. uitleg antwoord wg = wilt verliezen en hoef te gaan zitten
  • 32. Als je daar je rijbewijs wilt verliezen, hoef je alleen maar dronken achter het stuur te gaan zitten. wilt verliezen is het wg, want verliezen is een zww (ik ga verliezen). hoef te gaan zitten is het wg, want zitten is een zww (ik ga zitten).
  • 33. Er wordt blindelings van uitgegaan, dat het waar is, wat ze daarover verteld hebben. uitleg antwoord wg = wordt uitgegaan en verteld hebben ng = waar is
  • 34. Er wordt blindelings van uitgegaan, dat het waar is, wat ze daarover verteld hebben. wordt uitgegaan is het wg, want uitgaan is een zww (ik ga uit). verteld hebben is het wg, want vertellen is een zww (ik ga vertellen). waar is is het ng, want zijn is een kww, waar is een bn en zegt iets van het on.
  • 35. Wie dat heeft gezegd, is niet bekend, maar je kunt het wel raden. uitleg antwoord wg = heeft gezegd en kunt raden ng = is bekend
  • 36. Wie dat heeft gezegd, is niet bekend, maar je kunt het wel raden. heeft gezegd is het wg, want zeggen is een zww (ik ga (iets) zeggen). kunt raden is het wg, want raden is een zww (ik ga (iets) raden). is bekend is het ng, want zijn is een kww, bekend is een bn en zegt iets van het on.
  • 37. Wie je vertrouwt, vertel je het, maar dat lijkt me logisch. uitleg antwoord wg = vertrouwt en vertel ng = lijkt logisch
  • 38. Wie je vertrouwt, vertel je het, maar dat lijkt me logisch. vertrouwt is het wg, want vertrouwen is een zww (ik ga (iemand) vertrouwen). vertel is het wg, want vertellen is een zww (ik ga vertellen). lijkt logisch (te zijn) is het ng, want zijn is een (weggelaten!) kww, logisch is een bn en zegt iets van het on.
  • 39. Wil je het meisje van wie je dit hebt gehoord, mijn hartelijke groeten doen? uitleg antwoord wg = hebt gehoord en wil doen
  • 40. Wil je het meisje van wie je dit hebt gehoord, mijn hartelijke groeten doen? wil doen is het wg, want doen is een zww (ik ga (iets) doen). hebt gehoord is het wg, want horen is een zww (ik ga (iets) horen).
  • 41. Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik samen spelen. uitleg antwoord wg = wou en kon spelen ng = twee hondjes was
  • 42. Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik samen spelen. wou is het wg, want willen is een zww (heeft hier als betekenis wensen ). kon spelen is het wg, want spelen is een zww (ik ga spelen). twee hondjes was is het ng, want zijn is een kww, hondjes is een zn en zegt iets van het on.
  • 43. einde