ºÝºÝߣ

ºÝºÝߣShare a Scribd company logo
www.vwgnijhof.nl
©VWGNijhof accountants en belastingadviseurs 1 versie 1 (20130904RW)
BELEGGEN IN BOX 3 OF BV?
Wie had gedacht dat we nog ooit zouden
willen ontkomen aan wat bij de invoering
van de Wet IB 2001 de pretbox werd ge-
noemd?
De pretbox is box 3, waarin het inkomen
uit sparen en beleggen wordt belast. De
belasting bedraagt 30% over het rende-
ment. Niet het werkelijke rendement wordt
belast, maar het fictieve rendement dat al
sinds 2001 wordt gesteld op 4% van de
waarde van banktegoeden, effectenporte-
feuilles en andere vermogensbestanddelen
die tot box 3 worden gerekend. De belas-
ting bedraagt derhalve 1,2% van de waarde
van de bestanddelen van box 3 (30% * 4%
= 1,2%).
Box 3 heeft de naam pretbox gekregen
toen het werkelijke rendement nog (fors)
hoger was dan 4%. Inmiddels leveren de
meeste spaarrekeningen een rente op die
op jaarbasis de 2% niet haalt. Van een ren-
te van 2% blijft na belastingheffing slechts
0,8% over (2% -/- 1,2%). Uiteraard zijn er
ook op dit moment nog beleggingen die
hogere rendementen opleveren. Rendement
en risico gaan echter hand in hand. Mede
door de economische crisis nemen steeds
minder mensen risico’s.
Hetzelfde rendement in een B.V. kost 20%
vennootschapsbelasting1
, zodat resteert een
rendement van 1,6%. (80% * 2%). Om de
vergelijking met de belastingdruk in box 3
te kunnen maken, moet het rendement na
vennootschapsbelasting worden uitgekeerd
aan de aandeelhouder. Dat kost 25% aan-
merkelijk belangheffing (box 2), zodat
netto resteert 1,2% (75% * 1,6%).
1
Het tarief van 20% is verschuldigd tot een belast-
baar bedrag van € 200.000. Als het belastbaar be-
drag hoger is dan € 200.000 is 25% aan vennoot-
schapsbelasting verschuldigd.
Afgezet tegen het netto rendement in box 3
van 0,8% ontstaat in de B.V. een voordeel
van 0,4%. Overigens kan de aanmerkelijk
belangheffing op grond van de huidige
wetgeving worden uitgesteld door geen
dividend uit te keren.
0,4% is een klein voordeel maar bij sub-
stantiële bedragen aan banktegoeden kan
het toch de moeite waard zijn om te over-
wegen om middelen onder te brengen in
een B.V. Daarnaast wordt het voordeel jaar
in jaar uit behaald.
Vooral wanneer die B.V. er al is, bijvoor-
beeld in de vorm van een bestaande houd-
ster-, pensioen- of stamrechtvennootschap.
Het onderbrengen van spaartegoeden in de
B.V. levert dan immers geen extra kosten
op.
Als de B.V. speciaal voor dit doel wordt
opgericht, moeten eenmalig notariskosten
worden gemaakt. Hetzelfde geldt op enig
moment voor het opheffen van de B.V.
Daarnaast zijn er jaarlijkse kosten voor het
opmaken van een eenvoudige jaarrekening
en een aangifte vennootschapsbelasting.
De jaarlijkse bijdrage aan de Kamer van
Koophandel is ingaande 2013 afgeschaft.
Om bovenstaande kosten goed te kunnen
maken, moet een bedrag van enkele tonnen
gedurende een periode van 5 tot 10 jaren in
de B.V. kunnen worden ondergebracht.
Een ander aandachtspunt is dat banken op
een zakelijke spaarrekening een lagere
rente vergoeden dan op een persoonlijke
spaarrekening. En op een zakelijke betaal-
rekening brengt de bank hogere kosten in
rekening.
www.vwgnijhof.nl
©VWGNijhof accountants en belastingadviseurs 2 versie 1 (20130904RW)
Als de B.V. al bestaat (dan is geen sprake
van extra notaris en -advieskosten) levert
het onderbrengen van banktegoeden een
fiscaal voordeel op bij een rente lager dan
6% (als het tarief van de vennootschapsbe-
lasting 25% bedraagt: 4,8%).
Als wel sprake is van extra kosten ligt het
omslagpunt rond een rentevergoeding van
2,5% tot 3% (uiteraard afhankelijk van de
hoogte van de kosten). Als de Europese
Centrale Bank (ECB) haar huidige rentebe-
leid voortzet, lijken deze rentetarieven
voorlopig niet te worden gehaald.
Een bijkomend voordeel kan zijn dat ver-
mogen in een B.V. waarin een belang van
5% of meer wordt aangehouden op dit
moment niet meetelt voor de (vermo-
gens)toetsen in het kader van de AWBZ en
de WMO.
Wie banktegoeden onder wil brengen in
een B.V. doet er verstandig aan daar mee
te wachten tot het eind van het jaar. De
peildatum voor box 3 ligt immers op 1
januari van elk jaar. Vanaf het moment
waarop de middelen in de B.V. worden
gebracht, wordt het werkelijke rendement
belast. Let op de anti-boxhopbepalingen!
De inbreng in, alsmede het uit de B.V. ha-
len van de tegoeden moet zo geschieden
dat geen ongewenste fiscale gevolgen op-
treden. Uiteraard moet worden bekeken of
het überhaupt verstandig is om de tegoeden
in de risicosfeer van de B.V. te brengen.
Bij het uitkeren van het rendement moeten
de juridische en fiscale regels voor het uit-
keren van dividend of terugbetalen van
kapitaal in acht worden genomen.
Daarnaast is nog de vraag met welke maat-
regelen de wetgever (cq. de politiek) op
Prinsjesdag (of daarna) zal komen. Er is al
een balletje opgeworpen om extra belas-
tinginkomsten te generen door de opgepot-
te winsten in B.V.’s jaarlijks te belasten in
box 2 (inkomsten uit aanmerkelijk belang).
Het hiervoor aangehaalde uitstel van de
aanmerkelijk belangheffing is dan niet
meer mogelijk. Een ander opgeworpen
balletje is de verlaging van het forfaitaire
rendement van box 3 van 4% naar een
meer met het werkelijke (gemiddelde) ren-
dement op spaartegoeden overeenkomend
percentage. Dat zou op dit moment van-
zelfsprekend fors lager zijn dan 4%.
Het depositogarantiestelsel geldt ten aan-
zien van kleine rechtspersonen ook tot te-
goeden van maximaal € 100.000. Wie in
geval van de ondergang van een bank het
risico op verlies van de tegoeden wil be-
perken, doet er verstandig aan om de bank-
tegoeden zodanig te spreiden dat bij geen
enkele bank een hoger saldo wordt aange-
houden dan € 100.000.
Bij het onderbrengen van banktegoeden in
een B.V. kan worden overwogen een zo-
geheten VBI tot stand te brengen. VBI
staat voor Vrijgestelde BeleggingsInstel-
ling. Aan een VBI wordt echter een aantal
strikte voorwaarden gesteld, waaronder de
voorwaarde dat sprake is van een tweede
aandeelhouder en het jaarlijks in de aan-
merkelijk belangheffing betrekken van een
(fictief) dividend.
Deze notitie is bedoeld om de problematiek
in grote lijnen uiteen te zetten. Met het oog
op de leesbaarheid zijn zaken daarom ver-
eenvoudigd weergegeven. VWGNijhof ac-
countants en belastingadviseurs is daarom
niet aansprakelijk voor de gevolgen van
handelingen die naar aanleiding van deze
notitie wel of niet zijn uitgevoerd.

More Related Content

Beleggen in box 3 of bv

  • 1. www.vwgnijhof.nl ©VWGNijhof accountants en belastingadviseurs 1 versie 1 (20130904RW) BELEGGEN IN BOX 3 OF BV? Wie had gedacht dat we nog ooit zouden willen ontkomen aan wat bij de invoering van de Wet IB 2001 de pretbox werd ge- noemd? De pretbox is box 3, waarin het inkomen uit sparen en beleggen wordt belast. De belasting bedraagt 30% over het rende- ment. Niet het werkelijke rendement wordt belast, maar het fictieve rendement dat al sinds 2001 wordt gesteld op 4% van de waarde van banktegoeden, effectenporte- feuilles en andere vermogensbestanddelen die tot box 3 worden gerekend. De belas- ting bedraagt derhalve 1,2% van de waarde van de bestanddelen van box 3 (30% * 4% = 1,2%). Box 3 heeft de naam pretbox gekregen toen het werkelijke rendement nog (fors) hoger was dan 4%. Inmiddels leveren de meeste spaarrekeningen een rente op die op jaarbasis de 2% niet haalt. Van een ren- te van 2% blijft na belastingheffing slechts 0,8% over (2% -/- 1,2%). Uiteraard zijn er ook op dit moment nog beleggingen die hogere rendementen opleveren. Rendement en risico gaan echter hand in hand. Mede door de economische crisis nemen steeds minder mensen risico’s. Hetzelfde rendement in een B.V. kost 20% vennootschapsbelasting1 , zodat resteert een rendement van 1,6%. (80% * 2%). Om de vergelijking met de belastingdruk in box 3 te kunnen maken, moet het rendement na vennootschapsbelasting worden uitgekeerd aan de aandeelhouder. Dat kost 25% aan- merkelijk belangheffing (box 2), zodat netto resteert 1,2% (75% * 1,6%). 1 Het tarief van 20% is verschuldigd tot een belast- baar bedrag van € 200.000. Als het belastbaar be- drag hoger is dan € 200.000 is 25% aan vennoot- schapsbelasting verschuldigd. Afgezet tegen het netto rendement in box 3 van 0,8% ontstaat in de B.V. een voordeel van 0,4%. Overigens kan de aanmerkelijk belangheffing op grond van de huidige wetgeving worden uitgesteld door geen dividend uit te keren. 0,4% is een klein voordeel maar bij sub- stantiële bedragen aan banktegoeden kan het toch de moeite waard zijn om te over- wegen om middelen onder te brengen in een B.V. Daarnaast wordt het voordeel jaar in jaar uit behaald. Vooral wanneer die B.V. er al is, bijvoor- beeld in de vorm van een bestaande houd- ster-, pensioen- of stamrechtvennootschap. Het onderbrengen van spaartegoeden in de B.V. levert dan immers geen extra kosten op. Als de B.V. speciaal voor dit doel wordt opgericht, moeten eenmalig notariskosten worden gemaakt. Hetzelfde geldt op enig moment voor het opheffen van de B.V. Daarnaast zijn er jaarlijkse kosten voor het opmaken van een eenvoudige jaarrekening en een aangifte vennootschapsbelasting. De jaarlijkse bijdrage aan de Kamer van Koophandel is ingaande 2013 afgeschaft. Om bovenstaande kosten goed te kunnen maken, moet een bedrag van enkele tonnen gedurende een periode van 5 tot 10 jaren in de B.V. kunnen worden ondergebracht. Een ander aandachtspunt is dat banken op een zakelijke spaarrekening een lagere rente vergoeden dan op een persoonlijke spaarrekening. En op een zakelijke betaal- rekening brengt de bank hogere kosten in rekening.
  • 2. www.vwgnijhof.nl ©VWGNijhof accountants en belastingadviseurs 2 versie 1 (20130904RW) Als de B.V. al bestaat (dan is geen sprake van extra notaris en -advieskosten) levert het onderbrengen van banktegoeden een fiscaal voordeel op bij een rente lager dan 6% (als het tarief van de vennootschapsbe- lasting 25% bedraagt: 4,8%). Als wel sprake is van extra kosten ligt het omslagpunt rond een rentevergoeding van 2,5% tot 3% (uiteraard afhankelijk van de hoogte van de kosten). Als de Europese Centrale Bank (ECB) haar huidige rentebe- leid voortzet, lijken deze rentetarieven voorlopig niet te worden gehaald. Een bijkomend voordeel kan zijn dat ver- mogen in een B.V. waarin een belang van 5% of meer wordt aangehouden op dit moment niet meetelt voor de (vermo- gens)toetsen in het kader van de AWBZ en de WMO. Wie banktegoeden onder wil brengen in een B.V. doet er verstandig aan daar mee te wachten tot het eind van het jaar. De peildatum voor box 3 ligt immers op 1 januari van elk jaar. Vanaf het moment waarop de middelen in de B.V. worden gebracht, wordt het werkelijke rendement belast. Let op de anti-boxhopbepalingen! De inbreng in, alsmede het uit de B.V. ha- len van de tegoeden moet zo geschieden dat geen ongewenste fiscale gevolgen op- treden. Uiteraard moet worden bekeken of het überhaupt verstandig is om de tegoeden in de risicosfeer van de B.V. te brengen. Bij het uitkeren van het rendement moeten de juridische en fiscale regels voor het uit- keren van dividend of terugbetalen van kapitaal in acht worden genomen. Daarnaast is nog de vraag met welke maat- regelen de wetgever (cq. de politiek) op Prinsjesdag (of daarna) zal komen. Er is al een balletje opgeworpen om extra belas- tinginkomsten te generen door de opgepot- te winsten in B.V.’s jaarlijks te belasten in box 2 (inkomsten uit aanmerkelijk belang). Het hiervoor aangehaalde uitstel van de aanmerkelijk belangheffing is dan niet meer mogelijk. Een ander opgeworpen balletje is de verlaging van het forfaitaire rendement van box 3 van 4% naar een meer met het werkelijke (gemiddelde) ren- dement op spaartegoeden overeenkomend percentage. Dat zou op dit moment van- zelfsprekend fors lager zijn dan 4%. Het depositogarantiestelsel geldt ten aan- zien van kleine rechtspersonen ook tot te- goeden van maximaal € 100.000. Wie in geval van de ondergang van een bank het risico op verlies van de tegoeden wil be- perken, doet er verstandig aan om de bank- tegoeden zodanig te spreiden dat bij geen enkele bank een hoger saldo wordt aange- houden dan € 100.000. Bij het onderbrengen van banktegoeden in een B.V. kan worden overwogen een zo- geheten VBI tot stand te brengen. VBI staat voor Vrijgestelde BeleggingsInstel- ling. Aan een VBI wordt echter een aantal strikte voorwaarden gesteld, waaronder de voorwaarde dat sprake is van een tweede aandeelhouder en het jaarlijks in de aan- merkelijk belangheffing betrekken van een (fictief) dividend. Deze notitie is bedoeld om de problematiek in grote lijnen uiteen te zetten. Met het oog op de leesbaarheid zijn zaken daarom ver- eenvoudigd weergegeven. VWGNijhof ac- countants en belastingadviseurs is daarom niet aansprakelijk voor de gevolgen van handelingen die naar aanleiding van deze notitie wel of niet zijn uitgevoerd.