Het boek Openbaring - Volgen gebeurtenissen elkaar op?Lieverse
油
Met schema van overeenkomsten.
Is er sprake van een chronologische ontwikkeling of komen in latere hoofdstukken dezelfde gebeurtenissen op een andere manier terug? Is het Duizendjarig rijk een aparte periode aan het eind van de wereldgeschiedenis? Vinden de Opname van de Gemeente en het Laatste oordeel op verschillende tijdstippen plaats?
Het boek Openbaring - Volgen gebeurtenissen elkaar op?Lieverse
油
Met schema van overeenkomsten.
Is er sprake van een chronologische ontwikkeling of komen in latere hoofdstukken dezelfde gebeurtenissen op een andere manier terug? Is het Duizendjarig rijk een aparte periode aan het eind van de wereldgeschiedenis? Vinden de Opname van de Gemeente en het Laatste oordeel op verschillende tijdstippen plaats?
2. 1Koningen 3
16 Toentertijd kwamen twee vrouwen,
hoeren, tot de koning
en stelden zich voor hem.
> 3:1-11
= toen God Salomo een wijs hart beloofde
3. 1Koningen 3
16 Toentertijd kwamen twee vrouwen,
hoeren, tot de koning
en stelden zich voor hem.
bekend type bij de profeten:
Ezech.16 en 23: Ohola & Oholiba
Hosea 3: Gomer
4. 1Koningen 3
17 En de ene vrouw zeide:
Met uw verlof, mijn heer,
ik en deze vrouw wonen in een huis,
en ik heb bij haar in huis gebaard.
St.Vert.:
'och, mijn heer"
5. 1Koningen 3
17 En de ene vrouw zeide:
Met uw verlof, mijn heer,
ik en deze vrouw wonen in een huis,
en ik heb bij haar in huis gebaard.
> bordeel
6. 1Koningen 3
18 Op de derde dag nadat ik gebaard had,
heeft ook deze vrouw gebaard,
en wij waren tezamen,
er was geen vreemde bij ons in huis;
alleen wij tweeen waren in huis.
verwijst universeel naar leven voorbij de dood...
7. Gen.1:13 > land stijgt op uit de wateren
Gen.22:4 > het offer van Izaak
Gen.40:1 > wending in Jozefs geschiedenis
Ex.19:10 > HERE daalt neer voor Isra谷l
Num.19:11 > ontzondiging, rode vaars
Joz.3:3 > doortocht Jordaan
2Kon.20:5 > genezing Hizkia
Est.5:1 > Esther krijgt scepter aangereikt
enz.
8. 1Koningen 3
18 Op de derde dag nadat ik gebaard had,
heeft ook deze vrouw gebaard,
en wij waren tezamen,
er was geen vreemde bij ons in huis;
alleen wij tweeen waren in huis.
d.w.z. geen getuigen
9. 1Koningen 3
19 Toen is de zoon
van deze vrouw des nachts gestorven,
doordat zij op hem gelegen had.
= de zoon van "de derde dag"
10. 1Koningen 3
19 Toen is de zoon
van deze vrouw des nachts gestorven,
doordat zij op hem gelegen had.
= per ongeluk, "in onwetendheid"
Hoe weet ze dat?
11. 1Koningen 3
20 En zij is te middernacht opgestaan
en heeft mijn zoon naast mij weggenomen,
terwijl uw dienstmaagd sliep (...)
vergl. Mat.28:13
"... zijn discipelen zijn des nachts gekomen en
hebben hem gestolen terwijl wij sliepen."
12. 1Koningen 3
20 (...) en heeft hem in haar schoot gelegd,
en haar dode zoon
heeft zij in mijn schoot gelegd.
13. 1Koningen 3
21 Toen ik des morgens opstond
om mijn zoon te voeden,
zie, hij was dood;
maar ik gaf in de morgen acht op hem,
en zie, het was niet de zoon,
die ik gebaard had.
14. 1Koningen 3
21 Toen ik des morgens opstond
om mijn zoon te voeden,
zie, hij was dood;
maar ik gaf in de morgen acht op hem,
en zie, het was niet de zoon,
die ik gebaard had.
15. 1Koningen 3
22 Doch de andere vrouw zeide:
Niet waar! de levende is mijn zoon
en de dode is uw zoon (...)
16. 1Koningen 3
22 (...) En deze zeide weer: Niet waar!
de dode is uw zoon
en de levende is mijn zoon (...)
17. 1Koningen 3
22 (...) Zo krakeelden zij
in tegenwoordigheid van de koning.
lett. spraken
18. 1Koningen 3
23 Toen zeide de koning:
De ene zegt: Deze, de levende, is mijn zoon,
en de dode is uw zoon;
en de andere zegt: Niet waar!
de dode is uw zoon
en de levende is mijn zoon.
19. 1Koningen 3
23 Toen zeide de koning:
De ene zegt: Deze, de levende, is mijn zoon,
en de dode is uw zoon;
en de andere zegt: Niet waar!
de dode is uw zoon
en de levende is mijn zoon.
20. 1Koningen 3
24 Daarop zeide de koning:
Haalt mij een zwaard.
En zij brachten een zwaard bij de koning.
lett. het zwaard
21. 1Koningen 3
25 En de koning zeide:
Snijdt het levende kind in tweeen
en geeft de helft aan de ene
en de helft aan de andere.
22. 1Koningen 3
26 Toen sprak de vrouw,
van wie het levende kind was,
tot de koning,
omdat haar moederlijk gevoel
voor haar zoon was opgewekt (...)
lett. de levende zoon
of: die de levende zoon had
23. 1Koningen 3
26 Toen sprak de vrouw,
van wie het levende kind was,
tot de koning,
omdat haar moederlijk gevoel
voor haar zoon was opgewekt (...)
24. 1Koningen 3
26 (...) zij zeide dan:
Met uw verlof, mijn heer,
geeft haar het levende kind,
maar doodt het in geen geval.
Doch de andere zeide:
Het zal noch van mij noch van u zijn,
snijdt door.
m.a.w. zij had het kind
25. 1Koningen 3
26 (...) zij zeide dan:
Met uw verlof, mijn heer,
geeft haar het levende kind,
maar doodt het in geen geval.
Doch de andere zeide:
Het zal noch van mij noch van u zijn,
snijdt door.
26. 1Koningen 3
27 Toen antwoordde de koning en zeide:
Geeft haar het levende kind
en doodt het in geen geval:
zij is de moeder.
27. 1Koningen 3
27 Toen antwoordde de koning en zeide:
Geeft haar het levende kind
en doodt het in geen geval:
zij is de moeder.
28. 1Koningen 3
28 Toen geheel Israel het oordeel vernam,
dat de koning had uitgesproken,
werden zij met ontzag
voor de koning vervuld,
want zij merkten,
dat de wijsheid Gods in hem was
om recht te doen.
29. 1Koningen 3
28 Toen geheel Israel het oordeel vernam,
dat de koning had uitgesproken,
werden zij met ontzag
voor de koning vervuld,
want zij merkten,
dat de wijsheid Gods in hem was
om recht te doen.
d.w.z. Davids zoon...
30. Wij wonen in 辿辿n huis
en ik heb bij haar in
huis een zoon gebaard.
31. Op de derde nadat ik
gebaard had, kreeg zij
ook een zoon.
32. 's Nachts is haar zoon
gestorven, doordat ze
er op was gaan liggen.
33. Ze is opgestaan en heeft
mijn zoon weggenomen
en haar dode baby bij
mij gelegd terwijl ik sliep.
34. Toen ik 's morgens
opstond om mijn kind te
voeden, zag ik dat het
dood was.
35. Maar toen ik goed naar
hem keek, zag ik dat het
niet mijn zoon was.
36. Dat is niet waar. Ik heb het
kind niet gestolen. De
levende zoon is van mij.
41. de diepere zin...
Beide vrouwen in het ene huis beelden Isra谷l
uit (in hoererij, zonder man);
De ene liegt terwijl de ander de waarheid
spreekt. Zij heeft de levende zoon...
Wie de Zoon heeft, heeft het leven;
wie de Zoon van God niet heeft,
heeft het leven niet.
-1Johannes 5:12-
42. de diepere zin...
de beide zonen schelen drie dagen. De ene
zoon sterft, de zoon van "de derde dag" is de
levende!
43. de diepere zin...
de aanklaagster (= het ongelovig Isra谷l):
1. doodt in onwetendheid haar zoon
"... de Leidsman ten leven hebt gij gedood...
en nu broeders, ik weet dat gij in onkunde
gehandeld hebt..."
-Handelingen 3:15-17-
44. de diepere zin...
de aanklaagster (= het ongelovig Isra谷l):
2. beschuldigt haar huisgenoot de levende
zoon (van "de derde dag"!) te hebben
gestolen...
"... zijn discipelen zijn des nachts gekomen
en hebben hem gestolen terwijl wij sliepen"
-Matte端s 28:13-
45. de diepere zin...
de aanklaagster (= het ongelovig Isra谷l):
3. herkende haar dode zoon niet
"En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en
tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat
de profeten gesproken hebben! Moest de
Christus dit niet lijden om in zijn heerlijkheid in
te gaan? "
-Lucas 24:25-27-
46. de diepere zin...
de aanklaagster (= het ongelovig Isra谷l):
3. herkende haar dode zoon niet
"En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en
tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat
de profeten gesproken hebben! Moest de
Christus dit niet lijden om in zijn heerlijkheid in
te gaan? "
-Lucas 24:25-27-
47. de diepere zin...
het zwaard:
brengt de waarheid aan het licht;
wijst de levende Zoon aan;
onthult de wijsheid Gods...
in de Zoon van David, de Vredevorst!
Want het woord Gods is levend en krachtig
en scherper dan enig tweesnijdend zwaard
en het dringt door, zo diep,
dat het vaneenscheidt ziel en geest (...)
en het schift overleggingen
en gedachten des harten...
-Hebree谷n 4:12-
48. de diepere zin...
gelijkenis met andere tweetallen:
twee duiven in Lev.13,14:
de eerste wordt geslacht en de tweede in het
bloed van de eerste gedoopt en vrijgelaten;
twee bokken in Leviticus 16:
de eerste bok wordt geslacht en de tweede
bok die de zonde wegdraagt, wordt vrijgelaten.
50. In Gods grote wijsheid
staat de Zoon centraal.
Hij die ooit gedood werd
kreeg de zegepraal.
Opgestaan uit de doden
op de derde dag.
Hem zij alle glorie
voor wat Leven vermag!
1 2 3
2x
51. Ieder zal het weten
Wijsheid is Gods werk.
Davids Zoon ten teken
als zijn handelsmerk.
't Woord van God tweesnijdend
scherp, ja als een zwaard
waar en vals onthullend
't leven openbaart!
1 2 3
2x
52. Christus, Zoon van David,
Vredevorst is zijn naam.
Heerst in recht en in wijsheid
is daartoe bekwaam.
Op de troon te Sion
brengt Hij wereldwijd,
overvloed en zegen
vrede, wijd en zijd.
1 2 3
2x