The Lexington office hosted a basketball contest during March Madness. The Managing Directors of the Louisville and Owensboro offices got drenched for reaching their staffs' 1st quarter wellness goals. Associates from Owensboro and Hartford participated in a Color Blast 5K to support disability awareness while the Columbus office held a lunchtime yoga session and Lexington had chair racing winners from a vitality kickoff week. The company also accepted its 7th Best Places to Work in Kentucky award since 2008.
Entosis is an interesting cell mechanism in which actually one cell can eat other cell and this can be helpful to combat the cancer. Future scopes are wide and lot more can be revealed in this.
Determinants of dyspnea and its predictive value for adverse outcomes in the ...Chiel Hex
Ìý
Determinants of dyspnea and its predictive value for adverse outcomes in the cohort of very old adults.
Determinanten van dyspnea en de predicatieve waarde ervan bij ouderen.
Determinants of dyspnea and its predictive value for adverse outcomes in the ...Chiel Hex
Ìý
Determinants of dyspnea and its predictive value for adverse outcomes in the cohort of very old adults.
Determinanten van dyspnea en de predicatieve waarde ervan bij ouderen.
Hypertensiebeleid bij de oudste ouderen: observationeel onderzoek en een enquête
1. Hypertensiebeleid bij de
oudste ouderen:
observationeel onderzoek
en een enquête
INDESTEGE Paulien
SERNEELS Tinne
VANTHOURENHOUT Sanne
WILMSEN Jens
Promotor: Dr. VAES B.
Co-promotor: Prof. Dr. DEGRYSE JM
5. Woonzorgcentra (WZC) in België
5
• Gemiddelde rusthuisbewoner: 84 à 85 jaar
• Gemiddeld 2 jaar in een WZC
• Juli 2009: 128 434 ROB – en RVT woongelegenheden
• 2050: + 76 592 extra woongelegenheden (+60%)
 Multimorbiditeit en polyfarmacie
Bron: Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. Sectorstudie
rusthuizen, http://economie.fgov.be
6. Hypertensie
6
• Op middelbare leeftijd:
o Cardiovasculair risico ↑
o Nierfunctie ↓
o Schade cognitieve functies
o Schade fysieke functies
• Op hoge leeftijd (80+):
o Hoge prevalentie
o Gelden dezelfde bevindingen als op middelbare leeftijd?
o Probleem:
• Studies: in- en exclusiecriteria
7. Wat nu…
7
• Met kwetsbare 80 plussers &
o Nierinsufficiëntie?
o Hartfalen?
o Hoog valrisico?
o Gestoorde cognitie?
o …
8. Leiden 85-Plus Study
8
Bron: Van Bemmel T, Woittiez K, Blauw GJ, et al. Prospective study of the effect of blood
pressure on renal function in old age: the Leiden 85-Plus Study. J Am Soc Nephrol. 2006
Sep;17(9):2561-6.
9
9. 9
Bron: Euser, S. M., Van Bemmel, T., Schram, M. T., Gussekloo, J., Hofman, A., Westendorp, R. G.
J. and Breteler, M. M. B. (2009), The Effect of Age on the Association Between Blood Pressure and
Cognitive Function Later in Life. Journal of the American Geriatrics Society, 57: 1232–1237
10. 10
Bron: Van Bemmel T, Gussekloo J, Westendorp RGJ et al. In a population-based
prospective study, no association between high blood pressure and mortality after age 85
years. J Hypertens2006;287-292
12. 1ste onderzoeksvraag
Wat is de algemene gezondheidstoestand en het
functioneringsprofiel van kwetsbare tachtigplussers?
12
13. 2de onderzoeksvraag
Zijn er verschillen in behandelingsintenties tussen
studenten prespecialisatie huisartsgeneeskunde, hun
stage- of praktijkopleiders en de behandelende
huisartsen?
13
19. Enquête
19
33 patiënten
3 patiënten
"cognitie"
Casus A
MMSE 30
Casus B
MMSE 20
Casus C
MMSE 9
3 patiënten
"multimorbiditeit"
Casus D
CCI 4
Casus E
CCI 7
Casus F
CCI 9
3 patiënten
"valrisico"
casus G
Tinetti 28
Casus H
Tinetti 21
Casus I
Tinetti 12
20. 20
• Volgende gegevens werden meegedeeld:
o Inleidende tekst
o Geslacht, leeftijd, BMI, rookstatus, SF/ROB/RVT
o Medische voorgeschiedenis
o Gemeten bloeddrukwaarden
o Nierfunctie
o Medicatie
o Wandelsnelheid
o Handknijpkracht
o Katz-schaal
o MMSE
o Tinetti test
o GDS
21. 21
• Vraagstelling na elke casus:
o Zou u de antihypertensieve medicatie bij deze patiënt
afbouwen, opbouwen of niet veranderen?
• Afbouwen: dosis verlagen of medicatie stop
• Opbouwen: dosis verhogen of start nieuw geneesmiddel
o Welke systolische target bloeddruk wil u nastreven?
• <120 mmHg
• 120 – 140 mmHg
• 140 – 160 mmHg
• > 160 mmHg
36. Enkele opmerkingen
Sterke punten
• Zwakke pt. werden
geïncludeerd
• Vergelijking studenten,
stage- of praktijkopleiders
en behandelende
huisartsen
Zwakke punten
• Lage respons kan
resultaten vertekenen
• Heterogene
studiepopulatie
36
38. Kernboodschappen
• Grote verscheidenheid in graad van kwetsbaarheid bij 80-
plussers in WZC en serviceflats
• Belang van gepersonaliseerd beleid
• Nood aan grootschalige interventiestudies
38
40. • Promotor: Dr. Vaes B
• Co-promotor: Prof. Dr. Degryse JM
• Onze eigen stageleiders
• Mede-studenten en hun stage- of praktijkopleiders
40
44. 1. Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. Sectorstudie rusthuizen,
http://economie.fgov.be
2. Sabayan B, Oleksis AM, Maier AB, et al. High blood pressure and resilience to physical and cognitive
decline in the oldest old: the Leiden 85-Plus study. J Am Geriatr Soc2012;60(11):2014-2019.
3. Vaes B, Pasquet A, Wallemacq P et al. The BELFRAIL (BFC80+) study : a population-based
prospective cohort study of the very elderly in Belgium. BMC Geriatr 2010 Jun 17;10:39.
4. Bulpitt CJ, Fletcher AE, Amery A et al. The hypertension in the very elderly (HYVET). Rationale,
methodology and comparison with previous trials. Drugs Aging 1994 Sep;5(3):171-83.
5. Obisesan TO. Hypertension and cognitive function. Clin Geriatr Med. 2009 May;25(2):259-88.
6. Van Bemmel T, Woittiez K, Blauw GJ, et al. Prospective study of the effect of blood pressure on renal
function in old age: the Leiden 85-Plus Study. J Am Soc Nephrol. 2006 Sep;17(9):2561-6.
7. Euser, S. M., Van Bemmel, T., Schram, M. T., Gussekloo, J., Hofman, A., Westendorp, R. G. J. and
Breteler, M. M. B. (2009), The Effect of Age on the Association Between Blood Pressure and
Cognitive Function Later in Life. Journal of the American Geriatrics Society, 57: 1232–1237.
8. Van Bemmel T, Gussekloo J, Westendorp RGJ et al. In a population-based prospective study, no
association between high blood pressure and mortality after age 85 years. J Hypertens2006;287-292.
9. Sabayan B, Van Vliet T, de Ruijter W et al. High blood pressure, physical and cognitive function and
risk of stroke in the oldest old: the Leiden 85-plus study. Stroke. V2013;44:15-20.
44
45. 10. Van Bemmel T, Holman ER, Gussekloo J et al. Low blood pressure in the very old, a consequence of
imminent heart failure: the Leiden 85plus study. Journal of Human Hypertension. 2009:23;27-32.
11. Odden MC, Peralta CA, Haan MN, Covinsky KE. Rethinking the association of high blood pressure
with mortality in elderly adults: the impact of frailty. Arch Intern Med2012;172(15):1162–1168.
12. Fried FP, Tangen CM, Walston J et al. Frailty in older adults: evidence for a phenotype. Journal of
Gerontology 2001, Vol 56A No 3.
13. Sundararajan V, Henderson T, Perry C et al. New ICD-10 version of the Charlson Comorbidity Index
predicted in-hospital mortality. Journal of Clinical Epidemiology 2004(57):1288-1294.
14. http://www.riziv.fgov.be/nl/professionals/individuelezorgverleners/verpleegkundigen/verzorging/Pagina
s/evaluatieschaal-katz.aspx#.VXbwCNLtmko
15. de Craen AJ, Heeren TJ, Gussekloo J. Accuracy of the 15-item geriatric depression scale (GDS-15)
in a community sample of the oldest old. Int J Geriatr Psychiatry 2003;18:63-66.
16. Tombaugh JA, McIntyre NJ. The mini-mental state examination: a comprehensive review. J Am
Geriatr Soc 1992;40:922-935.
17. Muñoz-Mendoza CL, Cabañero-MartÃnez MJ, Millán-Calenti JC et al. Reliability of 4-m and 6-m
walking speed tests in elderly people with cognitive impairment. Gerontology and Geriatrics 2011(52)
e67-e70.
18. Tinetti ME. Performance-oriented assessment of mobility in elderly patients. J Am Geriatr Soc 1993,
34;1:119-126.
19. Mermans E. De behandelingsintenties van huisartsen bij 80 plussers met hypertensie [dissertation].
Leuven: K.U. Leuven; 2014.
45
Editor's Notes
#2: Welkom iedereen, bij deze stellen wij (Paulien, Tinne, Sanne en Jens) graag ons seminariewerk voor dat gaat over waar we het hypertensiebeleid van huisartsen bij 80 plussers zijn nagegaan. Hiervoor hebben we eerst een observationeel onderzoek uitgevoerd bij 80 plussers wonende in een WZC of serviceflat en daarna een enquête uitgevoerd bij onze mede-studenten (prespecialisatie huisartsgeneeskunde) en hun stage- of praktijkopleiders.
#4: Onze bevolking in 2001 telde 375.229 tachtigplussers (mannen en vrouwen).
#5: In 2013 telde de bevolking 586.840 tachtigplussers!!!!! Dat is een toename van 56%.
Als we kijken naar deze trend en de verwachtingen zal dit aantal alleen maar toenemen.
We hebben dus echt een toename van de vergrijzing van de bevolking!!!
#6: ÌýMultimorbiditeit en polyfarmacie zijn een grote uitdaging
#7: En studies gewoon uitleggen dus zo:
Probleem is dat er bij de oudere bevolking wel studies omtrent complicaties van/beleid van hypertensie bestaan, maar dat het voornamelijk gaat over studies waarin men patiënten van < 80 jaar includeert of patiënten van > 80 waarbij men de fraile patiënten (hoog valrisico/lage MMSE/hartfalen etc) excludeert…. Dus wat nu met … (zie volgende dia)
#8: Gelden dezelfde bevindingen als op middelbare leeftijd? Bestaan er studies wel uitgevoerd op deze bevolkingsgroep?
#9: Verklaring figuur: Figure 3Ìýpresents the annual decline of creatinine clearance in survivors up to 90 yr according to the change of BP from age 85 up to 90. Those with a decline in SBP had an accelerated decline of creatinine clearance—from age 85 up to 90—compared with those with a stable SBP (1.54 [SE 0.09]ÌýversusÌý0.98 ml/min per yr [SE 0.09];ÌýPÌý< 0.001). Those with a decline in DBP had an accelerated decline of creatinine clearance—from age 85 up to 90—compared with those with a stable DBP also (1.54 [SE 0.10]ÌýversusÌý1.07 ml/min per yr [SE 0.08];ÌýPÌý< 0.001). There were no associations between the presence of chronic disease, cardiovascular disease, history of hypertension, or use of antihypertensive medication at baseline and a declineÌýversusÌýan increase in SBP or DBP between 85 and 90 yr (data not shown).
#10: Uitleg figuur: Figure 1 shows the effect of age on the association between baseline BP and cognitive function later in life. Individuals younger than 65 showed in general little decline in cognitive function over the 11-year follow-up period, and neither baseline SBP nor DBP was related to cognitive function 11 years later. In individuals aged 65 to 74, higher SBP and DBP at baseline were related to worse cognitive function 11 years later. With older baseline age, the effect of BP
on cognitive function seemed to invert; in individuals aged 75 and older, higher SBP and DBP at baseline were related to better cognitive function 11 years later, although in the Rotterdam Study, the number of people in this age group was small, and consequently results were not significant for the majority of tests. This effect was even stronger in the highest age group (aged 85, subjects from the Leiden 85-plus Study), with higher SBP and DBP related to better cognitive function 5 years later. The shift from risk to benefit of high BP from age 65 to 85 was observed for all neuropsychological tests (Figure 1).
#11: Figure 1 presents the cumulative mortality depending on categories of systolic and diastolic blood pressure at baseline. A significant gradual inverse relation appeared between all-cause mortality and systolic blood pressure. Participants (n ¼ 129) with a diastolic blood pressure at baseline below 70 mmHg had a higher all-cause mortality compared to those in the other two categories of diastolic blood pressure.
Goeie figuren wel!!
Hier moeten we dus ook als een soort besluit zeggen dat er een aantal studies zijn die een omgekeerde relatie aantonen bij de alleroudsten ivm de groep met hypertensie op middelbare leeftijd. Ook dat het niet alleen gaat om leeftijd. En we moeten hier sowiso ook zeggen dat we ons op basis van deze studies dus de vraag kunnen stellen of er bij deze populatie geen grond bestaat voor de afbouw van antihypertensiva.
#13: Het eerste luik probeerde we een idee te krijgen van wat het algemeen beeld en het functioneren is van deze kwetsbare tachtigplussers, die in een woonzorgcentrum of serviceflat verblijven en die behandeld worden met antihypertensiva. Door observationeel onderzoek.
#14: Onze tweede onderzoeksvraag was na te gaan of er een verschil is in behandelingsintentie tussen jonge netafgestudeerde artsen (wij dus) en onze ervaren stage- of praktijkopleiders. Deze antwoorden zijn we dan ook gaan vergelijken met de behandelingsintenteis van de behandelende huisartsen nadat ze alle informatie kregen van de functioneringstesten die werden uitgevoerd. Door middel v/e enquête
#21: Nierfunctie: laatste meest recente
Wandelsnelheid en handknijpkracht: in vgl. met de algemene Belgische populatie van ouderen (uit BELFRAIL studie)
#23: Van antwoorden zou ik gewoon weglaten.
Ook vermelden dat de enquête via mail naar het KU Leuven webadres werd verstuurd van alle 147 studenten prespecialisatie huisartsgeneeskunde + via FB. Gevraagd stage-of PO te contacteren en over te halen tot invullen enquête. 8 mails gedurende periode van 1 maand. Of zouden jullie hier een nieuwe dia van maken/dit gewoon niet vermelden?
#26: Ongeveer 1/3 van de tachtigplussers had een gemiddelde systolische bloeddruk van meer dan 140 mmHg (33.3%).
Een gemiddelde diastolische bloeddruk tussen 70 en 90 mmHg werd gezien bij 72.7% van de onderzochte ouderen.
Iets meer dan de helft van de patiënten (54.6%) had geen nierinsufficiëntie (eGFR >60 ml/min x 1,73m²).
Een score van minder dan of gelijk aan 24 op de MMSE kwam voor bij 19 tachtigplussers (57.6%).
Op de Tinetti test behaalden 13 patiënten (39.4%) een score van minder dan of gelijk aan 18
#28:
Bij de patiënt met een normale cognitie (casus A) wijzigde de meerderheid van de studenten (76.7%) het beleid niet. De meerderheid van stage- of praktijkopleiders opteerde ervoor een antihypertensivum af te bouwen of zelfs te stoppen. Het grootste deel van zowel studenten als opleiders streefde een systolische bloeddruk tussen 140 en 160 mmHg na. Een gelijkaardige trend werd gezien bij stage- of praktijkopleiders wat betreft het hypertensiebeleid bij de patiënt met een matig gestoorde cognitie (casus B). Ook de studenten waren hier eerder geneigd een antihypertensivum af te bouwen of te stoppen. Een systolische bloeddruk van minstens 140 mmHg werd echter bij een beduidend kleiner deel van zowel studenten als stageleiders nagestreefd in vergelijking met casus A. Bij de ernstig cognitief gestoorde patiënt (patiënt C) wensten 93.8% van de opleiders het beleid niet te wijzigen. De meerderheid van studenten en stage- of praktijkopleiders streefde een systolische bloeddruk van meer dan 140 mmHg na.
#29: Bij de patiënt met een lage multimorbiditeitsindex (patiënt D) werd een gelijkaardige trend gezien zowel bij studenten als bij stage- of praktijkopleiders, met voorkeur tot stoppen van medicatie. Echter bij de patiënt met een matige multimorbiditeitsindex (patiënt E) stelden zowel de studenten als stage- of praktijkopleiders zich strenger op: een overgrote meerderheid wenste niets te wijzigen aan het beleid. Slechts een klein deel streefde een systolische bloeddruk tussen 140 en 160 mmHg na. Bij de patiënt met een hoge multimorbiditeitsindex (patiënt F) was het hypertensiebeleid van de studenten vergelijkbaar met casus E. De meerderheid streefde een systolische bloeddruk tussen 120 en 140 mmHg na. De stage- of praktijkopleiders waren minder streng: 56.3% van de opleiders streefde een systolische bloeddruk van minstens 140 mmHg na.
#30: Bij de patiënt met een laag valrisico (casus G) werd een gelijkaardige trend gezien bij studenten en stage- of praktijkopleiders. De meerderheid wenste niets te wijzigen aan het hypertensiebeleid en streefde een bloeddruk tussen 120 en 140 mmHg na. Bij de patiënt met een matig valrisico (casus H) werd hetzelfde hypertensiebeleid gezien: 93% van de studenten en 81.3% van de stage- of praktijkopleiders wensten het beleid niet te wijzigen. De overgrote meerderheid van de respondenten wenste een systolische bloeddruk tussen 120 en 140 mmHg na te streven. Tot slot werd er bij de patiënt met een hoog valrisico (casus I) een streng beleid gezien bij de studenten. De meerderheid van hen opteerde ervoor de dosis op te drijven of een nieuw geneesmiddel op te starten. De stage- of praktijkopleiders waren meer matigend in het hypertensiebeleid: de meerderheid opteerde om niets te wijzigen aan het beleid. Ongeveer de helft van alle respondenten streefde een systolische bloeddruk tussen 120 en 140 mmHg na. De andere helft streefde een systolische bloeddruk tussen 140 en 160 mmHg na.
#33:
Stage- of praktijkopleiders meer matigend zijn in hun beleid dan de studenten. Hiermee wordt bedoeld: meer geneigd om antihypertensiva af te bouwen. Dit in tegenstelling tot de studenten die eerder niets wensen te wijzigen aan het hypertensiebeleid.
#34: Dit is gekopieerd uit tekst: Een tweede verschil dat opvalt, is dat er bij de patiënt met een hoog valrisico (casus I) eerder een streng hypertensiebeleid wordt nagestreefd. Deze trend wordt gezien bij studenten en stage- of praktijkopleiders. De behandelende artsen kiezen eveneens voor een matigend hypertensiebeleid: afbouwen/stoppen of niets wijzigen aan het beleid. Dat deel v/d behandelende artsen klopt niet in onze tekst :s Dat staat daar niet op zijn plaats precies want het lijkt of het terugslaat op casus I. Maar t gaat over alle casussen.
#39: Misschien gewoon zetten: nood aan grootschalige interventiestudies en dan gewoon uitleggen waarom zonder tekst op dia te zetten.
#41: Ik zou deze dia weglaten.. Gewoon mondeling vertellen bij vorige dia.