際際滷

際際滷Share a Scribd company logo
Osteoporose bij 80-plussers

  Harald Verhaar, internist-geriater
           UMC Utrecht
Vraag
≒ Is het 端berhaupt nog wel zinvol om een
   anti-osteoporose medicament voor te
   schrijven aan een 80-plusser (die frequent
   valt)?
≒ Weegt het vallen niet zwaarder dan het
   versterken van het bot met medicatie?
Can fall risk be incorporated into fracture risk assessment
      algorithms: a study of responsiveness to clodronate?
                 Kayan E., McCloskey K. et al. Osteoporos Int. 2009


-    The debate about the efficacy of skeletal therapies on fracture risk in
     women at increased risk of falling continues

-    We determined whether fall risk impeded the efficacy of clodronate to
     reduce osteoporotic fracture incidence

-    Methods: a post-hoc analysis of a 3-year placebo-controlled study of
     clodronate involving 5.212 women aged > 75. At entry, self-reported
     multiple falls in the previous month were documented

-    Results: clodronate reduced osteoporotic fracture incidence by 24% (HR)
     0.76, 95% CI 0.630.93). The efficacy was similar in women with recent
     multiple falls compared to those without (HR 0.61 vs. 0.77): next slide

-    Conclusion: fall risk does not significantly impact on the anti-fracture
     efficacy of clodronate. If confirmed with other agents, fall risk may be
     incorporated into risk assessment tools designed to target skeletal therapies
Impact clodronate on incidence of fractures in women with(out) a recent history of multiple
falls or impaired mobility. Horzontal line is overall efficacy for clodonate on fractures
≒ Wat is het risico op een nieuwe fractuur op
   SEH binnen 2 jaar na een eerste klinische
   fractuur voor een 80-jarige?

≒ Hoe vaak zijn daarbij ook multipele
   valrisicofactoren aanwezig?
Risico op nieuwe fractuur op SEH binnen 2 jaar na eerste fractuur
             Bij 15% geen valrisicofactoren aanwezig, 1 valrisicofactor bij 27%,
                            2 of meer valrisicofactoren bij 58%




                                                       Van Helden S, Geusens P. Osteoporosis Int. 2006; 17: 348-354
Lee#ijd,	
 BMD	
 en	
 risico	
 op	
 een	
 heupfractuur	
 
                              Rela9ef	
 risico:	
 x2	
 per	
 10	
 jaar	
 toename	
 

                                       Leeftijd (jaren)
10 jaars fractuurrisico (%)



                                 20
                                      80


                                      70


                                 10
                                      60


                                      50

                                  0
                                         -3        -2         -1        0         1

                                                          T-score                     Kanis et al, Bone, 2002
Casus	
 
≒ Een 66-jarige vrouw komt op uw spreekuur met lage
   rugpijnklachten (acuut begonnen). Bij nader onderzoek wordt
   een fractuur van L1 (op X-LWK) gevonden. Er is geen
   valincident aan voorafgegaan
≒ Bij navraag wel 3x gevallen in afgelopen 12 maanden en een
   polsfractuur op 54-jarige leeftijd
≒ Er wordt ook een DEXA aangevraagd: FN T-score: -3.3
Fracture	
 Calcula9on	
 Tool	
 (FRAX)	
 
   	
 hGp://www.shef.ac.uk/FRAX/
Fracture	
 Risk	
 Calculator	
 van	
 Garvan	
 
                     hGp://www.garvan.org.au/bone-足fracture-足risk/	
 
Dubbo	
 Osteoporosis	
 Epidemiology	
 Study:	
 n=2500	
 men	
 and	
 women	
 >	
 60	
 started	
 in	
 1989
Osteoporose bij 80-plussers
Tot op welke leeftijd zijn de verschillende
anti-osteoporose medicamenten
onderzocht m.b.t. fractuurreductie?
Literatuuroverzicht heupfractuurreductie
      Studies: prospectief, gerandomiseerd, dubbelblind, fractuur eindpunt
                             (na = niet aangetoond)
BOTAFBRAAK REMMERS                           Leeftijd   Aantal pati谷nten   RR over 1-3j
                  Alendronaat
                     FIT 1                    55-81           2027             51%
                      FIT2                    54-81           4432           56% (4j)


                   Raloxifen
                     MORE                     31-80           7705              na

                  Ibandronaat
                     BONE                     55-80           2946              na


                  Risedronaat
                      HIP                     70-79           5445             40%
                                              80-85           3886              NS
                  Zoledronaat
                   HORIZON                    65-89           3886             41%

            Denosumab (Freedom)
                                              60-90           7868             40%



                 ANABOLICA

       Fracture Prevention Trial (PTH1-34)     55-80          1637              na
              TOP trial (PTH 1-84)             45-94          2532              na



             DUBBELE WERKING
               Strontiumranelaat
                   TROPOS                     74-100          1977            36%*
                                                                                          *posthoc
Hip Intervention Program
                 Primair eindpunt: heupfractuurincidentie
                      McClung, Geusens Piet et al, NEJM 2001
l 9497 postmenopauzale vrouwen; placebo of risedronaat (2.5 mg/
    dag, 5 mg/dag) voor 3 jaar; bij inclusie 2 groepen: lage BMD
    (groep 1) of valrisicofactoren (groep 2)

l 1000 mg Ca en tot 500 IE vit. D/ dag indien 25(OH)D3 < 40 nmol/l


           Groep 1                                 Groep 2
        Lage Botmassa                     Klinische Risicofactoren

         70-79 jaar oud                       > 80 jaar oud
    Femurhals T-Score < - 4                geen BMD vereiste
               of                         en > 1 Risicofactoren
    Femurhals T-Score < - 3                         of
     plus >1 Risicofactoren              Femurhals T-Score < - 4
Heupfractuurreductie in hele studiepopulatie
                                                      (Groep 1 en 2)
                                           Controle     Risedronaat 5 mg
                               5

                               4
                                                                                      30%
              pati谷nten (% )




                                                                                     p=0,02
                               3

                               2

                               1

                               0
                                   0   6      12        18      24         30   36
                                                      Maanden
232 pati谷nten met een heupfractuur
Risedronaat en heupfractuurincidentie (-40%)
    bij osteoporotische vrouwen (groep 1)
               McClung et al, NEJM 2001
Risedronaat en heupfractuurincidentie bij vrouwen (80+) met
                                                   alleen valrisicofactoren

                                           6
          Patients with Hip Fracture (%)



                                           5                                                                      -8%
                                                      Control                                                      NS
                                           4


                                           3


                                           2

                                                            Risedronate
                                           1


                                           0
                                               0       12           24                              36
                                                            Month


  131	
 pa9谷nten	
 met	
 heupfractuur	
 


                                                                         McClung	
 M,	
 Geusens	
 P.	
 et	
 al,	
 NEJM,	
 2001,	
 333
Heupfractuurreductie in groep boven de 80 jaar (groep 2)
   (voornamelijk geincludeerd o.b.v. valrisicofactoren; slechts 16% o.b.v. lage BMD)


                                       Control     RIS

        12                                               25%
                                                   CI=(-31,57%)
        10
                                                    p=0.14
                            8%
% incidence




              8      CI=(-35,36%)
                                                                              8%
              6
                        p=ns                                            CI=(-80,35%)
                                                                          p=0.75
              4
                  43/1313    78/2573      21/316    31/625           22/997    47/1948
              2

              0
                      Group 2                Low BMD                   Risk Factors
Klinische risicofactoren: voornamelijk
         valgerelateerd bij inclusie (Groep 2)
    Het hebben van minimaal 1 risicofactor was genoeg voor inclusie in de studie!



Klinische risicofactoren:                                     84%
     moeilijkheden met staan
   l                                                        34%
     onzekere
   l          gang                                          31%
     trauma
   l        na val in de afgelopen 12 maanden               22%
     heupfractuur
   l              moeder                                    13%
     eerder
   l        doorgemaakte heupfractuur                       11%
   lroken                                                   27%


Femurhals BMD < - 4:                                          16%
Limitations HIP-study
≒ The individual risk factors were not
   recorded in sufficient detail
≒ Loss to follow-up was quite substantial
   (complete data only available in 58% of
   the participants)
≒ Those lost to follow-up had a higher
   prevalence of risk factors for fracture incl.
   being older, lighter and smoking more
Fracture reduction by risedronate in elderly > 80 years
                          Boonen	
 S	
 et	
 al,	
 JAGS,	
 2004	
 



   ≒ Risk for vertebral fractures:
          After 1 yr: -81%*
                              *p<0.01	
 
          After 3 yr: -44%*


   ≒ Risk for non-vertebral fractures:
        - < 80 years: -21%*
                                                                    *p<0.01	
 
        - > 80 years: -14%
Pooled analysis of data from 3RCTs: Hip Intervention Program (HIP), Vertebral Efficacy with Risedronate
Therapy-Multinational (VERT-MN), and VERT-North America (NA): Placebo (n=688) or risedronate 5 mg/d
(n=704) for up to 3 years
Geen reductie non-vertebrale
     fracturen met risedronaat
- It is possible that the reduced effect of treatment on non-vertebral fractures in
pat > 80 may reflect the increasing influence of nonskeletal risk factors for
these types of fractures, such as falling, with increasing age

- In the current study, the frequency of comorbidities, including conditions
likely to increase patients' risk of falling, was significantly higher in pat > 80

- Although falls in this age group were not assessed, it is likely that pat > 80
were at greater risk of falling because of their higher prevalence of
comorbidities

- It is also possible that this increase in fall risk may have offset the benefit of
antiresorptive intervention on skeletal strength

- Inadequate statistical power is likely to have contributed to the failure to
demonstrate a significant effect. Under the assumption that the treatment effect
in women > 80 would be similar to that in women younger than 80 (a 21%
reduction in nonvertebral fracture risk), this trial had only 30% power to show
an effect in these oldest patients
Alendronaat en heupfractuur tussen 55 en 81 jaar
                 Black et al, Lancet 1996
Fractuurpreventie met alendronaat volgens leeftijd

        Heup:	
 RR:	
 00.47
          Hip RR: .47	
                         Clinical spine RR:RR:	
 0.55	
 
                                                 Klinische	
 wervel:	
  0.55




       Pols:	
 RR:	
 0.69	
 
      Wrist RR: 0.69                                Alle:	
 RR:	
 00.60
                                                     All RR: .60	
 




                                  Hochberg	
 M,	
 Geusens	
 P,	
 et	
 al,	
 JBMR,	
 2005,	
 971
Strontiumranelaat en heupfractuurrisico bij pati谷nten
   (> 74 jaar en T-score < -3; n=1977, 40% TROPOS)
          Patients (%)                                                                          N = 1977
           12


            10

                                                                                     placebo
             8                                           RR: - 36%

             6
                                                                                            *
             4
                                                                                 Strontium
                                                                                   ranelaat
             2


             0                                                                                       Months
                 0           6       12       18         24           30          36            42
                          ITT, over 3 jaar: RR = 0.64 95% CI [0.412;0.997] * P= 0.046


Kaplan-Meier, Cox Model                            Rizzoli R. et al, Osteoporosis Int 2004; 15 (Suppl. 1):OC39
Niet-足wervel	
 fractuureduc0e	
 bij	
 pa0谷nten	
 	
 
                          tussen	
 80	
 en	
 100	
 jaar	
 oud	
 
                         (n=1488,	
 SOTI	
 en	
 TROPOS	
 gepooled)

     Ten gunste van strontiumranelaat

             RR                         Na 1 jaar    NNT=36
             - 41%                              Alle niet-wervel fracturen          P=0.027


                                        Na 3 jaar     NNT=18
             - 31%                              Alle niet-wervel fracturen          P=0.011


                                        Na 5 jaar     NNT=25
             - 26%                              Alle niet-wervel fracturen          P=0.019



                     0          0.5         1          1.5

t.o.v. placebo                                               Seeman E et al. Osteoporos Int. 2006;18:1-13 (OC39).
Denosumab:	
 baseline	
 Characteris0cs	
 of	
 the	
 Subjects	
 




                                                Cummings SR et al. N Engl J Med 2009;361:756-765
Reduction of hip fracture risk is age-dependent
                             The FREEDOM Trial  post-hoc analyses by age
      In the FREEDOM study the risk of vertebral fracture was reduced in the overall study population by 68%
                        (p<0.001) and the risk of hip fracture reduced by 40% (p =0.04)

General Incidence                             Vertebral fracture                           Hip fracture                                     Placebo       Denosumab

                            Vertebral Fractures                                                                         Hip Fractures

                                                                                                                                                      400




                                                                                                                                                              General population Incidence
                                                                                                                                                               per 10,000 women per year
                                                                                                                                                      300




                                                                                                                                                      200




                                                                                                                                                      100




                                                                                                                                                      0



Adapted from Rizzoli R. et al. Osteoporosis Intl Supl 2010  abstract P841; Adapted from Sambrook P & Cooper C. Lancet 2006;367:2010-2018
Boonen S et al J Clin Endocrinol Metab. 2011 Jun;96(6):1727-36
Incidentie tweede heupfractuur?

De cumulatieve incidentie van een
tweede heupfractuur is:
 5% in het eerste jaar na de eerste
   heupfractuur
 8% in het tweede jaar na de eerste
   heupfractuur
Lonnroos et al. Osteoporos Int 2007
Afname mortaliteit met zoledronaat
 na heupfractuur (Lyles et al., N Engl J Med 2007;357)
Conclusies over effectiviteit bij ouderen

≒ Risedronaat geen duidelijk effect op heupfracturen en non-
   vertebrale fracturen boven de 80 jaar aangetoond
≒ Alendronaat heeft een effect op fractuurreductie (non)-vert./
   heup) aangetoond tot 85 jaar
≒ Zoledronaat heeft een effect op fractuurreductie (non)vert./
   heup) aangetoond tot 94 jaar
≒ Denosumab heeft alleen een effect op heupfractuurreductie
   boven de 75 jaar (niet bij <75 jaar). Tot 90 jaar effectief mbt
   (non)vertebrale #
≒ Strontiumranelaat heeft bij 74-plussers met een BMD < -3
   heupfractuurreductie aangetoond, en van (non)-vertebrale #
   tot 100 jaar
≒ Fractuurreductie-effecten anti-osteoporose middelen lijken niet
   negatief te worden be誰nvloed door frequente valincidenten en
   kunnen dus ook bij die groep worden ingezet

More Related Content

Osteoporose bij 80-plussers

  • 1. Osteoporose bij 80-plussers Harald Verhaar, internist-geriater UMC Utrecht
  • 2. Vraag ≒ Is het 端berhaupt nog wel zinvol om een anti-osteoporose medicament voor te schrijven aan een 80-plusser (die frequent valt)? ≒ Weegt het vallen niet zwaarder dan het versterken van het bot met medicatie?
  • 3. Can fall risk be incorporated into fracture risk assessment algorithms: a study of responsiveness to clodronate? Kayan E., McCloskey K. et al. Osteoporos Int. 2009 - The debate about the efficacy of skeletal therapies on fracture risk in women at increased risk of falling continues - We determined whether fall risk impeded the efficacy of clodronate to reduce osteoporotic fracture incidence - Methods: a post-hoc analysis of a 3-year placebo-controlled study of clodronate involving 5.212 women aged > 75. At entry, self-reported multiple falls in the previous month were documented - Results: clodronate reduced osteoporotic fracture incidence by 24% (HR) 0.76, 95% CI 0.630.93). The efficacy was similar in women with recent multiple falls compared to those without (HR 0.61 vs. 0.77): next slide - Conclusion: fall risk does not significantly impact on the anti-fracture efficacy of clodronate. If confirmed with other agents, fall risk may be incorporated into risk assessment tools designed to target skeletal therapies
  • 4. Impact clodronate on incidence of fractures in women with(out) a recent history of multiple falls or impaired mobility. Horzontal line is overall efficacy for clodonate on fractures
  • 5. ≒ Wat is het risico op een nieuwe fractuur op SEH binnen 2 jaar na een eerste klinische fractuur voor een 80-jarige? ≒ Hoe vaak zijn daarbij ook multipele valrisicofactoren aanwezig?
  • 6. Risico op nieuwe fractuur op SEH binnen 2 jaar na eerste fractuur Bij 15% geen valrisicofactoren aanwezig, 1 valrisicofactor bij 27%, 2 of meer valrisicofactoren bij 58% Van Helden S, Geusens P. Osteoporosis Int. 2006; 17: 348-354
  • 7. Lee#ijd, BMD en risico op een heupfractuur Rela9ef risico: x2 per 10 jaar toename Leeftijd (jaren) 10 jaars fractuurrisico (%) 20 80 70 10 60 50 0 -3 -2 -1 0 1 T-score Kanis et al, Bone, 2002
  • 8. Casus ≒ Een 66-jarige vrouw komt op uw spreekuur met lage rugpijnklachten (acuut begonnen). Bij nader onderzoek wordt een fractuur van L1 (op X-LWK) gevonden. Er is geen valincident aan voorafgegaan ≒ Bij navraag wel 3x gevallen in afgelopen 12 maanden en een polsfractuur op 54-jarige leeftijd ≒ Er wordt ook een DEXA aangevraagd: FN T-score: -3.3
  • 9. Fracture Calcula9on Tool (FRAX) hGp://www.shef.ac.uk/FRAX/
  • 10. Fracture Risk Calculator van Garvan hGp://www.garvan.org.au/bone-足fracture-足risk/ Dubbo Osteoporosis Epidemiology Study: n=2500 men and women > 60 started in 1989
  • 12. Tot op welke leeftijd zijn de verschillende anti-osteoporose medicamenten onderzocht m.b.t. fractuurreductie?
  • 13. Literatuuroverzicht heupfractuurreductie Studies: prospectief, gerandomiseerd, dubbelblind, fractuur eindpunt (na = niet aangetoond) BOTAFBRAAK REMMERS Leeftijd Aantal pati谷nten RR over 1-3j Alendronaat FIT 1 55-81 2027 51% FIT2 54-81 4432 56% (4j) Raloxifen MORE 31-80 7705 na Ibandronaat BONE 55-80 2946 na Risedronaat HIP 70-79 5445 40% 80-85 3886 NS Zoledronaat HORIZON 65-89 3886 41% Denosumab (Freedom) 60-90 7868 40% ANABOLICA Fracture Prevention Trial (PTH1-34) 55-80 1637 na TOP trial (PTH 1-84) 45-94 2532 na DUBBELE WERKING Strontiumranelaat TROPOS 74-100 1977 36%* *posthoc
  • 14. Hip Intervention Program Primair eindpunt: heupfractuurincidentie McClung, Geusens Piet et al, NEJM 2001 l 9497 postmenopauzale vrouwen; placebo of risedronaat (2.5 mg/ dag, 5 mg/dag) voor 3 jaar; bij inclusie 2 groepen: lage BMD (groep 1) of valrisicofactoren (groep 2) l 1000 mg Ca en tot 500 IE vit. D/ dag indien 25(OH)D3 < 40 nmol/l Groep 1 Groep 2 Lage Botmassa Klinische Risicofactoren 70-79 jaar oud > 80 jaar oud Femurhals T-Score < - 4 geen BMD vereiste of en > 1 Risicofactoren Femurhals T-Score < - 3 of plus >1 Risicofactoren Femurhals T-Score < - 4
  • 15. Heupfractuurreductie in hele studiepopulatie (Groep 1 en 2) Controle Risedronaat 5 mg 5 4 30% pati谷nten (% ) p=0,02 3 2 1 0 0 6 12 18 24 30 36 Maanden 232 pati谷nten met een heupfractuur
  • 16. Risedronaat en heupfractuurincidentie (-40%) bij osteoporotische vrouwen (groep 1) McClung et al, NEJM 2001
  • 17. Risedronaat en heupfractuurincidentie bij vrouwen (80+) met alleen valrisicofactoren 6 Patients with Hip Fracture (%) 5 -8% Control NS 4 3 2 Risedronate 1 0 0 12 24 36 Month 131 pa9谷nten met heupfractuur McClung M, Geusens P. et al, NEJM, 2001, 333
  • 18. Heupfractuurreductie in groep boven de 80 jaar (groep 2) (voornamelijk geincludeerd o.b.v. valrisicofactoren; slechts 16% o.b.v. lage BMD) Control RIS 12 25% CI=(-31,57%) 10 p=0.14 8% % incidence 8 CI=(-35,36%) 8% 6 p=ns CI=(-80,35%) p=0.75 4 43/1313 78/2573 21/316 31/625 22/997 47/1948 2 0 Group 2 Low BMD Risk Factors
  • 19. Klinische risicofactoren: voornamelijk valgerelateerd bij inclusie (Groep 2) Het hebben van minimaal 1 risicofactor was genoeg voor inclusie in de studie! Klinische risicofactoren: 84% moeilijkheden met staan l 34% onzekere l gang 31% trauma l na val in de afgelopen 12 maanden 22% heupfractuur l moeder 13% eerder l doorgemaakte heupfractuur 11% lroken 27% Femurhals BMD < - 4: 16%
  • 20. Limitations HIP-study ≒ The individual risk factors were not recorded in sufficient detail ≒ Loss to follow-up was quite substantial (complete data only available in 58% of the participants) ≒ Those lost to follow-up had a higher prevalence of risk factors for fracture incl. being older, lighter and smoking more
  • 21. Fracture reduction by risedronate in elderly > 80 years Boonen S et al, JAGS, 2004 ≒ Risk for vertebral fractures: After 1 yr: -81%* *p<0.01 After 3 yr: -44%* ≒ Risk for non-vertebral fractures: - < 80 years: -21%* *p<0.01 - > 80 years: -14% Pooled analysis of data from 3RCTs: Hip Intervention Program (HIP), Vertebral Efficacy with Risedronate Therapy-Multinational (VERT-MN), and VERT-North America (NA): Placebo (n=688) or risedronate 5 mg/d (n=704) for up to 3 years
  • 22. Geen reductie non-vertebrale fracturen met risedronaat - It is possible that the reduced effect of treatment on non-vertebral fractures in pat > 80 may reflect the increasing influence of nonskeletal risk factors for these types of fractures, such as falling, with increasing age - In the current study, the frequency of comorbidities, including conditions likely to increase patients' risk of falling, was significantly higher in pat > 80 - Although falls in this age group were not assessed, it is likely that pat > 80 were at greater risk of falling because of their higher prevalence of comorbidities - It is also possible that this increase in fall risk may have offset the benefit of antiresorptive intervention on skeletal strength - Inadequate statistical power is likely to have contributed to the failure to demonstrate a significant effect. Under the assumption that the treatment effect in women > 80 would be similar to that in women younger than 80 (a 21% reduction in nonvertebral fracture risk), this trial had only 30% power to show an effect in these oldest patients
  • 23. Alendronaat en heupfractuur tussen 55 en 81 jaar Black et al, Lancet 1996
  • 24. Fractuurpreventie met alendronaat volgens leeftijd Heup: RR: 00.47 Hip RR: .47 Clinical spine RR:RR: 0.55 Klinische wervel: 0.55 Pols: RR: 0.69 Wrist RR: 0.69 Alle: RR: 00.60 All RR: .60 Hochberg M, Geusens P, et al, JBMR, 2005, 971
  • 25. Strontiumranelaat en heupfractuurrisico bij pati谷nten (> 74 jaar en T-score < -3; n=1977, 40% TROPOS) Patients (%) N = 1977 12 10 placebo 8 RR: - 36% 6 * 4 Strontium ranelaat 2 0 Months 0 6 12 18 24 30 36 42 ITT, over 3 jaar: RR = 0.64 95% CI [0.412;0.997] * P= 0.046 Kaplan-Meier, Cox Model Rizzoli R. et al, Osteoporosis Int 2004; 15 (Suppl. 1):OC39
  • 26. Niet-足wervel fractuureduc0e bij pa0谷nten tussen 80 en 100 jaar oud (n=1488, SOTI en TROPOS gepooled) Ten gunste van strontiumranelaat RR Na 1 jaar NNT=36 - 41% Alle niet-wervel fracturen P=0.027 Na 3 jaar NNT=18 - 31% Alle niet-wervel fracturen P=0.011 Na 5 jaar NNT=25 - 26% Alle niet-wervel fracturen P=0.019 0 0.5 1 1.5 t.o.v. placebo Seeman E et al. Osteoporos Int. 2006;18:1-13 (OC39).
  • 27. Denosumab: baseline Characteris0cs of the Subjects Cummings SR et al. N Engl J Med 2009;361:756-765
  • 28. Reduction of hip fracture risk is age-dependent The FREEDOM Trial post-hoc analyses by age In the FREEDOM study the risk of vertebral fracture was reduced in the overall study population by 68% (p<0.001) and the risk of hip fracture reduced by 40% (p =0.04) General Incidence Vertebral fracture Hip fracture Placebo Denosumab Vertebral Fractures Hip Fractures 400 General population Incidence per 10,000 women per year 300 200 100 0 Adapted from Rizzoli R. et al. Osteoporosis Intl Supl 2010 abstract P841; Adapted from Sambrook P & Cooper C. Lancet 2006;367:2010-2018 Boonen S et al J Clin Endocrinol Metab. 2011 Jun;96(6):1727-36
  • 29. Incidentie tweede heupfractuur? De cumulatieve incidentie van een tweede heupfractuur is: 5% in het eerste jaar na de eerste heupfractuur 8% in het tweede jaar na de eerste heupfractuur Lonnroos et al. Osteoporos Int 2007
  • 30. Afname mortaliteit met zoledronaat na heupfractuur (Lyles et al., N Engl J Med 2007;357)
  • 31. Conclusies over effectiviteit bij ouderen ≒ Risedronaat geen duidelijk effect op heupfracturen en non- vertebrale fracturen boven de 80 jaar aangetoond ≒ Alendronaat heeft een effect op fractuurreductie (non)-vert./ heup) aangetoond tot 85 jaar ≒ Zoledronaat heeft een effect op fractuurreductie (non)vert./ heup) aangetoond tot 94 jaar ≒ Denosumab heeft alleen een effect op heupfractuurreductie boven de 75 jaar (niet bij <75 jaar). Tot 90 jaar effectief mbt (non)vertebrale # ≒ Strontiumranelaat heeft bij 74-plussers met een BMD < -3 heupfractuurreductie aangetoond, en van (non)-vertebrale # tot 100 jaar ≒ Fractuurreductie-effecten anti-osteoporose middelen lijken niet negatief te worden be誰nvloed door frequente valincidenten en kunnen dus ook bij die groep worden ingezet